sensor Alfa Romeo 159 2008 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2008, Model line: 159, Model: Alfa Romeo 159 2008Pages: 330, PDF Size: 5.05 MB
Page 68 of 330

67
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
IN-/UITSCHAKELEN
RECIRCULATIE EN
INSCHAKELEN AQS
(Air Quality System)
(waar voorzien)
De luchtrecirculatie wordt als volgt ge-
regeld:
❒automatisch; dit wordt aangegeven
door het branden van led “A” op de
knop;
❒geforceerd ingeschakeld (recircula-
tie altijd ingeschakeld); dit wordt
aangegeven door het branden van
de ronde led om de knop;
❒geforceerd uitgeschakeld (recircula-
tie altijd uitgeschakeld met toevoer
van buitenlucht); dit wordt aange-
geven door het doven van de led om
de knop.
Met AQS (luchtkwaliteitsensor - waar
voorzien) wijkt de volgorde van de wer-
king af als knop
vwordt ingedrukt.WAARSCHUWINGMet de recircu-
latiefunctie kan, zowel bij verwarmen
als koelen, veel sneller de gewenste si-
tuatie worden bereikt. Het is echter niet
raadzaam deze functie handmatig in te
schakelen op regenachtige of koude da-
gen, omdat dan de ruiten aan de bin-
nenzijde aanzienlijk sneller kunnen be-
slaan, vooral als de airconditioning niet
is ingeschakeld. Wij raden u aan de re-
circulatiefunctie in te schakelen in de fi-
le of in tunnels. Hiermee wordt voorko-
men dat vervuilde lucht het interieur be-
reikt. Het is niet raadzaam dit systeem
langdurig te laten werken, omdat an-
ders, vooral als u met meerdere perso-
nen in de auto zit, de kans aanzienlijk
toeneemt dat de ruiten beslaan en de
noodzakelijke luchtverversing niet kan
plaatsvinden.
Onderbepaaldeklima-
tologischeomstandighe-
den(bijv.eenbuiten-
temperatuurrond0°C)enalsde e
recirculatieau
tomatischwordt
geregeld,kunnenderuitenbe-
slaan.Drukindatgevalopknop
vomderecirculatiegefor-
ceerduitteschakelenendruk
eventueelopknop+omde
luchtstroomnaard devoorruitte
vergro
ten.
Bijeenbuitentempera-
tuurlagerdan-1°Ckan
deaircocompressorniet
werken.Bijlagebuitentempe--
raturenradenwi
juaanomde
recirculatiefunctieniettege-
bruiken,omdathierdoorderui-
tens snellerkunnenbeslaan.
046-082 Alfa 159 NL 21-10-2008 14:38 Pagina 67
Page 72 of 330

71
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
“FOLLOW ME HOME”
Met dit systeem kan de ruimte voor de
auto een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakeling
Trek de hendel binnen 2 minuten na het
uitschakelen van de motor naar het
stuur.
Bij iedere afzonderlijke bediening van
de hendel wordt de ingeschakelde tijd
van de verlichting met 30 seconden ver-
lengd tot een maximum van 3,5 mi-
nuut. Na het verstrijken van deze tijd
gaan de lichten automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend
gaat het lampje
3op het instru-
mentenpaneel branden en wordt een be-
richt op het display weergegeven (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
AUTOMATISCH
INSCHAKELENDE
KOPLAMPEN
(schemersensor)
(waar voorzien)
Deze sensor is in staat om de verschil-
len in sterkte van het omgevingslicht
waar te nemen op basis van de inge-
stelde gevoeligheid: hoe groter de ge-
voeligheid, des te minder omgevings-
licht is er nodig voor de inschakeling van
de buitenverlichting.
Bij enige uitvoeringen is de gevoeligheid
van de schemersensor instelbaar m.b.v.
het “Setup-menu” van het display (zie
de paragraaf “Instelbaar multifunctio-
neel display” in dit hoofdstuk).
