sensor Abarth Grande Punto 2009 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2009, Model line: Grande Punto, Model: Abarth Grande Punto 2009Pages: 210, PDF Size: 3.42 MB
Page 19 of 210

18
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Voorbeeld:
JaarMaand
TürkçeNederlands
Español
Português
Français
Polski
Italiano
Deutsch
BUZZ GORDELS REGENSENSOR
(indien aanwezig)
DATUM INSTELLEN
EERSTE PAGINA
ZIE RADIO
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL
VOLUME WAARSCHUWINGEN
VOL. TOETSEN
MENU ESC
kort indrukken van de knop
MENU ESC
kort indrukken van de knop
fig. 19
SERVICE
F0M2007i
TIJD INSTELLEN
BEEP SNELHEID
MENU VERLATEN
BAG PASSAGIER
English Om vanuit het beginscherm te kunnen navigeren, moet u kort op de knop
MENU ESC
drukken. Druk op de knop + of –om in het menu te navi-
geren. Opmerking Als de auto rijdt is om veiligheidsredenen alleen een
beperkt menu toegankelijk: instellingen “Verl.” en “Beep snelhe\
id”. Als
de auto stilstaat is het uitgebreide menu toegankelijk.
GEGEVENS TRIP B
Dag
Page 21 of 210

20
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Gevoeligheid regensensor instellen
(Regensensor) (indien aanwezig)
Met deze functie kan de gevoeligheid van
de regensensor worden ingesteld op 4 ni-
veaus.
Ga voor het instellen van het niveau als
volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert het “niveau” van de
ingestelde gevoeligheid;
– druk op de knop + of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.
Gegevens trip B (Trip B)
Met deze functie kan de weergave van
Trip B (dagteller) worden ingeschakeld
(On) of uitgeschakeld (Off).
Zie voor meer informatie de paragraaf
“Trip computer”.
Ga voor het in- of uitschakelen als volgt te
werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knippert On of Off, afhankelijk
van de instelling; – druk op de knop +
of –om de keuze uit
te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESCom
terug te keren naar het menuscherm of
houd de knop even ingedrukt om terug te
keren naar het beginscherm zonder op te
slaan.
Tijd instellen (Klokje instellen)
Met deze functie kan het klokje worden
ingesteld in twee submenu’s: “Tijd” en
“Formaat”.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display verschijnen de twee submenu’s
“Tijd” en “Formaat”;
– druk op de knop + of –om tussen de
submenu’s te navigeren;
– druk na het selecteren van het submenu
dat u wilt wijzigen, kort op de knop
MENU ESC;
– als u in het submenu “Tijd” zit: druk kort
op de knop MENU ESC; op het display
knipperen de “uren”;
– druk op de knop + of –om de instel-
ling uit te voeren;
– druk kort op de knop MENU ESC; op
het display knipperen de “minuten”; – druk op de knop +
of –om de instel-
ling uit te voeren.
Opmerking Elke keer als u de knop + of
– indrukt, wordt de waarde een eenheid
verhoogd of verlaagd. Als u de knop in-
gedrukt houdt, lopen de cijfers automa-
tisch snel door of terug. Als u dicht bij de
juiste waarde bent, stelt u de exacte waar-
de in door de knop telkens in te drukken
en los te laten.
– als u in het submenu “Formaat” zit: druk
kort op de knop MENU ESC; op het dis-
play knippert de tijdsaanduiding;
– druk op de knop +of –voor weergave
van de tijd in “24h” of “12h”.
Druk na het uitvoeren van de instelling
kort op de knop MENU ESCom terug
te keren naar het scherm van het submenu
of houd de knop even ingedrukt om terug
te keren naar het scherm van het hoofd-
menu zonder op te slaan.
– druk nogmaals lang op de knop
MENU ESC om terug te keren naar het
beginscherm of het hoofdmenu, afhanke-
lijk van waar u zich in het menu bevindt.
Page 41 of 210

