display Abarth Grande Punto 2007 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2007, Model line: Grande Punto, Model: Abarth Grande Punto 2007Pages: 210, PDF Size: 3.42 MB
Page 23 of 210

22
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Autoclose
(Centrale portiervergrendeling bij
rijdende auto)
Als deze functie is ingeschakeld (On), wor-
den de portieren automatisch vergrendeld
als de auto sneller rijdt dan 20 km/h.
De functie is op alle uitvoeringen aanwe-
zig en kan alleen worden uitgeschakeld via
het multifunctionele display of het instel-
bare multifunctionel display.
Ga voor het in- of uitschakelen van deze
functie als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnt een submenu;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling;
– druk op de knop + of –om de keuze uit
te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het scherm van het
submenu of houd de knop even ingedrukt
om terug te keren naar het scherm van het
hoofdmenu zonder op te slaan;
– druk nogmaals lang op de knop MENU
ESC om terug te keren naar het begin-
scherm of het hoofdmenu, afhankelijk van
waar u zich in het menu bevindt. Meeteenheid
(Meeteenheid instellen)
Met deze functie kunnen de meeteenhe-
den worden ingesteld in drie submenu’s:
“Afstand”, “Verbruik” en “Temperatuur”.
Ga voor het instellen van de gewenste
meeteenheid als volgt te werk:
– druk kort op de knop
MENU ESC; op
het display verschijnen de drie submenu’s;
– druk op de knop + of –om tussen de
drie submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het submenu
dat u wilt wijzigen, kort op de knop
MENU ESC;
– als u in het submenu “Afstand” zit: druk
kort op de knop MENU ESC; op het dis-
play wordt “km” of “mijl” weergegeven,
afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop + of –om de keuze uit
te voeren;
– als u in het submenu “Verbruik” zit: druk
kort op de knop MENU ESCop het dis-
play wordt “km/l”, “l/100km” of “mpg”
weergegeven, afhankelijk van de instelling; Als de meeteenheid afstand is ingesteld op
“km”, kan de meeteenheid verbruik wor-
den ingesteld op ‘’km/l’’ of ‘’l/100 km’’.
Als de meeteenheid afstand is ingesteld op
“mijl”, geeft het display de hoeveelheid
verbruikte brandstof aan in “mpg”.
– druk op de knop +
of –om de keuze uit
te voeren;
– als u in het submenu “Temperatuur” zit:
druk kort op de knop MENU ESC; op
het display wordt “°C” of “°F” weerge-
geven, afhankelijk van de instelling;
– druk op de knop + of –om de keuze uit
te voeren;
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MENU ESCom terug
te keren naar het scherm van het submenu
of houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het scherm van het hoofd-
menu zonder op te slaan.
– druk nogmaals lang op de knop
MENU ESC om terug te keren naar het
beginscherm of het hoofdmenu, afhanke-
lijk van waar u zich in het menu bevindt.
Page 24 of 210

23
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Taal (Taal instellen)
U kunt de taal van het display instellen: Ita-
liano, Türkçe, Nederlands, Português,
Polski, Français, Español, English, Deutsch.
Ga om de gewenste taal in te stellen als
volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de ingestelde “taal”;
– druk op de knop + of –om de keuze uit
te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan. Volume waarschuwingen
(Volumeregeling
waarschuwingszoemer)
Het volume van het akoestische signaal
(buzzer) dat klinkt voor het melden van
een storing of waarschuwing, kan ingesteld
worden op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop
MENU ESC; op
het display knippert het “niveau” van het
ingestelde volume;
– druk op de knop + of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan. Volume toetsen
(Volumeregeling toetsen)
Het akoestische signaal dat klinkt bij het
indrukken van de knoppen MENU ESC,
+
en –, kan worden ingesteld op 8 niveaus.
Ga voor het instellen van het gewenste
volume als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert het “niveau” van het
ingestelde volume;
– druk op de knop + of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.
Buzz. Gordels (Herinschakeling
buzzer voor melding SBR-
systeem)
De functie wordt alleen weergegeven als
het SBR-systeem door de Abarth-dealer
is uitgeschakeld (zie de paragraaf “SBR-sys-
teem” in het hoofdstuk “Veiligheid”).