Inschakeling
Draai de draaiknop A-fig. 51in stand
2A: op deze manier gaan, afhankelijk
van de sterkte van het omgevingslicht,
tegelijkertijd de buitenverlichting en de
dimlichten automatisch branden.
Als de lichten automatisch zijn inge-
schakeld en de sensor geeft een uit-
schakelcommando, wordt eerst het dim-
licht uitgeschakeld en na enkele secon-
den de buitenverlichting.Uitschakelen
Als de sensor het systeem uitschakelt,
worden eerst de dimlichten en, na eni-
ge seconden, de buitenverlichting uit-
geschakeld. De schemersensor is niet in
staat om mist te signaleren. Daarom
moet bij mist de verlichting handmatig
worden ingeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing van de schemersensor
gaat bij enige uitvoeringen het lampje
1op het instrumentenpaneel branden,
terwijl bij andere uitvoeringen een be-
richt op het display verschijnt (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
046-082 Alfa 159 NL 21-10-2008 14:38 Pagina 71
Page 75 of 330

74
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Als u de draaiknop A-fig. 54draait,
dan wordt de gevoeligheid van de re-
gensensor verhoogd, waardoor de over-
gang van stilstaande ruitenwissers bij
een droge ruit, naar de eerste snelheid
(langzaam continu wissen) sneller
plaatsvindt. De handeling wordt beves-
tigd met een enkele slag van de rui-
tenwissers.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor (hendel
in stand 1-fig. 54) werkt het norma-
le reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automati-
sche werking.
Als de elektronische sleutel uit het start-
systeem wordt verwijderd, wordt de re-
gensensor uitgeschakeld en als opnieuw
wordt gestart niet opnieuw ingeschakeld
als de hendel in stand 1-fig. 54blijft
staan. In dat geval moet, om de re-
gensensor in te schakelen, de hendel in
stand0of2en vervolgens opnieuw in
stand1worden gezet.
Als de regensensor opnieuw wordt in-
geschakeld wordt, ook op een droge
ruit, een slag van de ruitenwissers uit-
gevoerd. “Intelligente
wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in één beweging de ruitenwissers/-
sproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, stoppen de rui-
tensproeiers onmiddellijk terwijl de rui-
tenwissers nog 3 slagen maken. Na on-
geveer 6 seconden volgt nog een ex-
tra reinigingsslag.
REGENSENSOR
(waar voorzien)
De regensensor A-fig. 55bevindt zich
achter de binnenspiegel en is een elek-
tronisch systeem dat wordt gebruikt door
het ruitenwissersysteem dat automatisch
de slagfrequentie van de ruitwissers aan-
past aan de intensiteit van de regen. Alle
andere met de rechter hendel bediende
functies blijven ongewijzigd.
De regensensor schakelt in als de rechter
hendel in stand 1-fig. 54wordt gezet
en heeft een traploos bereik van stil-
staande ruitenwissers (geen enkele slag)
bij een droge ruit tot werking met de twee-
de snelheid (continu met gemiddelde snel-
heid) bij hevige regen.
A0E0227mfig. 55
046-082 Alfa 159 NL 21-10-2008 14:38 Pagina 74
Page 76 of 330

75
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDENKOPLAMPSPROEIERS
(waar voorzien) fig. 56
Deze zijn voorzien van een sproeier voor
elke functie van de buitenverlichting. Ze
gaan automatisch werken als de rui-
tensproeiers bij brandende buitenver-
lichting worden ingeschakeld.
WAARSCHUWING Contoleer re-
gelmatig of de koplampsproeiers schoon
en in goede staat zijn. WAARSCHUWINGAls de regen-
sensor defect is, werken de ruitenwis-
sers als de rechter hendel in stand 1-
fig. 54staat alsof de intervalstand is
ingeschakeld. Als de storing van de re-
gensensor optreedt tijdens de automa-
tische werking, blijft het systeem wer-
ken volgens de laatst ingestelde werking
van de ruitenwissers. Als de hendel in
de andere standen wordt gezet, blijven
de ruitenwissers werken.
