Abarth Punto Evo 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2012, Model line: Punto Evo, Model: Abarth Punto Evo 2012Pages: 270, PDF Size: 3.4 MB
Page 51 of 270

50
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Op het instrumentenpaneel knippert het controlelampje
¥of Î. De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit
als de auto weer rechtuit rijdt.
Functie wisselen van rijbaan
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt
aangeven, moet u de linker hendel korter dan een halve
seconde in de onvergrendelde stand zetten. De
richtingaanwijzer aan de gekozen zijde knippert 3 keer
en dooft daarna automatisch.
„FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een
bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in
stand STOP te draaien of uit te nemen en de hendel
binnen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar
het stuur te trekken.
Telkens als u de hendel bedient, blijft de verlichting
30 seconden langer branden, tot een maximum van
210 seconden; hierna schakelt de verlichting
automatisch uit.
fig. 37F0U037Ab
GROOTLICHT fig. 36
Druk de hendel naar voren in de richting van het
dashboard, als de draaiknop reeds in stand
2staat
(vergrendelde stand). Op het instrumentenpaneel gaat
het controlelampje
1branden. Als vervolgens de
hendel naar het stuurwiel wordt getrokken, dan dooft
het grootlicht en wordt het dimlicht weer ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL fig. 36
Trek de hendel naar het stuur (stand zonder
vergrendeling). Op het instrumentenpaneel gaat het
controlelampje
1branden.
RICHTINGAANWIJZERS fig. 37
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
omhoog (stand
1): inschakeling rechter
richtingaanwijzer;
omlaag (stand
2): inschakeling linker richtingaanwijzer.
Page 52 of 270

51
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U038Abfig. 38
RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 38 kunt u de ruitenwissers/
-sproeiers en achterruitwisser/-sproeier bedienen.
RUITENWISSERS/-SPROEIERS
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in
stand MAR staat.
De draaiknop van de rechter hendel kan in vier standen
worden gezet:
Oruitenwissers uitgeschakeld;
≤wissen met interval;
≥langzaam continu wissen;
¥snel continu wissen.
In stand A (onvergrendelde stand) werken de
ruitenwissers, zolang u de hendel met de hand
in deze stand houdt. Als de hendel wordt bediend, gaat het controlelampje
3op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er
een melding op het display (zie het hoofdstuk „Lampjes
en meldingen”) gedurende de tijd dat de functie actief
blijft. Het lampje gaat branden als de hendel voor het
eerst bediend wordt en blijft branden totdat de functie
automatisch uitschakelt. Telkens als de hendel wordt
bediend, wordt alleen de inschakeltijd van de verlichting
verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur
getrokken.
MISTLAMPEN VOOR MET CORNERING
LIGHTS-FUNCTIE
Bij ingeschakeld dimlicht en bij een snelheid lager dan
40 km/h, wordt bij een grote stuuruitslag of bij
inschakeling van de richtingaanwijzers, een lamp
(ingebouwd in de mistlamp) aan de binnenzijde van
de bocht ingeschakeld om het zichtveld ‘s nachts te
vergroten. De werking kan worden in- of uitgeschakeld
via het menu op het display (zie de paragraaf „Functies
display” in dit hoofdstuk).
Page 53 of 270