Page 25 of 210

24
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Service
(Geprogrammeerd onderhoud)
Met deze functie kan worden weergege-
ven hoeveel kilometers nog resteren
voordat een servicebeurt moet worden
uitgevoerd.
Ga voor het raadplegen van deze aanwij-
zingen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert de afstand in km of mijl,
afhankelijk van de instelling (zie de paragraaf
“Meeteenheid afstand”);
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm.
Opmerking Het “Geprogrammeerd on-
derhoudsschema” voorziet elke 30.000
km (18.000 mijl) of iedere 20.000 km
(12.000 mijl) in een servicebeurt; deze
weergave verschijnt automatisch als de
sleutel in stand MAR staat, vanaf 2.000 km
(of gelijke waarde in mijl). De weergave
wordt elke 200 km (of gelijke waarde in
mijl) opnieuw weergegeven. Onder de 200
km wordt de weergave met kleinere in-
tervallen weergegeven. De weergave is af-
hankelijk van de ingestelde meeteenheid
in km of mijl. Als u dicht bij de volgende
servicebeurt bent en u de contactsleutel
in stand MAR draait, verschijnt op het dis-
play het opschrift “Service” gevolgd door
het aantal kilometers/mijlen dat resteert
tot de volgende servicebeurt. Wendt u tot de Abarth-dealer voor het uitvoeren van
de werkzaamheden van het “Onder-
houdsschema” en voor het op nul zetten
van deze weergave (reset).
Bag passagier
Inschakeling/Uitschakeling
van de frontairbag en zij-airbag
(sidebag-indien aanwezig) aan
passagierszijde
Met deze functie kan de airbag aan passa-
gierszijde worden in- en uitgeschakeld.
Ga als volgt te werk:
– druk op de knop
MENU ESCen druk,
na het verschijnen op het display van het
bericht (Bag pass: Off) (voor uitschakelen)
of het bericht (Bag pass: On) (voor in-
schakelen) door op de knop
+ of –te drukken, nogmaals op de knop
MENU ESC;
– op het display verschijnt het bericht om
de instelling te bevestigen;
– selecteer door het indrukken van de
knop +of –(Ja) (voor bevestiging van de
inschakeling/uitschakeling) of (Nee) (om
te annuleren); – druk kort op de knop
MENU ESC; er
verschijnt een bevestiging van de gekozen
instelling en er wordt teruggekeerd naar
het menuscherm of, wanneer de knop
even ingedrukt wordt gehouden, naar het
beginscherm zonder op te slaan.
MENU ESC
F0M2010i
F0M2008i
F0M2009i
MENU ESC
+
–
+ –
Page 27 of 210

26
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
“Trip B”, alleen aanwezig op het multi-
functionele display, geeft informatie over:
– Afgelegde afstand B
– Gemiddeld verbruik B
– Gemiddelde snelheid B
– Reistijd B.
Opmerking De functie “Trip B” kan
worden uitgeschakeld (zie de paragraaf
“Trip B”). De gegevens “Autonomie” en
“Huidig verbruik” kunnen niet op nul wor-
den gezet. Gemiddeld verbruik
Geeft globaal het gemiddelde brandstof-
verbruik aan vanaf het begin van een nieu-
we rit.
Huidig verbruik
Geeft doorlopend de wijziging in het
brandstofverbruik aan. Als de auto stilstaat
met draaiende motor wordt
“- - - -” op het display weergegeven.
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid van de au-
to aan op basis van de tijd die verstreken
is vanaf het begin van een nieuwe rit.
Reistijd
Geeft de verstreken tijd aan vanaf het be-
gin van een nieuwe rit.
BELANGRIJK Als er geen informatie is,
verschijnt bij alle functies op de Trip com-
puter de aanduiding “- - - -” in plaats van
de waarde. Wanneer de normale werking
weer hersteld is, worden de waarden van
de functies weer op normale wijze weer-
gegeven. De waarden die voor de storing
werden weergegeven, worden niet op nul
gezet en er wordt geen nieuwe rit be-
gonnen.
Weergegeven gegevens
Autonomie (actieradius)
Geeft het aantal kilometers aan dat nog
gereden kan worden met de brandstof
in de brandstoftank, waarbij ervan uit
wordt gegaan dat de rijstijl niet verandert.
