display Abarth Grande Punto 2007 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2007, Model line: Grande Punto, Model: Abarth Grande Punto 2007Pages: 210, PDF Size: 3.42 MB
Page 46 of 210

45
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknop voor in-/uitschakelen
aircocompressor B
Als u op de knop
√drukt als het lampje
op de knop brandt, wordt de aircocom-
pressor uitgeschakeld en dooft het lamp-
je. Als u nogmaals op de knop drukt als
het lampje gedoofd is, wordt de inscha-
keling van de compressor weer automa-
tisch door het systeem geregeld; dit wordt
aangegeven door het gaan branden van het
lampje op de knop. Als u de aircocom-
pressor uitschakelt, wordt de recircula-
tie uitgeschakeld om het eventuele beslaan
van de ruiten te voorkomen.
Ook als het systeem de ingestelde tem-
peratuur kan handhaven, verdwijnt het op-
schrift FULL van het display. Als het sys-
teem de ingestelde temperatuur echter
niet meer kan handhaven, gaat de tempe-
ratuur knipperen en dooft ook het op-
schrift AUTO.
BELANGRIJK Met uitgeschakelde airco-
compressor is het niet mogelijk lucht in
het interieur te voeren met een tempe-
ratuur die lager is dan de buitentempera-
tuur; bovendien kunnen (in bijzondere
weersomstandigheden) de ruiten zeer snel
beslaan omdat de lucht niet gedroogd kan
worden. De uitschakeling van de airco-
compressor blijft in het geheugen opge-
slagen, ook na het afzetten van de motor.
U kunt de automatische regeling van de
aircocompressor weer inschakelen door
nogmaals de knop
√in te drukken of de
knop AUTO. Als bij uitgeschakelde compressor de bui-
tentemperatuur hoger is dan de ingestel-
de temperatuur, kan het systeem niet aan
de wens voldoen. Dit wordt als volgt aan-
gegeven: de ingestelde temperatuur knip-
pert enkele seconden op het display en
vervolgens dooft het opschrift
AUTO.
Als de compressor is uitgeschakeld, kan
de aanjagersnelheid handmatig op nul wor-
den gezet.
Als de compressor is ingeschakeld bij
draaiende motor, kan de aanjagersnelheid
niet lager zijn dan een minimale waarde
(één staafje verlicht).
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
voorruit en de zijruiten voor F
Als u deze knop indrukt, schakelt de kli-
maatregeling automatisch alle functies in
die noodzakelijk zijn voor het snel ont-
dooien/ontwasemen van de voorruit en
de zijruiten voor. D.w.z. dat het systeem:
❒de aircocompressor inschakelt wan-
neer de klimatologische omstandighe-
den dit toestaan;
❒de luchtrecirculatie uitschakelt;
❒de maximale luchttemperatuur HIop
beide displays instelt;
❒een aanjagersnelheid inschakelt op ba-
sis van de koelvloeistoftemperatuur, om
toevoer van nog te koude lucht voor de
ontwaseming van de ruiten te beperken;
❒de luchtstroom naar de luchtroosters
voor de voorruit en de zijruiten voor
leidt;
❒de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie voor snelle ont-
waseming/ontdooiing van de ruiten blijft
ongeveer 3 minuten ingeschakeld, nadat
de koelvloeistoftemperatuur de juiste
temperatuur heeft bereikt.
Als de functie voor snel ontdooien/ont-
wasemen is ingeschakeld, gaan het lamp-
je op de betreffende knop en het lampje
op de knop van de achterruitverwarming
branden.
Bovendien dooft het opschrift FULL AU-
TO op het display.
Als de functie voor maximaal ontwase-
men/ontdooien is ingeschakeld, kunnen al-
leen de aanjagersnelheid en de uitschake-
ling van de achterruitverwarming hand-
matig worden geregeld. Als u de knop
voor maximale ontdooiing/ontwaseming
indrukt, of de knoppen voor de luchtre-
circulatie of de uitschakeling van de com-
pressor of de knop AUTO, schakelt het
systeem de functie maximaal ontdooi-
en/ontwasemen uit en worden alle be-
drijfsomstandigheden van voor het in-
schakelen van de functie hersteld.
Page 47 of 210