De regensensor kan herkennen en zich
automatisch aanpassen aan de volgen-
de omstandigheden:
❒aanwezigheid van vuil op het op-
pervlak dat de sensor controleert
(zout, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.
Storingsmeldingen
Bij een storing van de regensensor gaat
bij enige uitvoeringen het lampje
u
op het instrumentenpaneel branden, ter-
wijl bij andere uitvoeringen een bericht
op het display verschijnt (zie het hoofd-
stuk “Lampjes en berichten”).
Schakelderegensensor
nietintijdenshetwas-
senvandeautoineen
automatischewasstraat.
Zorgervoordatbijijs-
vormingopdevoorruit,
dathetsysteemisuit-
geschakeld.
Controleeralsdevoor-
ruitmoetworden
schoongemaaktaltijdofhet
systeemisuitgeschakeld.
OPGELET
A0E0046mfig. 56
Alswaterrestenachter-
blijvenkunnenderuiten-
wissersnietgewenste
bewegingenuitvoeren.
046-082 Alfa 159 NL 21-10-2008 14:38 Pagina 75
Page 103 of 330

102
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
OPENEN MET DE
AFSTANDSBEDIENING
Druk op knop `op de elektroni-
sche sleutel. Het openen wordt aange-
geven door het twee keer knipperen van
de richtingaanwijzers.
Als de bagageruimte wordt geopend en
het diefstalalarm (waar voorzien) is in-
geschakeld, dan worden uitgeschakeld:
❒de bewegingsdetectie in het interi-
eur;
❒de hellingshoekdetectie;
❒de signaleringssensor geopende ba-
gageruimte.
Als de bagageruimte wordt gesloten,
worden al deze functies weer inge-
schakeld en gaan de richtingaanwijzers
gedurende ongeveer 1 seconde bran-
den. WAARSCHUWINGAls de accu los-
gekoppeld is geweest of als een zeke-
ring is doorgebrand, moet het ont-/ver-
grendelmechanisme van de bagage-
ruimte geïnitialiseerd worden. Ga hier-
voor als volgt te werk:
❒sluit alle portieren en de bagage-
ruimte;
❒druk op knop Áop de afstandsbe-
diening of op knop
qop de mid-
denconsole;
❒druk op knop Ëop de afstandsbe-
diening of op knop
qop de mid-
denconsole.
BAGAGERUIMTE IN
NOODGEVALLEN VANUIT
HET INTERIEUR OPENEN
(alleen bij de berlina-
uitvoering met aparte
bagageruimte)
Als de accu is losgenomen, kan de ba-
gageruimte worden geopend door aan
de handgreep A-fig. 95links onder
de achterbank te trekken.
Plaats na gebruik de handgreep onder
de zitting.
A0E0228mfig. 95
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 102
Page 119 of 330

PARKEERSENSOREN
(waar voorzien)
De parkeersensoren leveren aan de be-
stuurder informatie over de afstand tij-
dens het naderen van obstakels aan de
achterzijde van de auto (uitvoeringen
met 4 sensoren achter) of voor en ach-
ter de auto (uitvoeringen met 4 sen-
soren achter en 4 sensoren voor).
Het systeem is een hulp bij het uitvoe-
ren van parkeermoeuvres, zodat obsta-
kels worden gesignaleerd die zich bui-
ten het zicht van de bestuurder bevin-
den.
De informatie over de aanwezigheid van
en de afstand tot een obstakel wordt
aan de bestuurder doorgegeven door
middel van een akoestisch signaal,
waarvan de frequentie afhankelijk is van
de afstand tot het obstakel (als de af-
stand tot het obstakel kleiner wordt,
neemt de frequentie van het akoestische
signaal toe) en, bij enkele uitvoeringen,
verschijnt ook een beeld op het display
(zie de paragraaf “Signalering op het
display”).