Op het display verschijnt de indicatie “- -
- -” als:
– de actieradius kleiner is dan 50 km (of
30 mijl)
– de auto langere tijd met draaiende mo-
tor stilstaat.
BELANGRIJK De waarde van de actie-
radius kan door verschillende factoren
worden beïnvloed: rijstijl (zie de paragraaf
“Rijstijl” in het hoofdstuk “Starten en rij-
den”), type traject (snelwegen, stad, ber-
gen enz.), gebruiksomstandigheden van de
auto (vervoerde lading, bandenspanning
enz.). Houd hier bij het plannen van een
reis rekening mee.
Afgelegde afstand
Geeft de afstand aan die de auto heeft af-
gelegd vanaf het begin van een nieuwe rit.
Page 28 of 210

27
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Bedieningsknop TRIP fig. 20
Met de knop TRIP, aan het uiteinde van
de rechter hendel, krijgt u, als de con-
tactsleutel in stand MAR staat, toegang
tot de hiervoor beschreven gegevens en
kunnen de gegevens op nul worden gezet
om een nieuwe rit te beginnen:
– kort indrukken voor weergave van de
verschillende gegevens;
– even ingedrukt houden voor het op nul
zetten (reset) en het beginnen van een
nieuwe rit. Nieuwe rit
Begint als een reset is uitgevoerd:
– “handmatig” door de gebruiker d.m.v.
het indrukken van de betreffende knop;
– “automatisch” wanneer de “afgelegde af-
stand” de waarde 3999,9 km of 9999,9 km,
afhankelijk van het geïnstalleerde display,
bereikt of wanneer de “reistijd” de waarde
99.59 (99 uur en 59 minuten) bereikt;
– iedere keer als de accu losgekoppeld is
geweest.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet
terwijl het scherm van “Trip A” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip A” op nul gezet.
BELANGRIJK Als u het systeem op nul zet
terwijl het scherm van “Trip B” wordt
weergegeven, dan worden alleen de ge-
gevens van “Trip B” op nul gezet.
fig. 20F0M0020m
Procedure voor het begin van een
rit
Voor het op nul zetten (reset) moet u,
met de sleutel in stand
MAR, langer dan
2 seconden op de knop TRIP drukken.
Trip verlaten
De functie Trip verlaten: houd de knop
MENU ESC langer dan 2 seconden in-
gedrukt.
Page 41 of 210

40
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AUTOMATISCHE
TWEEZONE-
KLIMAATREGELING
(indien aanwezig)
BESCHRIJVING
De automatische tweezone-klimaatrege-
ling regelt de temperatuur en de lucht-
verdeling in het interieur in twee zones:
bestuurders- en passagierszijde. De tem-
peratuurregeling is gebaseerd op “gevoels-
temperatuur”: d.w.z. dat het systeem con-
tinu werkt om het comfort in het interi-
eur constant te houden en eventuele ver-
schillen in de weersomstandigheden bui-
ten te compenseren, ook zonnestraling
(gesignaleerd door een zonnestralings-
sensor).
De automatisch gecontroleerde parame-
ters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters
aan bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒luchtverdeling naar de uitstroomope-
ningen aan bestuurderszijde/passa-
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling van
de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor
koelen en drogen van de lucht);
❒luchtrecirculatie. Deze functies kunnen handmatig worden
gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt
regelen door naar wens een of meer func-
ties te selecteren en te wijzigen. Op deze
manier worden de functies die handma-
tig zijn gewijzigd niet langer automatisch
door het systeem geregeld. Het systeem
grijpt alleen in om veiligheidsredenen. De
handmatige instellingen hebben voorrang
boven de automatische instellingen en blij-
ven in het geheugen opgeslagen totdat de
gebruiker de regeling weer overlaat aan
de automatische werking door de knop
AUTO
in te drukken, behalve in de ge-
vallen dat het systeem om veiligheidsre-
denen ingrijpt. Als handmatig een functie
wordt ingesteld, blijven de andere functies
echter automatisch geregeld. De luchtop-
brengst in het interieur is onafhankelijk van
de snelheid van de auto omdat de lucht-
opbrengst elektronisch geregeld wordt
door de aanjager. De luchttemperatuur in
het interieur wordt altijd automatisch ge-
regeld op basis van de ingestelde tempe-
raturen op de displays van de bestuurder
en de passagier voor (behalve als het sys-
teem is uitgeschakeld of in enkele om-
standigheden als de compressor is uitge-
schakeld). De volgende parameters en functies kun-
nen handmatig worden ingesteld en ge-
wijzigd:
❒temperatuur bestuurderszijde/passa-
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in zeven standen (be-
stuurder/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden regeling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakelen van het systeem.