52
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als u de hendel loslaat, maken de ruitenwissers nog drie
slagen. Na 6 seconden volgt nog een extra reinigingsslag.
REGENSENSOR
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De regensensor bevindt zich achter de binnenspiegel
en staat in contact met de voorruit. De sensor zorgt
ervoor dat de frequentie van de slagen van de
ruitenwissers, tijdens het wissen met interval,
automatisch wordt aangepast aan de hoeveelheid regen
op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omgeving van de
sensor schoon.
Inschakelen
Plaats de draaiknop van de rechter hendel in stand
≤fig. 38. Als de regensensor wordt ingeschakeld, maken
de ruitenwissers 1 slag. In het setup-menu kan de
gevoeligheid van de regensensor worden verhoogd. Als
de gevoeligheid van de regensensor verhoogd wordt,
maken de ruitenwissers 1 slag. Als de ruitensproeiers
worden bediend bij ingeschakelde regensensor, werkt
het normale reinigingsprogramma. Daarna hervat de
regensensor zijn normale automatische werking.
Gebruik de ruitenwissers niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. In die omstandigheden
grijpt, als de ruitenwissers te zwaar worden
belast, de beveiliging in, die ervoor zorgt dat de
ruitenwissers enkele seconden worden
uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordt
hervat (ook na een herstart van de auto met de
contactsleutel), wendt u dan tot het Abarth
Servicenetwerk.
Als u de hendel loslaat, springt deze direct weer terug
en schakelen de ruitenwissers automatisch uit.
Als de draaiknop in stand
≤staat, wordt de slag van de
ruitenwissers automatisch aangepast aan de snelheid van
de auto.
BELANGRIJK Vervang de wisserbladen volgens de
aanwijzingen in het hoofdstuk „Onderhoud en zorg”.
„Intelligente wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (onvergrendelde
stand), schakelen de ruitensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve seconde
aangetrokken houdt, dan worden in een handeling de
ruitenwissers en de ruitensproeiers ingeschakeld.
Page 54 of 270

53
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Gebruik de achterruitwisser niet om
opgehoopte sneeuw of ijs van de
achterruit te verwijderen. In die
omstandigheden grijpt, als de achterruitwisser te
zwaar wordt belast, de beveiliging in, die ervoor
zorgt dat de wisser enkele seconden wordt
uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordt
hervat (ook na een herstart van de auto met de
contactsleutel), wendt u dan tot het Abarth
Servicenetwerk.
Uitschakelen
Plaats de draaiknop van de hendel in stand
≤fig. 38 of
draai de contactsleutel in stand STOP. Als de motor
daarna wordt gestart (sleutel in stand MAR), schakelt de
regensensor niet weer in, ook niet als de draaiknop in
stand
≤fig. 38 is blijven staan. Om de regensensor
weer in te schakelen, moet de draaiknop van stand
≤in een andere stand worden gezet en vervolgens weer in
stand
≤. Als de regensensor op deze wijze opnieuw
wordt ingeschakeld, maken de ruitenwissers ten minste
1 slag, ook bij een droge ruit.
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in
stand MAR staat. De werking stopt als de hendel wordt
losgelaten. Als u de draaiknop van stand Oin stand
'zet, dan werkt de achterruitwisser als volgt:
❒in intervalstand als de ruitenwissers voor niet zijn
ingeschakeld;
❒synchroon (met de helft van de frequentie van de
ruitenwissers voor) als de ruitenwissers voor zijn
ingeschakeld;
❒continu als de achteruit is ingeschakeld.Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor de achteruit
inschakelt, gaat automatisch ook de achterruitwisser
continu wissen.
Als u de hendel naar het dashboard duwt (onvergrendelde
stand), schakelt de achterruitsproeier in.
Als u de hendel langer dan een halve seconde naar het
dashboard geduwd houdt, schakelt ook de
achterruitwisser in.
Als u de hendel loslaat, wordt het intelligente wis-/
wasprogramma ingeschakeld, zoals bij de ruitenwissers
voor.
Page 55 of 270