40
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
AUTOMATISCHE
TWEEZONE-
KLIMAATREGELING
(indien aanwezig)
BESCHRIJVING
De automatische tweezone-klimaatrege-
ling regelt de temperatuur en de lucht-
verdeling in het interieur in twee zones:
bestuurders- en passagierszijde. De tem-
peratuurregeling is gebaseerd op “gevoels-
temperatuur”: d.w.z. dat het systeem con-
tinu werkt om het comfort in het interi-
eur constant te houden en eventuele ver-
schillen in de weersomstandigheden bui-
ten te compenseren, ook zonnestraling
(gesignaleerd door een zonnestralings-
sensor).
De automatisch gecontroleerde parame-
ters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters
aan bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒luchtverdeling naar de uitstroomope-
ningen aan bestuurderszijde/passa-
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling van
de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor
koelen en drogen van de lucht);
❒luchtrecirculatie. Deze functies kunnen handmatig worden
gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt
regelen door naar wens een of meer func-
ties te selecteren en te wijzigen. Op deze
manier worden de functies die handma-
tig zijn gewijzigd niet langer automatisch
door het systeem geregeld. Het systeem
grijpt alleen in om veiligheidsredenen. De
handmatige instellingen hebben voorrang
boven de automatische instellingen en blij-
ven in het geheugen opgeslagen totdat de
gebruiker de regeling weer overlaat aan
de automatische werking door de knop
AUTO
in te drukken, behalve in de ge-
vallen dat het systeem om veiligheidsre-
denen ingrijpt. Als handmatig een functie
wordt ingesteld, blijven de andere functies
echter automatisch geregeld. De luchtop-
brengst in het interieur is onafhankelijk van
de snelheid van de auto omdat de lucht-
opbrengst elektronisch geregeld wordt
door de aanjager. De luchttemperatuur in
het interieur wordt altijd automatisch ge-
regeld op basis van de ingestelde tempe-
raturen op de displays van de bestuurder
en de passagier voor (behalve als het sys-
teem is uitgeschakeld of in enkele om-
standigheden als de compressor is uitge-
schakeld). De volgende parameters en functies kun-
nen handmatig worden ingesteld en ge-
wijzigd:
❒temperatuur bestuurderszijde/passa-
gierszijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in zeven standen (be-
stuurder/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden regeling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakelen van het systeem.
Page 51 of 210

50
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
REGENSENSOR
(indien aanwezig)
De regensensor bevindt zich achter de
binnenspiegel en staat in contact met de
voorruit. De sensor zorgt ervoor dat de
frequentie van de slagen van de ruiten-
wissers, tijdens het wissen met interval,
automatisch wordt aangepast aan de hoe-
veelheid regen op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omge-
ving van de sensor schoon.
Inschakelen
Plaats de draaiknop van de rechter hendel
in stand ≤fig. 37.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,
maken de ruitenwissers 1 slag.
In het setup-menu kan de gevoeligheid van
de regensensor worden verhoogd.
Als de gevoeligheid van de regensensor
verhoogd wordt, maken de ruitenwissers
1 slag.
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor, werkt het nor-
male reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automatische
werking. Uitschakelen
Plaats de draaiknop van de hendel in stand
≤
fig. 37
of draai de contactsleutel in
stand STOP.
Als de motor daarna wordt gestart (sleu-
tel in stand MAR), schakelt de regensen-
sor niet weer in, ook niet als de draaiknop
in stand ≤fig. 37
is blijven staan. Om
de regensensor weer in te schakelen,
moet de draaiknop van stand ≤in een
andere stand worden gezet en vervolgens
weer in stand ≤.
Als de regensensor op deze wijze opnieuw
wordt ingeschakeld, maken de ruitenwis-
sers ten minste 1 slag, ook bij een droge
ruit.
De regensensor is in staat om de volgen-
de omstandigheden te herkennen en zijn
gevoeligheid hieraan aan te passen:
❒vuil op het controle-oppervlak
(zoutaanslag, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.
BELANGRIJK Door waterstrepen kunnen
de ruitenwissers ongewenst inschakelen.
“Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de ruiten-
sproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in een beweging de ruitenwissers/-sproei-
ers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, maken de ruiten-
wissers nog 3 slagen.
Na 6 seconden volgt nog een extra reini-
gingsslag.
Page 85 of 210