Page 42 of 210

41
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 34
A drukknop voor inschakelen functie
MONO (voor gelijkstellen ingestelde
temperaturen) bestuurder/passagier;
B drukknop voor in-/uitschakelen airco-
compressor;
C drukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie;
D display met informatie over aircondi-
tioning;
E drukknop voor uitschakelen aircon-
ditioning; L
verhogen/verlagen aanjagersnelheid;
M drukknop voor instellen luchtverdeling
aan bestuurderszijde;
N drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking) en
draaiknop voor regelen temperatuur
aan bestuurderszijde.
GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manie-
ren worden ingeschakeld, maar wij raden
u aan te beginnen met het indrukken van
een van de knoppen AUTOen ver-
volgens de draaiknoppen te draaien om op
het display de gewenste temperaturen in
te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor verschil-
lende temperatuurwaarden instellen. Het
maximaal toegestane verschil is 7 °C.
Op deze wijze begint het systeem geheel
automatisch te werken, zodat zo snel
mogelijk de ingestelde temperaturen
worden bereikt. Het systeem regelt de tem-
peratuur, de luchthoeveelheid, de luchtver-
deling in het interieur, de recirculatiefunc-
tie en het inschakelen van de airco-
compressor.
fig. 34F0M0039m
Fdrukknop voor inschakelen functie MAX-
DEF(snelle ontdooiing/ontwaseming
voorruit en zijruiten voor);
G drukknop voor in-/uitschakelen ach-
terruitverwarming;
H drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking) en
draaiknop voor regelen temperatuur
aan passagierszijde;
I drukknop voor instellen luchtverdeling
aan passagierszijde;
Page 43 of 210

42
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem, moeten alleen de volgen-
de functies eventueel handmatig worden in-
geschakeld:
❒MONO, om de ingestelde tempera-
tuur en de luchtverdeling aan bestuur-
ders- en passagierszijde voor gelijk te
stellen;
❒•, luchtrecirculatie, om de recir-
culatie altijd in- of uitgeschakeld te
houden;
❒ -, voor een snelle ontwaseming/ont-
dooiing van de ruiten voor, de achter-
ruit en de buitenspiegels;
❒(, voor het ontwasemen/ontdooien
van de achterruit en de buitenspiegels.
Tijdens de volledig automatische werking
van het systeem kunt u op ieder moment
de ingestelde temperaturen, de luchtver-
deling en de aanjagersnelheid wijzigen
m.b.v. de desbetreffende knoppen: het sys-
teem zal automatisch de eigen instellingen
wijzigen en aanpassen aan de nieuwe in-
stellingen. Als tijdens de volledige automatische wer-
king (FULL AUTO) de luchtverdeling
en/of de luchtopbrengst gewijzigd worden
en/of de inschakeling van de compressor
en/of de recirculatie, dan verdwijnt het op-
schrift FULL. Op deze manier blijft het
systeem alle functies automatisch regelen,
behalve de functies die handmatig zijn ge-
wijzigd. De aanjagersnelheid is voor alle
zones in het interieur gelijk.