118
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
A0E0482mfig. 104
INSCHAKELEN
Uitvoering met 4 sensoren
De sensoren voor schakelen in als de
elektronische sleutel in het startsysteem
is geplaatst en de achteruit wordt inge-
schakeld of, bij enkele uitvoeringen, als
op knop A-fig.104op het plafon-
lampje voor wordt gedrukt bij een snel-
heid onder 15 km/h.
De sensoren schakelen uit bij een snel-
heid hoger dan 18 km/h of, bij enke-
le uitvoeringen, als nogmaals op knop
A-fig.104wordt gedrukt bij een snel-
heid lager dan 15 km/h. Als het sys-
teem niet is ingeschakeld, is bij uitvoe-
ringen met een uitschakelknop de led
op de knop gedoofd.Uitvoering met 8 sensoren
De sensoren voor schakelen in als de
elektronische sleutel in het startsysteem
is geplaatst en de achteruit wordt inge-
schakeld of als op knop A-fig.104op
het plafonlampje voor wordt gedrukt bij
een snelheid onder 15 km/h.
De sensoren schakelen uit als nogmaals
op knop A-fig.104wordt gedrukt bij
een snelheid lager dan 15 km/h of als
de snelheid hoger wordt dan 18 km/h;
als het systeem niet is ingeschakeld, is
de led op de knop gedoofd.
Als de sensoren zijn ingeschakeld, start
het systeem met de akoestische signa-
lering m.b.v. de zoemers voor of achter,
zodra een obstakel wordt gesignaleerd;
de geluidsimpulsen hebben een toene-
mende frequentie naarmate het obsta-
kel dichterbij komt.
Als het obstakel zich op minder dan 30
cm bevindt, klinkt het geluidssignaal
continu. Afhankelijk van waar het ob-
stakel zich bevindt (voor en achter)
klinkt de bijbehorende zoemer (voor of
achter). In ieder geval wordt het obsta-
kel aangegeven dat zich het dichtst bij
de auto bevindt.
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 118
Page 120 of 330

Het signaal stopt onmiddellijk als de af-
stand tot het obstakel groter wordt. De
weergave van de tonen blijft gelijk als
de door de middelste sensoren gemeten
afstand gelijk blijft. Als deze situatie op-
treedt bij de zij-sensoren, dan wordt het
signaal na 3 seconden onderbroken (om
te voorkomen dat het geluid weerge-
geven blijft worden als langs een muur
wordt gereden).
SENSOREN
Het systeem voor het bepalen van de
afstand tot de obstakels maakt gebruik
van 4 sensoren in de voorbumper (waar
voorzien) fig. 105en 4 sensoren in
de achterbumperfig. 106.
Deverantwoordelijk-
heidtijdenshetparke-
renenanderegevaarlijkehan-
delingenligtaltijdenooveralbij
debest
uurder.Controleerals
udeautoparkeertofzichgeen
personen(vooralkinderen),
d dierenofobstakelsindebuurt
vand
eautobevinden.Depar-
keersensorenmoetenalseen
hulpmiddelvoordebestuurder
beschouwdworden.Debe-
stuurdermo
ettijdenseventu-
eelgevaarlijkeparkeer-
manoeuvresaltijdvolledigzijn
aandachtbehouden,ookalsde
manoeuvres
metlagesnelheid
wordenuitggevoerd.
OPGELET
A0E0231mfig. 105
A0E0232mfig. 106
119
PLANCIA
E COMANDI
119
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
ZOEMER
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel wordt aan de
bestuurder gegeven met een akoestisch
signaal dat door de zoemer in het inte-
rieur wordt gegeven.