46
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Drukknop voor snelle
ontwaseming/ontdooiing van de
achterruit en de buitenspiegels
(indien aanwezig) G
Als u deze knop indrukt, dan wordt de
achterruitverwarming ingeschakeld.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten auto-
matisch uit, of als opnieuw de knop wordt
ingedrukt. De functie wordt ook uitge-
schakeld als u de motor uitzet en blijft uit-
geschakeld als u de motor opnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-
re plaatjes op de elektrische weerstands-
draden aan de binnenzijde van de achter-
ruit, om beschadiging van de achterruit-
verwarming te voorkomen.
Systeem uitschakelen (OFF) E
Het systeem schakelt uit als u op de knop
E drukt. Als het systeem is uitgeschakeld:
❒zijn de temperatuurdisplays gedoofd;
❒is de recirculatie ingeschakeld, waarbij
geen lucht van buiten binnenkomt;
❒is de aircocompressor uitgeschakeld;
❒is de aanjager uitgeschakeld.
Ook als het systeem is uitgeschakeld, kan
de achterruitverwarming worden in-/uit-
geschakeld.
BELANGRIJK De regeleenheid van de kli-
maatregeling slaat de ingestelde tempera-
turen in het geheugen op voordat het sys-
teem wordt uitgeschakeld. Als u vervol-
gens op een willekeurige knop drukt (be-
halve de knop van de achterruitverwar-
ming), worden de functies weer hersteld.
Als de functie van de ingedrukte knop niet
was ingeschakeld voor de uitschakeling,
dan wordt deze functie ook geactiveerd;
als deze daarentegen was ingeschakeld,
blijft de functie gehandhaafd.
Als u de volledig automatische werking van
het systeem weer wilt inschakelen, druk
dan op de knop AUTO. HULPVERWARMING (indien
aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-
warming van het interieur bij koud weer.
De hulpverwarming schakelt automatisch
uit als de ingestelde temperatuur is be-
reikt.
Automatische tweezone-
klimaatregeling
De hulpverwarming schakelt automatisch
in nadat u de contactsleutel in stand MAR
hebt gezet.
Hulpverwarming en handbediende
airconditioning
De hulpverwarming wordt automatisch in-
geschakeld als u de draaiknop A
in het ro-
de gebied draait en de aanjager ten min-
ste op de eerste snelheid inschakelt (draai-
knop B).
BELANGRIJK De hulpverwarming werkt
alleen bij een lage buitentemperatuur en
een lage koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De hulpverwarming wordt
niet ingeschakeld als de accu onvoldoen-
de is opgeladen.
Page 49 of 210

48
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
RICHTINGAANWIJZERS fig. 36
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
❒omhoog (stand 1 ): inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
❒omlaag (stand 2 ): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het
controlelampje
Îof ¥.
De richtingaanwijzers schakelen automa-
tisch uit als de auto weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het
uitvoeren van een handeling waarvoor het
stuurwiel slechts weinig hoeft te worden
verdraaid, dan drukt u de hendel iets om-
hoog of omlaag zonder dat de hendel ver-
grendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat
deze automatisch terug. “FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de au-
to een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de con-
tactsleutel in stand STOP
te draaien of
uit te nemen en de linker hendel binnen
2 minuten na het uitzetten van de motor
naar het stuur te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de
verlichting 30 seconden langer branden,
tot een maximum van 210 seconden; hier-
na schakelt de verlichting automatisch uit. Als de hendel wordt bediend, gaat het
controlelampje
3op het instrumenten-
paneel branden en verschijnt er een be-
richt op het display (zie het hoofdstuk
“Lampjes en berichten”) gedurende de tijd
dat de functie actief blijft. Het lampje gaat
branden als de hendel voor het eerst be-
diend wordt en blijft branden totdat de
functie automatisch uitschakelt. Telkens
als de hendel wordt bediend, wordt alleen
de inschakeltijd van de verlichting ver-
lengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
fig. 36F0M0061m
Page 58 of 210

57
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Portierontgrendeling bij een
ongeval
Bij een ongeval waarbij de brandstof-
noodschakelaar in werking treedt, wor-
den de portieren automatisch ontgrendeld
zodat het interieur van de auto van bui-
tenaf bereikt kan worden. Gelijktijdig gaat
ook de plafondverlichting branden. U kunt
de portieren echter altijd van binnenuit
openen met behulp van de daarvoor be-
stemde bedieningshendels.
Als u na het ongeval geen brandstoflek-
kage waarneemt en de auto kan nog ver-
der rijden, schakel dan de brandstof-
noodschakelaar weer in, volgens de hier-
na beschreven procedure.
PORTIERVERGRENDELING
fig. 48
U kunt de centrale portiervergrendeling
inschakelen door de knop
Aop de mid-
denconsole in te drukken, onafhankelijk
van de stand van de contactsleutel.BRANDSTOFNOOD-
SCHAKELAAR
De auto is uitgerust met een brandstof-
noodschakelaar. De schakelaar springt
omhoog bij een ongeval, waardoor de toe-
voer van brandstof wordt gestopt en de
motor afslaat.
Hierdoor wordt brandstoflekkage bij
leidingbreuken voorkomen.
BELANGRIJK Vergeet niet na een botsing
de sleutel uit het contactslot te nemen om
te voorkomen dat de accu ontlaadt.
Als de brandstofnoodschakelaar is inge-
schakeld, verschijnt het bericht “FPS on”
op het digitale display.
Op het multifunctionele display verschijnt
het bericht “Brandstofnoodschakelaar in-
geschakeld zie instructieboekje”.
fig. 48F0M076Ab
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, druk
dan de schakelaar niet weer terug,
zodat brand wordt voorkomen.
ATTENTIE
Als de centrale portierver-
grendeling vanuit het interieur
van de auto is ingeschakeld en na een
ongeval de brandstofnoodschakelaar
niet de automatische portierontgren-
deling heeft kunnen inschakelen, dan
kan het interieur niet van buitenaf be-
reikt worden. Het van buitenaf openen
van de portieren hangt bovendien af
van de staat van de portieren na een
ongeval: als een portier beschadigd is,
kan het mogelijk niet worden geopend.
Probeer in dat geval de andere portie-
ren van de auto te openen.
ATTENTIE
Page 66 of 210