Draaiknoppen voor regeling
luchttemperatuur H - N
Als u de knoppen naar rechts of naar links
draait, verhoogt of verlaagt u de luchttem-
peratuur respectievelijk in het gedeelte
linksvoor (draaiknop N ) en rechtsvoor
(draaiknop H) van het interieur. Omdat het
systeem het klimaat in twee zones in het in-
terieur regelt, kunnen de bestuurder en de
passagier voor verschillende temperatuur-
waarden instellen. Het maximaal toegesta-
ne verschil is 7 °C. De ingestelde tempera-
turen worden op het display weergegeven
dicht bij de knoppen. Als u de knop A (MO-
NO) indrukt, wordt de temperatuur aan
bestuurders- en passagierszijde voor auto-
matisch gelijkgesteld, waarna u de tempe-
ratuur in de twee zones met de draaiknop
N aan bestuurderszijde kunt regelen. De ge-
scheiden regeling van de temperatuur en de
luchtverdeling wordt automatisch weer her-
vat, als u de draaiknop H draait of nogmaals
op de knop A (MONO) drukt als het lamp-
je op de knop brandt. Als u de knoppen helemaal naar rechts of
links draait, wordt respectievelijk de func-
tie
HI (maximale verwarming) of LO
(maximale koeling) ingeschakeld.
Voor het uitschakelen van deze twee func-
ties is het voldoende om de tempera-
tuurknop te draaien en de gewenste tem-
peratuur in te stellen.
Drukknoppen voor de
luchtverdeling voor I-M
Als u op een van deze knoppen drukt,
kunt u handmatig voor de linker- en de
rechterzijde in het interieur een van de ze-
ven instellingen voor de luchtverdeling kie-
zen:
NLucht uit de luchtroosters van de
voorruit en de zijruiten voor voor ont-
dooiing/ontwaseming van de ruiten.
˙Lucht uit de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dash-
board voor een koele luchtstroom op
het lichaam en het gezicht bij warm
weer.
OLucht uit de luchtroosters van de
beenruimten voor en achter. Met de-
ze luchtverdeling kan in een zo kort
mogelijke tijd de lucht in het interieur
worden verwarmd, omdat warme
lucht opstijgt. Dit geeft snel een
behaaglijk gevoel.
Page 44 of 210

43
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
˙Lucht uit de luchtroosters in de been-
Oruimten voor en achter (warmere
lucht) en de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dash-
board (koelere lucht). Deze luchtver-
deling is bijzonder nuttig in de gema-
tigde seizoenen (voor- en najaar) als
de zon schijnt.
NLucht uit de luchtroosters in de been-
Oruimten en de luchtroosters voor
ontwaseming/ontdooiing van de voor-
ruit en zijruiten voor. Deze luchtver-
deling zorgt voor een goede verwar-
ming van het interieur en voorkomt
het eventuele beslaan van de ruiten.
NLucht uit de luchtroosters voor
˙ontwaseming/ontdooiing van de voor-
ruit en de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard. Deze luchtverdeling zorgt
voor een luchtstroom naar de voor-
ruit bij zonnestraling.
NLucht uit alle luchtroosters in de auto.
˙
O
Bij FULL AUTO regelt het systeem
automatisch de luchtverdeling. Het sys-
teem kiest de beste luchtverdeling op
basis van de klimatologische omstandig-
heden. Bij FULL AUTO zijn de lampjes
van de luchtverdeling gedoofd. De luchtverdeling, als deze handmatig is
ingesteld, wordt aangegeven door een
brandend lampje op de geselecteerde
knoppen. Als een gecombineerde functie
is ingesteld en er een knop wordt inge-
drukt, dan wordt ook de functie van die
knop ingeschakeld. Als daarentegen een
knop van een reeds ingestelde functie
wordt ingedrukt, dan wordt die functie
uitgeschakeld (het betreffende lampje
dooft). Voor het hervatten van de auto-
matische werking van de luchtverdeling na
een handmatige instelling, moet de knop
AUTO
worden ingedrukt.
Als de bestuurder kiest voor luchtverde-
ling naar de voorruit, wordt ook de lucht-
stroom aan passagierszijde automatisch
naar de voorruit geleid. De passagier kan
vervolgens een andere luchtverdeling kie-
zen door de betreffende knoppen in te
drukken.
Drukknoppen voor regelen
aanjagersnelheid L
Als u op de knop pdrukt, wordt de aan-
jagersnelheid respectievelijk verhoogd of
verlaagd en daarmee de hoeveelheid lucht
die in het interieur wordt gevoerd om de
gewenste temperatuur te handhaven. De aanjagersnelheid wordt weergegeven
door verlichte staafjes op het display:
❒maximum aanjagersnelheid = alle staaf-
jes verlicht;
❒minimum aanjagersnelheid = één staaf-
je verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld,
maar alleen als u de aircocompressor hebt
uitgeschakeld met de knop B.