54
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒plaats de hendel ten minste 1 seconde omhoog (+)
en laat vervolgens de hendel los: de snelheid van de
auto is opgeslagen en het gaspedaal kan worden
losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de snelheid
simpel verhoogd worden door het intrappen van het
gaspedaal: als u daarna het gaspedaal loslaat, wordt
teruggekeerd naar de opgeslagen snelheid.
OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het
intrappen van het rem- of koppelingspedaal, kan de
opgeslagen snelheid op de volgende manier worden
opgeroepen:
❒geef geleidelijk gas, totdat de snelheid ongeveer gelijk
is aan de opgeslagen snelheid;
❒schakel de versnelling in die ingeschakeld was op het
moment van het opslaan van de snelheid;
❒druk op de knop RES B-fig. 39.CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit is een elektronisch hulpmiddel, waardoor de auto
(bij een snelheid boven 30 km/h) op lange, rechte en
droge trajecten en bij weinig verandering in de rij-
omstandigheden (bijv. snelwegen), met een constante en
vooraf ingestelde snelheid blijft rijden zonder het
gaspedaal te hoeven bedienen. Het gebruik van dit
systeem biedt geen voordelen in druk verkeer. Gebruik
dit systeem niet in de stad.
SYSTEEM INSCHAKELEN
Draai de knop A-fig. 39 in stand ON.
Het systeem kan niet worden ingeschakeld in de 1e
versnelling of de achteruit. Het is raadzaam het systeem
in te schakelen bij een versnelling die gelijk of hoger is
dan de 4e.
Op afdalingen kan bij ingeschakelde cruise-control de
snelheid iets oplopen ten opzichte van de opgeslagen
snelheid.
Het systeem is ingeschakeld als het lampje
Übrandt en
op het instrumentenpaneel de bijbehorende melding
verschijnt.
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒zet de draaiknop A-fig. 39 in stand ON en trap het
gaspedaal in totdat de auto met de gewenste
snelheid rijdt;
F0U039Abfig. 39
Page 56 of 270

55
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuwe
snelheid op;
of
❒plaats de hendel omhoog (+).
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de snelheid
iets verhoogd (ongeveer 1 km/h). Als de hendel omhoog
wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe
snelheid op;
of
❒plaats de hendel omlaag (−) totdat de nieuwe
snelheid is bereikt die automatisch wordt opgeslagen.
Telkens als de hendel wordt bediend, wordt de snelheid
iets verlaagd (ongeveer 1 km/h). Als de hendel omlaag
wordt gehouden, verandert de snelheid traploos.
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem kan als volgt door de bestuurder worden
uitgeschakeld:
❒draai de draaiknop A in stand OFF;
❒zet de motor uit;
❒trap het rempedaal in;❒trap het koppelingspedaal in;
❒trap het gaspedaal in; in dit geval wordt het systeem
niet werkelijk uitgeschakeld, maar heeft het
acceleratie-verzoek voorrang op het systeem; de
cruise-control blijft ingeschakeld en het systeem
stelt, na de acceleratie, de hiervoor opgeslagen
snelheid weer in, zonder dat de knop RES B-fig. 39
ingedrukt hoeft te worden.
Het systeem schakelt in de volgende gevallen
automatisch uit:
❒als het ABS of ESP in werking treedt;
❒als de snelheid van de auto onder de vastgestelde
limiet komt;
❒als er een storing in het systeem is.
Als de cruise-control tijdens het rijden is
ingeschakeld, zet dan nooit de versnellingspook
in de vrijstand.
ATTENTIE
Bij een storing of een afwijkende werking van
de cruise-control, moet de draaiknop A in
stand OFF worden gezet en moet u contact opnemen
met het Abarth Servicenetwerk.
ATTENTIE
Page 57 of 270