65
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Als de portieren zijn vergrendeld met be-
hulp van:
❒de afstandsbediening;
❒het portierslot;
kunt u de portieren niet meer ontgren-
delen met de knop
A-fig. 72op het scha-
kelaarpaneel op het dashboard.
BELANGRIJK Als de portieren centraal zijn
vergrendeld en een van de voorportieren
wordt van binnenuit geopend met de hand-
greep, dan wordt het betreffende portier
ontgrendeld. Als een van de achterportie-
ren van binnenuit wordt geopend met de
handgreep, dan wordt het betreffende por-
tier ontgrendeld.
Bij een onderbreking in de elektrische voe-
ding (doorgebrande zekering, losgekoppel-
de accu enz.) kunnen de portieren altijd
met de hand worden vergrendeld.
Als u harder dan 20 km/h rijdt, worden al-
le portieren automatisch vergrendeld als in
het setup-menu deze functie is ingeschakeld
(zie de paragraaf “Multifunctioneel display”
in dit hoofdstuk).
Als het dead lock-systeem is
ingeschakeld, kunnen de por-
tieren op geen enkele wijze van bin-
nenuit worden geopend. Controleer
daarom, voordat u de auto verlaat, of
er geen personen meer aan boord zijn.
Als de batterij van de sleutel met af-
standsbediening leeg is, kan het sys-
teem alleen worden uitgeschakeld
door de metalen baard van de sleutel
in beide portiersloten te steken en te
draaien, zoals hiervoor is beschreven.
DEAD LOCK-SYSTEEM
(indien aanwezig)
Dit veiligheidssysteem verhindert de wer-
king van:
❒de binnenhandgrepen;
❒ont-/vergrendelknop
A-fig. 72;
hierdoor kunnen de portieren niet van bin-
nenuit worden geopend bij een inbraakpo-
ging (bijvoorbeeld bij het inslaan van een
ruit).
Het dead lock-systeem biedt dus de bes-
te bescherming tegen inbraakpogingen.
Daarom raden wij u aan om iedere keer
als u de auto verlaat, het systeem in te
schakelen. Systeem inschakelen
Het systeem schakelt op alle portieren au-
tomatisch in als de knop
Áop de sleutel
met afstandsbediening fig. 70twee keer
snel wordt ingedrukt.
Als het systeem is ingeschakeld, knipperen
de richtingaanwijzers 3 keer en knippert
het lampje op de knop
A-fig. 72op het
schakelaarpaneel op het dashboard.
Het systeem schakelt niet in als een of
meerdere portieren niet goed gesloten
zijn: zo wordt voorkomen dat een per-
soon via het geopende portier het interi-
eur van de auto kan betreden en, als het
portier vervolgens wordt gesloten, de au-
to niet meer kan verlaten.
Systeem uitschakelen
Het systeem schakelt in de volgende ge-
vallen automatisch op alle portieren uit:
❒als de contactsleutel in het bestuurders-
portier wordt gestoken en de sleutel
rechtsom wordt gedraaid;
❒als de portieren op afstand worden ont-
grendeld;
❒als de contactsleutel in stand MAR
wordt gedraaid.
ATTENTIE
Page 75 of 210

74
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk
voor het comfort en de veiligheid van uzelf
en de overige weggebruikers. Voor opti-
maal zicht en zichtbaarheid moeten de
koplampen op de juiste wijze zijn afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling tot de
Abarth-dealer.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de
contactsleutel in stand MARstaat en de
dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto
beladen is, helt hij achterover. Het gevolg
is dat de lichtbundel meer naar boven
schijnt. De stand van de koplampen moet
nu worden gecorrigeerd. Koplampen afstellen fig. 93
De koplampen kunnen worden versteld
met de knoppen
Òen
op het schake-
laarpaneel.
Op het display van het instrumentenpa-
neel wordt de stand aangegeven.
Stand 0- een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand 1- vijf personen.
Stand 2- vijf personen + bagage.
Stand 3- bestuurder + maximale lading in
de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van
de koplampen telkens als het gewicht van
de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR
AFSTELLEN (indien aanwezig)
Wendt u voor controle of afstelling tot de
Abarth-dealer.
fig. 93F0M0103m
Page 78 of 210

