dashboard Abarth 500 2020 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2020, Model line: 500, Model: Abarth 500 2020Pages: 204, PDF Size: 3.53 MB
Page 88 of 204

96) 97) 98) 99) 100) 101) 102) 103) 104) 105) 106)
107)
BELANGRIJK
91)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de
dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats
nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons)
op het dashboard aan passagierszijde,
omdat deze het correct openen van de
airbag kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen verwonden.
92)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met uw bovenlichaam
over het stuurwiel gebogen, maar zit
rechtop met uw rug stevig tegen de
rugleuning.93)Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de passagiersstoel van
auto's met een actieve passagiersairbag.
Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag dodelijk letsel van het kind tot gevolg
hebben. Daarom moet de passagiersairbag
altijd uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet de
voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
94)Een storing van het lampje
wordt
aangegeven door weergave van het
symbool
op het display. In dat geval
kan het lampjeeen eventueel probleem
met het airbagsysteem misschien niet
aangeven. Laat het systeem onmiddellijk
controleren door het Abarth
Servicenetwerk alvorens verder te rijden.95)Het
lampje van de airbag geeft de
status aan van de passagiersbescherming.
Als het lampje uit is, is de zijairbag van de
passagier actief: gebruik het
instellingenmenu om deze zijairbag uit te
schakelen (in dat geval gaat de led
branden). Wanneer de motor wordt gestart
(sleutel in stand MAR), brandt het
waarschuwingslampje gedurende ongeveer
8 seconden, als ten minste 5 seconden
na de vorige uitschakeling zijn verstreken.
Als dit niet het geval is, neem dan contact
op met het Abarth Servicenetwerk. Als
de motor binnen 5 seconden opnieuw
wordt in-/uitgeschakeld, kan het
waarschuwingslampje gedoofd blijven.
Controleer in dit geval de correcte werking
van het lampje, zet de motor af, wacht
minstens 5 seconden en start de motor
weer. Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.
96)Als, wanneer de contactsleutel naar
MAR wordt gedraaid, het
lampje niet
gaat branden of blijft branden tijdens
het rijden, dan is er mogelijk een storing in
de veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspanners niet
in werking treden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen,
onbedoeld in werking treden. Laat het
systeem onmiddellijk controleren door het
Abarth Servicenetwerk alvorens verder
te rijden.
86
VEILIGHEID
Page 89 of 204

97)In sommige versies gaat in het geval
van een storing van de led(bevindt zich
op de plaat van het instrumentenpaneel),
het lampje
op het instrumentenpaneel
branden en worden de airbags aan de
passagierszijde uitgeschakeld.
98)Dek de rugleuning van de voorstoelen
niet af met extra kleden als deze uitgerust
zijn met zijairbags.
99)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Abarth
Servicenetwerk controleren.100)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al
staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij
een botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud tevens dat als de sleutel in de
stand STOP staat, bij een ongeval geen
enkel veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd wordt. In dat
geval duidt de uitgebleven activering niet
op een storing van het systeem.
101)Als de contactsleutel in stand MAR
gedraaid is, gaat het waarschuwingslampje
gedurende enkele seconden branden,
vervolgens als de passagiersairbag actief is
moet het doven.
102)Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in een
automatisch wasapparaat).103)De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
104)Hang geen harde voorwerpen aan de
kledinghaken of de steunhandgrepen.
105)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden ingeschakeld bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden de inzittenden in die
gevallen uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
106)Steun niet met het hoofd, de armen of
de ellebogen tegen het portier, de ruiten
of in het gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.
107)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.
108)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig
letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.
87
Page 96 of 204

BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaande auto en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en
geef geleidelijk gas.
Houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat
met een draaiende motor.
Om de werking van de koppeling te
sparen mag men het gaspedaal niet
gebruiken om de auto stil te houden
(bijv. bij stilstand op een helling); door
oververhitting kan de koppeling
beschadigd raken. Gebruik in dit geval
het rempedaal of de handrem en
bedien het gaspedaal alleen als u klaar
bent om weg te rijden.
Gebruik alleen de 2eversnelling voor
meer controle over de auto als op een
wegdek met weinig grip wordt
weggereden.
Als de 1eversnelling moet worden
gekozen terwijl de achteruitversnelling
(R) is ingeschakeld of andersom, doe
dat dan alleen als de auto volledig
stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.
Ook al wordt het beslist afgeraden,
zal als het om onvoorziene redenen
nodig mocht zijn om, terwijl men een
helling afrijdt, de auto in de vrijstand (N)
te zetten, het systeem bij een
schakelverzoek automatisch de beste
versnelling op basis van de
voertuigsnelheid kiezen, om het
motorkoppel op de juiste manier op de
wielen over te brengen.
Indien nodig kan de 1eversnelling,
de achteruitversnelling (R) of de
vrijstand (N) worden ingeschakeld terwijl
de motor is uitgeschakeld, de sleutel
op AVV staat en de rem is ingetrapt. In
dit geval moet er minstens 5 seconden
gewacht worden voordat er opnieuw
wordt geschakeld om beschadiging van
het hydraulische systeem en met name
de pomp te voorkomen.
Door het gaspedaal snel volledig in
te trappen kan “sportief” worden
weggereden.
Door bij het wegrijden op een helling
geleidelijk en vervolgens volop gas te
geven na de handrem of het rempedaal
te hebben losgelaten, kan de motor
op een hoger toerental draaien en
kunnen steile hellingen met een
merkbaar hoger koppel worden
opgereden.
BELANGRIJK
22)Door onjuist gebruik van de hendels
(hendels naar het dashboard geduwd)
kunnen deze afbreken.
94
STARTEN EN RIJDEN
Page 110 of 204