56
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U040Abfig. 40
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR MET
SPOTJES fig. 40
Met de schakelaar A kunnen de plafondlampjes worden
in- en uitgeschakeld.
Met de schakelaar A in het midden, worden de lampjes
C en D in-/uitgeschakeld bij het openen/sluiten van de
voorportieren.
Met de schakelaar A naar links geschoven, blijven de
lampjes C en D altijd uitgeschakeld.
Met de schakelaar A naar rechts geschoven, blijven de
lampjes C en D altijd ingeschakeld.
Het inschakelen/doven van de verlichting gaat geleidelijk.Met de schakelaar B bedient u de spotjes; bij
uitgeschakelde plafondverlichting wordt met de
schakelaar B:
❒in linker stand, het spotje C ingeschakeld;
❒in rechter stand, het spotje D ingeschakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of
beide schakelaars in de middelste stand staan. Op deze
manier zullen de lampjes van de plafondverlichting doven
bij het sluiten van de portieren, en voorkomt u dat de
accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de rechter stand is blijven staan,
schakelt de verlichting 15 minuten na het uitzetten van
de motor automatisch uit.
Brandduurregeling van de plafondverlichting
Om het in- en uitstappen vooral in het donker te
vergemakkelijken, zijn er 2 brandduurregelingen
(bepaalde uitvoeringen).
BRANDDUURREGELING BIJ HET INSTAPPEN
De plafondlampjes gaan op de volgende manier branden:
❒ongeveer 10 seconden tijdens het ontgrendelen van
de voorportieren;
❒ongeveer 3 minuten bij het openen van een portier;
❒ongeveer 10 seconden bij het sluiten van de
portieren.
De werking van de brandduurregeling wordt
onderbroken als de contactsleutel in stand MAR wordt
gedraaid.
Page 58 of 270

57
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BRANDDUURREGELING BIJ HET UITSTAPPEN
Als de contactsleutel uit het start-/contactslot wordt
verwijderd, gaan de plafondlampjes op de volgende
manier branden:
❒ongeveer 10 seconden binnen 2 minuten na het
uitzetten van de motor;
❒ongeveer 3 minuten bij het openen van een portier;
❒ongeveer 10 seconden bij het sluiten van een portier.
De brandduurregeling schakelt automatisch uit als de
portieren worden vergrendeld.
F0U041Abfig. 41
BAGAGERUIMTEVERLICHTING fig. 41
De verlichting (indien aanwezig) schakelt automatisch in
of uit als u de achterklep opent of sluit.
Page 59 of 270

58
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U043Abfig. 43F0U044Abfig. 44
PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOP of met uitgenomen
sleutel, de draaiknop van de linker hendel eerst in stand
Oen vervolgens in stand 6of 2.
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3
branden.
MISTLAMPEN VOOR fig. 44
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Druk bij ingeschakelde buitenverlichting op knop 5.
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 5
branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop.
Het gebruik van de mistlampen is afhankelijk van de
wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Houdt
u aan de voorschriften.
BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN fig. 43
Druk voor inschakeling op knop A, onafhankelijk van de
stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, branden de lampjes
Îen ¥op het instrumentenpaneel. Druk voor
uitschakeling van de lichten nogmaals op de knop. Het
gebruik van de waarschuwingsknipperlichten is
afhankelijk van de wetgeving van het land waarin u zich
bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
Noodstop
Bij een noodstop schakelen automatisch de
waarschuwingsknipperlichten in en gaan gelijktijdig de
lampjes Îen ¥op het instrumentenpaneel branden.
De functie schakelt automatisch uit als de remvertraging
niet meer het karakter van een noodstop heeft. Deze
functie voldoet aan de huidige wettelijke voorschriften.
Page 60 of 270

59
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0U046Abfig. 46
F0U045Abfig. 45
PORTIERVERGRENDELING fig. 47
U kunt de centrale portiervergrendeling inschakelen
door de knop A op de middenconsole in te drukken,
onafhankelijk van de stand van de contactsleutel. MISTACHTERLICHT fig. 45
Druk op knop 4. Het mistachterlicht werkt alleen als
het dimlicht of de buitenverlichting en mistlampen voor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten) zijn ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 4
branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de knop of schakel
het dimlicht en/of de mistlampen voor (indien aanwezig)
uit.
Het gebruik van het mistachterlicht is afhankelijk van de
wetgeving van het land waarin u zich bevindt. Houdt
u aan de voorschriften.
ACHTERRUITVERWARMING fig. 46
Druk voor inschakeling op de knop A.
Bij ingeschakelde achterruitverwarming zorgt een
tijdschakeling ervoor dat de verwarming na ongeveer
20 minuten uitschakelt.
F0U047Abfig. 47