❒bij uitvoeringen met 4 sensoren ach-
ter bevindt de zoemer zich aan de
achterzijde en geeft de zoemer ob-
stakels achter de auto aan;
❒bij uitvoeringen met 8 sensoren (4
voor en 4 achter) bevindt zich naast
de zoemer achter een zoemer aan
de voorzijde, die informatie geeft
over obstakels voor de auto. Hier-
door krijgt de bestuurder een gevoel
van richting (voor / achter) over de
aanwezigheid van de obstakels.
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 119
Page 121 of 330

120
PLANCIA
E COMANDI
120
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
BEREIK VAN DE SENSOREN
Met de sensoren kan het gebied voor
(uitvoeringen met 8 sensoren) en ach-
ter de auto worden gecontroleerd.
Door hun positie wordt het midden en
de zijkant aan de voor- en achterzijde
van de auto gecontroleerd.
Obstakels in het midden worden waar-
genomen vanaf een afstand lager dan
0,9 meter (voor) en 1,40 meter (ach-
ter).
Als een obstakel zich aan de zijkant be-
vindt, wordt het waargenomen vanaf
een afstand onder 0,6 meter.
Vooreenjuistewerking
vanhetsysteemmager
geenmodder,vuil,
sneeuwofijsopdesensorenzit-
t ten.Weesvoorzichtig
bijhetrei-
nigenvandesensoromkrassen
ofbeschadigingentevoorko-
men;g gebruikgeendroge,grove
ofhardedoek.De
sensoren
moetenmetschoonwater,
eventueelmettoevoeginngvan
autoshampoowordenschoon-
gemaakt.Inwasstratenwa
ar
stoomofhogedrukreinigers
wordengebruuikt,moetende
sensorensnelwordenschoon-
gemaakt,waarbijstraalpijpo
p
meerdan10cmafstandmoet
wordengehouden.
Wendtuzichvoorhet
opnieuwspuitenvande
bumperofvoorhet
eventueelbijwerkenvandelak
ronddesensorenuitsluiten
dtot
hetAlfaRomeoServicenet-
werk.Hetnietcorrectspuiten
kandewerking gvandepar-
keersensorenveelslechterma
-
ken.
SIGNALERING OP DISPLAY
(waar voorzien)
Als bij uitvoeringen met 8 sensoren de
sensoren inschakelen verschijnt op het
“Instelbare multifunctionele display”
(waar voorzien) een scherm, dat is aan-
gegeven in fig.107; De afstand over
de aanwezigheid en de afstand tot een
obstakel, wordt dan niet alleen door de
zoemer, ook visueel op het display van
het instrumentenpaneel aangegeven.
Als meerdere obstakels aanwezig zijn,
wordt de dichtstbijzijnde die dichterbij
komt aangegeven.
A0E0239mfig. 107
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 120
Page 122 of 330

121
PLANCIA
E COMANDI
121
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Als een storing is gesignaleerd, reinig
dan, na het stilzetten van de auto en uit-
schakelen van de motor, de sensoren en
controleer of u zich niet nabij een bron
van ultrasone geluiden bevindt (bijv.
pneumatische remmen van vrachtwa-
gens of pneumatische hamers). Als de
oorzaak van de storing is verholpen,
werkt het systeem weer volledig en do-
ven het lampje
ten het waarschu-
wingsbericht.
Als het lampje blijft branden, wendt u
dan tot het Alfa Romeo Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren,
ook als het systeem blijft werken. Als de
gesignaleerde storing de werking niet
nadelig beïnvloedt, blijft het systeem
werken en wordt de storing opgeslagen
zodat het Alfa Romeo Servicenetwerk
vervolgens het systeem kan controleren.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd
zeer goed op obstakels die zich boven
of onder de sensoren kunnen bevinden.
Obstakels die zich dicht voor of achter
de auto bevinden, kunnen onder be-
paalde omstandigheden niet door het
systeem worden waargenomen en zou-
den de auto kunnen beschadigen of be-
schadigd kunnen worden.