maak de lamp los uit de contacten
aan de zijkant en vervang hem;
monteer de nieuwe lamp en zorg
voor een optimale vergrendeling tussen
de contacten;
monteer het lampenglas weer.
BELANGRIJK
120)Wegens het hoge voltage mag een
gasontladingslamp (Xenon) alleen door
ervaren personeel vervangen worden:
levensgevaar! Neem contact op met het
Abarth Servicenetwerk.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
121) 122) 123) 124) 125) 126)
Om het vervangen van zekeringen te
vergemakkelijken, het tangetje
gebruiken dat in het deksel van de
zekeringenkast is vastgeklemd op de
linkerzijde van het dashboard.
Voor een overzicht van de zekeringen
wordt verwezen naar de
zekeringentabel in de volgende
pagina’s.
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
Zekeringenkast in dashboard
Deze zekeringen zijn toegankelijk
wanneer de geklemde kap 5 fig. 95
wordt verwijderd.
De 5 A-zekering voor het ontwasemen
van de buitenspiegels bevindt zich in de
zone van de diagnosestekker, zoals
afgebeeld in fig. 96.
De zekeringenkast afgebeeld in fig. 98
bevindt zich in het onderste gedeelte
naast de pedalengroep.Zekeringenkast in
motorruimte
De zekeringenkast bevindt zich aan de
rechterkant van de motorruimte, naast
de accu. Ga als volgt te werk om een
zekering te vervangen:
haal de schroef 1 fig. 97 volledig
aan;
draai tegelijk de schroef langzaam
linksom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
95AB0A0291C
96AB0A0317C
108
NOODGEVALLEN
Page 112 of 204

ZEKERINGENKAST IN DASHBOARD
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE
Hoogteregeling koplampen F13
5(*)
Diagnosestekker, Uconnect, klimaatregeling, EOBD F36 15
Remlichtschakelaar, knooppunt instrumentenpaneel F37 5
Centrale portiervergrendeling F38 15
Pomp ruitensproeiers/achterruitsproeier F43 15
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
(*) (waar aanwezig)
98AB0A0106C
110
NOODGEVALLEN
Page 116 of 204

"Fix&go"-KIT
127) 128)
28)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit fig.
100 bevindt zich in de bagageruimte,
in een specifieke doos, en omvat:
een busje 1 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3 met
daarop het opschrift “Max. 80 km/h”
die na reparatie van de band op een
goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor 2;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;
een paar handschoenen in het
compartiment van de vulleiding van het
flesje 4.
REPARATIEPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
de procedure op veilige wijze
uitgevoerd kan worden. De grond moet
zo mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de parkeerrem
in;
trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt (houd
u in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
Plaats het busje 1 met afdichtmiddel
in de daarvoor bestemde ruimte in de
compressor 2 en druk het hard omlaag
fig. 100. Verwijder de sticker met de
indicatie van de snelheid 3 en plak deze
op een duidelijk zichtbare plaats fig.
101;
doe de handschoenen aan;
verwijder de dop van het ventiel van
de lekke band en sluit de transparante
leiding voor de afdichtingsvloeistof 4
aan en maak deze goed vast fig. 100.
Indien een busje van 250 mm aanwezig
is, is de behuizing van de transparante
leiding voorzien van een verwijderbare
ring om het uitnemen te
vergemakkelijken. Zorg ervoor dat de
AAN-UIT-knop 5 fig. 102 in de uit-stand
staat (knop niet ingedrukt);
100AB0A0419C101AB0A0423C
102AB0A0421C
114
NOODGEVALLEN
Page 124 of 204

ONDERHOUDSSCHEMA
WAARSCHUWING: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende
interval verstrijken!
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Conditie/slijtage banden controleren en bandenspanning,
indien nodig, herstellen. Controleer de voorwaarden/
verloopdatum van de "Fix&Go”-kit (indien aanwezig)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen (1)
Uitlaatgasemissie controleren
Gebruik de diagnoseaansluiting om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren en, waar aanwezig, de
verslechtering van de motorolie
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
122
ONDERHOUD EN ZORG