BELANGRIJK Voor het hervatten van de
automatische werking van de aanjager na
een handmatige instelling, moet de knop
AUTO worden ingedrukt.
Drukknoppen AUTO
(automatische werking) H-N
Als u de knop AUTO aan bestuurderszij-
de en/of passagierszijde voor indrukt, re-
gelt het systeem automatisch, in de be-
treffende zones, de hoeveelheid en de ver-
deling van de naar het interieur toege-
voerde lucht en worden alle voorafgaande
handmatige instellingen opgeheven. Dit
wordt aangegeven door het verschijnen van
het opschrift FULL AUTO op het display.
Als er een of meerdere handmatige instel-
lingen zijn uitgevoerd (luchtrecirculatie,
luchtverdeling, aanjagersnelheid of uitscha-
keling aircocompressor), dooft het op-
schrift FULL op het display om aan te ge-
ven dat het systeem niet langer alle functies
automatisch regelt (behalve de tempera-
tuur die altijd automatisch wordt geregeld).
Page 45 of 210

44
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als het systeem vanwege
handmatige instellingen de gewenste tem-
peratuur in de verschillende zones niet
meer kan garanderen en handhaven, knip-
pert de ingestelde temperatuur om aan te
geven dat het systeem een probleem heeft
gesignaleerd; na een minuut dooft het op-
schrift AUTO.
Voor het hervatten van de automatische
werking van het systeem na een handma-
tige instelling (een of meerdere), moet de
knop AUTO worden ingedrukt.
Drukknop MONO (gelijkstellen
ingestelde temperaturen en
luchtverdeling) A
Als u de knop MONO indrukt, wordt de
temperatuur aan bestuurderszijde en aan
passagierszijde voor automatisch gelijkge-
steld, waardoor u in de twee zones de-
zelfde temperatuur en de luchtverdeling
kunt instellen met de draaiknop aan be-
stuurderszijde. Met deze functie kan de
temperatuur in het interieur makkelijk ge-
regeld worden als alleen de bestuurder
in de auto zit. De gescheiden regeling van
de temperatuur en de luchtverdeling
wordt automatisch weer hervat als u de
draaiknop Hdraait voor de instelling van
de temperatuur aan passagierszijde voor
of nogmaals op de knop MONO drukt,
als het lampje op de knop brandt. Drukknop voor in-/uitschakelen
luchtrecirculatie C
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
❒automatisch ingeschakeld, door een van
de knoppen AUTO
in te drukken; het
symbool AUTOop het display naast het
autoprofiel brandt.
❒handmatig ingeschakeld (recirculatie al-
tijd ingeschakeld); het lampje op de
knop Cen het symbool í op het dis-
play branden;
❒handmatig uitgeschakeld (recirculatie al-
tijd uitgeschakeld met luchttoevoer van
buiten); lampje op de knop en het sym-
bool êop het display gedoofd. De re-
circulatie kan handmatig worden in-/uit-
geschakeld door op de recirculatieknop
C te drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kunnen (verwarming of koeling van het in-
terieur) de gewenste omstandigheden
sneller worden bereikt.
Het is echter niet raadzaam deze functie
handmatig in te schakelen op regenachti-
ge of koude dagen, omdat dan de ruiten
aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kun-
nen beslaan, vooral als de airconditioning
niet is ingeschakeld. Bij lage buitentemperaturen wordt de re-
circulatie uitgeschakeld (met luchttoevoer
van buiten) om het beslaan van de ruiten
te voorkomen.
Bij automatische werking wordt de recir-
culatie automatisch door het systeem ge-
regeld op basis van de externe klimato-
logische omstandigheden.
Als de handmatige werking van de recir-
culatie is ingesteld, dooft het opschrift
FULL
en verdwijnt AUTO van het sym-
bool op het display.
Bij lage buitentemperaturen
raden wij u aan om de recir-
culatiefunctie niet te gebruiken om-
dat hierdoor de ruiten sneller kunnen
beslaan.
ATTENTIE