84
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BANDENSPANNING-
CONTROLESYSTEEM
TPMS (indien
aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met een con-
trolesysteem voor de bandenspanning
TPMS (Tyre Pressure Monitoring System).
Dit systeem bestaat uit een sensor die op
radiogolven werkt, op de velg van elk wiel.
Deze sensor stuurt informatie over de
spanning van iedere band naar de regel-
eenheid. AANWIJZINGEN VOOR HET
GEBRUIK VAN
HET TPMS
Storingsmeldingen worden niet opgesla-
gen en worden dus niet aangegeven als de
motor wordt uitgezet en vervolgens weer
wordt gestart. Als de storingen blijven be-
staan, stuurt de regeleenheid de be-
treffende meldingen pas naar het instru-
mentenpaneel als de auto een korte tijd
rijdt.
BELANGRIJK Zeer hevige storingen
door radiofrequentie kunnen het TMPS-
systeem ontregelen . Dit wordt aan de
bestuurder aangegeven door het verschij-
nen van een bericht op het display. Deze
melding verdwijnt automatisch zodra de
storing het systeem niet meer ontregelt.
Wees zeer zorgvuldig bij het
controleren of herstellen van
de bandenspanning. Een te hoge
spanning vermindert de grip op het
wegdek, verhoogt de belasting op de
wielophanging en de wielen en ver-
oorzaakt een onregelmatige slijtage
van de banden.
ATTENTIE
De spanning van de banden
moet bij stilstaande auto en
koude banden gecontroleerd worden;
als om wat voor reden dan ook de
spanning bij warme banden gecon-
troleerd wordt, verminder dan de
spanning niet, ook als deze boven de
voorgeschreven waarde ligt, maar
controleer de spanning opnieuw bij
koude banden.
ATTENTIE
Ook als de auto is uitgerust
met het TPMS-systeem, moet
de bestuurder regelmatig de spanning
van de banden en die van het reser-
vewiel (zie de paragraaf “Wielen” in
het hoofdstuk “Onderhoud en zorg”)
controleren.
ATTENTIE
Het TPMS is niet in staat om
te waarschuwen voor een
plotselinge vermindering van de ban-
denspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Zet in dat geval de auto
stil door voorzichtig te remmen en
maak daarbij geen plotselinge stuur-
bewegingen.
ATTENTIE
Page 86 of 210

85
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Het vervangen van de nor-
male banden door winter-
banden en omgekeerd, vereist ook
een aanpassing van het TPMS, die
uitsluitend door de Abarth-dealer
mag worden uitgevoerd.
ATTENTIE
Het TPMS vereist het ge-
bruik van speciale appara-
tuur. Raadpleeg de Abarth-dealer
over de accessoires die geschikt zijn
voor het systeem (wielen, wieldeksels
enz.) Het gebruik van andere acces-
soires kan de normale werking van
het systeem verhinderen.
ATTENTIE
De bandenspanning kan va-
riëren afhankelijk van de
buitentemperatuur. Het TPMS kan
tijdelijk een te lage bandenspanning
signaleren. Controleer in dat geval de
bandenspanning bij koude banden en
herstel, indien nodig, de juiste span-
ning.
ATTENTIE
Als de auto is uitgerust met
het TPMS, moeten bij het
monteren/demonteren van de banden
en/of velgen speciale voorzorgsmaat-
regelen in acht worden genomen. Om
te voorkomen dat de sensoren be-
schadigen of verkeerd gemonteerd
worden, mogen de banden en/of de
velgen uitsluitend door gespeciali-
seerd personeel vervangen worden.
Wendt u tot de Abarth-dealer.
ATTENTIE
Als de auto is uitgerust met
het TPMS, moet bij het de-
monteren van een band, ook het rub-
ber van het ventiel vervangen worden.
Wendt u tot de Abarth-dealer.
ATTENTIE
Zeer hevige storingen door
radiofrequentie kunnen het
TMPS-systeem ontregelen. Dit wordt
aan de bestuurder aangegeven door
het verschijnen van een bericht op het
multifunctionele display (indien aan-
wezig). Deze melding verdwijnt auto-
matisch zodra de storing het systeem
niet meer ontregelt.
ATTENTIE
Page 87 of 210

86
VEILIGHEID
STARTEN ENRIJDEN
LAMPJES ENBERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Zie voor het juiste gebruik van het systeem als de velgen/banden vervang\
en worden, de volgende tabel:
Handeling Aanwezigheid sensor Storingsmelding Actie
Abarth-dealer
–
Een wiel vervangen door het reservewiel
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen door
winterbanden
Wielen vervangen
door andere met afwijkende
afmetingen (*)
Wielen omwisselen
(voor/achter) (**)
(*) Velgmaten die als alternatief staan vermeld in het instructieboekj\
e en die zijn gekozen uit het Abarth Lineaccessori-progra mma.
(**) Niet kruiselings (de banden moeten aan dezelfde zijde van de aut\
o blijven). –
NEE
NEE JA
JA
JA JA
JA
JA
NEE
NEE
NEE Wendt u tot de Abarth-dealer
Het beschadigde wiel repareren
Wendt u tot de Abarth-dealer
–
–
–
Page 133 of 210