77
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwings-
lampje
>op het instrumentenpaneel en
verschijnt er een bericht (indien aanwezig)
op het multifunctionele display (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden
van het ABS. Rijd voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde Abarth-dealer om het sys-
teem te laten controleren. Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschuwings-
lampjes
>en xop het instrumenten-
paneel en verschijnt er een bericht op het
instelbare multifunctionele display (zie
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de
achterwielen vroegtijdig blokkeren waar-
door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-
zichtig naar de dichtstbijzijnde Abarth-
dealer om het systeem te laten controleren.Als alleen het waarschuwings-
lampje xop het instrumen-
tenpaneel gaat branden (op het instel-
bare multifunctionele display verschijnt
ook een bericht), stop dan onmiddellijk
en wendt u tot de Abarth-dealer. Als
er vloeistof lekt uit het hydraulische sys-
teem, wordt de werking van zowel het
conventionele remsysteem als het ABS
in gevaar gebracht.
ATTENTIE
Page 79 of 210

78
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops
geïntegreerd in ESP) (indien
aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-
schakeld, herkent noodstops (op basis van
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in
het remcircuit aanzienlijk, waardoor snel-
ler en krachtiger door het systeem wordt
geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen
die zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeld
bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt
en er verschijnt een bericht op het instel-
bare multifunctionele display).
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability
Program)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de
auto als de wielen hun grip verliezen,
waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig
als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-sys-
teem beschikt de auto ook over MSR (re-
geling van het afremmen op de motor tij-
dens terugschakelen) en HBA (automati-
sche remdrukverhoger bij noodstops) (in-
dien aanwezig).
ACTIVERING VAN HET
SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het in-
strumentenpaneel knipperen, om de be-
stuurder er op te wijzen dat de auto de
stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
Als het ABS in werking treedt,
merkt u dat aan een trilling
in het rempedaal. Verlaag de remdruk
niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt
u de kortste remweg in relatie tot de
conditie van het wegdek.
ATTENTIE
Page 81 of 210

80
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt op
het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje *bij een digitaal display en
het lampje
ábij een instelbaar multifunc-
tioneel display (zie het hoofdstuk “Lamp-
jes en berichten”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is
geen handrem; verlaat dus nooit de auto
zonder de handrem aan te trekken, de
motor uit te zetten en de eerste versnel-
ling in te schakelen.
Voor de juiste werking van
het ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden van
alle wielen van hetzelfde merk en
type zijn. De banden moeten in
perfecte conditie zijn en de voorge-
schreven afmetingen hebben.
ATTENTIETijdens het wegrijden zorgt de regeleen-
heid van het ESP ervoor dat de wielen ge-
remd blijven, totdat het noodzakelijke mo-
torkoppel is bereikt om weg te rijden (of
maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd
heeft om uw rechter voet van het rem-
pedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.
Als u na 2 seconden niet bent weggere-
den, schakelt het systeem automatisch uit
en wordt de remdruk geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid
horen. Dit geluid betekent dat de auto ie-
der moment in beweging kan komen.
Page 83 of 210

82
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MSR-systeem (regeling van
motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in het
ASR-systeem, verhoogt bij bruusk terug-
schakelen het motorkoppel, zodat over-
matige vertraging van de aangedreven wie-
len wordt voorkomen. Dit heeft vooral
voordelen op een wegdek met weinig grip,
waarop de stabiliteit van de auto snel ver-
loren kan gaan. Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat
het lampje op de schakelaar branden en
verschijnt er op het instelbare multifunc-
tionele display een bericht.
Als het ASR-systeem tijdens het rijden
wordt uitgeschakeld, schakelt het auto-
matisch weer in als de auto opnieuw
wordt gestart.
Schakel het ASR-systeem uit als u met
sneeuwkettingen rijdt: onder deze om-
standigheden levert het doorslaan van de
aangedreven wielen juist meer trekkracht
op.
fig. 96F0M078Ab
In-/uitschakelingvan het systeem
fig. 96
Het ASR-systeem schakelt automatisch in
als de motor wordt gestart.
Tijdens het rijden kan de ASR worden uit-
geschakeld en vervolgens weer worden in-
geschakeld door de schakelaar Aop het
schakelaarpaneel op het dashboard in te
drukken fig. 96.