132
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN BERICHTEN
VERSLETEN
REMBLOKKEN (geel)
Het symbool wordt samen met
het bijbehorende bericht op het
display weergegeven als de remblokken
versleten zijn; laat deze zo snel mogelijk
vervangen.
d
CRUISE-CONTROL
(SNELHEIDSREGELAAR)
(indien aanwezig) (groen)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weergege-
ven, als de draaiknop van de cruise-con-
trol in stand ON wordt gezet.
Ü
ALGEMENE
STORINGSMELDING
(geel)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht weergegeven op het dis-
play in de volgende gevallen:
Op het display verschijnen de bijbe-
horende meldingen.
Storing motoroliedruksensor
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven bij een storing in de motoroliedruk-
sensor. Wendt u zo snel mogelijk tot de
Abarth-dealer om de storing te laten ver-
helpen.
Inschakeling
brandstofnoodschakelaar
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven als de brandstofnoodschakelaar in-
schakelt.
è
Storing bandenspanning-
controlesysteem
(indien aanwezig)
Het symbool wordt samen met het bijbe-
horende bericht op het display weerge-
geven als er een storing is in het controle-
systeem voor de bandenspanning TPMS
(indien aanwezig).
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
de Abarth-dealer.
Als er een of meer wielen zonder sensor
gemonteerd zijn, gaat het symbool op het
display branden totdat de oorspronkelijke
situatie weer is hersteld.
Page 154 of 210

153
LAMPJES ENBERICHTEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Voeding via contactslot: verlichting schakelaarpaneel aan zijkant,
verlichting bedieningsorganen op stuurwiel, centraal schakelaarpaneel
(verlichting en bedieningsunit ASR)
Voeding via contactslot: verlichting schakelaarpaneel op plafondverlicht\
ing,
schakelaarpaneel verwarming voorstoelen (verlichting en systeembedienin\
g),
regensensor
Voeding via contactslot: regeleenheid elektrisch bedienbaar opendak,
regeleenheid bandenspanningcontrole,
regeleenheid handsfreesysteem met spraakherkenning en Bluetooth
®-technologie,
regeleenheid parkeersensoren 14
14
14 7,5
7,5
7,5
Page 200 of 210

199
LAMPJES ENBERICHTEN
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD EN ZORG
TECHNISCHEGEGEVENS
ALFABETISCH REGISTER
Parkeren ............................................... 112
Pasjeshouder - CD-houder ............... 60
Plafondverlichting
- bediening ............................................. 54
- gloeilampen vervangen ..................... 146
Plafondverlichting
- bagageruimte ...................................... 55
- instapverlichting ................................. 55
- voor ..................................................... 54
Pollenfilter ............................................. 170
Portieren ............................................... 64
Prestaties ............................................... 191
Radiozendapparatuur en mobiele
telefoons ............................................. 89
Regensensor ......................................... 50
Remmen
- specificaties ......................................... 186
- vloeistofniveau ................................... 169
Richtingaanwijzers
- bediening ............................................. 48
- gloeilamp achter vervangen ............ 143
- gloeilamp op flanken vervangen ..... 143
- gloeilamp voor vervangen ............... 142
Rokerskit ............................................... 60 Rubber slangen
..................................... 174
Ruitbediening ........................................ 66
Ruiten (reinigen) .................................. 178
Ruitensproeiers
- bediening ............................................. 49
- vloeistofniveau ................................... 168
Ruitenwissers
- bediening ............................................. 49
- ruitensproeiers .................................. 175
- wisserbladen ....................................... 174
Slepen van de auto............................. 159
Sleutel met af standsbediening ........... 9
Sleutels ................................................... 9
Sneeuwkettingen .................................. 119
Snelheid (maximum) ............................ 191
Snelheidsmet er ..................................... 14
Spiegels
- binnenspiegel ...................................... 31
- buitenspiegels ..................................... 32
Start-/contactslot ................................. 12
Startblokkering Fiat CODE ............... 7
Starten en rij den .................................. 109
Stekkerdoos .......................................... 60
Stoelverstellin g ................................ 28-29
- startprocedure
................................... 110
Motorkap ............................................... 71
Motorolie
- niveau controleren ........................... 167
- specificaties ......................................... 193
- verbruik ............................................... 167
Motorruimte
- uitspuiten ............................................ 178
Niveau motorkoelvl oeistof.............. 168
Niveau motoro lie ................................ 167
Niveau remvloeistof ............................ 169
Niveau ruitensproeiervloeistof ......... 168
Niveaus .................................................. 166
Niveaus controleren ........................... 166
Noodgevallen ........................................ 133
Onderhoud en zorg
- Geprogrammeerd onderhoud ....... 162
- Geprogrammeerd onderhouds- schema ................................................. 163
- Periodieke controles ........................ 165
- Zwaar gebruik van de auto ............. 165
Opendak ................................................ 62
Opkrikken van de auto....................... 158