De door de sensoren verzonden signa-
len, kunnen wijzigen als de sensoren
zijn beschadigd, vuil zijn door modder,
sneeuw of ijs op de sensoren of door ul-
trasone systemen (zoals pneumatische
remsystemen van vrachtwagen of een
pneumatische hamer) in de buurt van
de auto.
TREKKEN VAN
AANHANGERS
De sensoren achter worden automatisch
weer ingeschakeld als u de aanhanger-
stekker loskoppelt.
WEERGAVE VAN
STORINGEN
De regeleenheid van het systeem voert
een controle van alle componenten van
het systeem uit als de sleutel in het start-
systeem wordt geplaatst. De sensoren
en de bijbehorende elektrische verbin-
dingen worden doorlopend gecontro-
leerd als het systeem werkt.
De storing van de sensoren wordt aan-
gegeven met een brandend lampje
t
(waar voorzien) op het instrumenten-
paneel (bij enkele uitvoeringen ver-
schijnt een bericht op het display) (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Dewerkingvandesen-
sorenachterwordtau-
tomatischuitgeschakeld
alsdestekkervandeelektri- -
schekabelvandeaa
nhanger
wordtaangeslotenopdestek-
kerdoosvandetrekhaak.
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 121
Page 123 of 330

122
PLANCIA
E COMANDI
122
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
VOORZORGS-
MAATREGELEN
EN ONDERHOUD
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
De auto kan zijn uitgerust met een con-
trolesysteem voor het meten van de
bandenspanning TPMS (Tyre Pressure
Monitoring System) dat de bestuurder
van de auto informeert over de ban-
denspanning door de waarschuwingen
“bandenspanning controleren” en “On-
voldoende bandenspanning”. Zie voor
een uitgebreid beschrijving van de twee
waarschuwingen het hoofdstuk “Lamp-
jes en berichten”. Dit systeem bestaat
uit een sensor die op radiogolven werkt,
op de velg van elk wiel. Deze sensor
stuurt informatie over de spanning van
iedere band naar de regeleenheid.
WAARSCHUWINGEN
Storingsmeldingen worden niet opge-
slagen en worden dus niet aangegeven
als de motor wordt uitgezet en vervol-
gens weer wordt gestart. Als de storin-
gen blijven bestaan, stuurt de rege-
leenheid de betreffende meldingen pas
naar het instrumentenpaneel als de au-
to een korte tijd rijdt.
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM
TPMS (Tyre Pressure Monitoring System)
(optional voor bepaalde uitvoeringen/
markten waar voorzien)
Deaanwezigheidvan
hetTPMSontslaatde
bestuurdernietvandeplicht
omregelmatigdebanden-
span nning(ookvanhetre
ser-
vewiel)tecontroleren(waar
voorzien).
OPGELET
De bandenspanning moet worden ge-
controleerd bij een tijdje niet gebruikte en
koude banden; als om wat voor reden
dan ook de spanning bij warme banden
moet worden gecontroleerd, verlaag dan
niet de spanning als deze te hoog blijkt
te zijn, maar herhaal de controle bij kou-
de banden.(zie de paragraaf “Banden”
in het hoofdstuk “Technisch gegevens”).
Het TPMS is niet in staat om te waar-
schuwen voor een plotselinge vermin-
dering van de bandenspanning (bij-
voorbeeld bij een klapband). Breng in
dit geval de auto tot stilstand door voor-
zichtig te remmen en zonder heftige
stuurbewegingen uit te voeren.
Storingen door een radiofrequentie kun-
nen de juiste werking van het TPMS ver-
hinderen. Om de bestuurder te infor-
meren verschijnt een mededeling op het
display. Deze melding verdwijnt auto-
matisch zodra de storing het systeem
niet meer hindert.
083-128 Alfa 159 NL 20-10-2008 14:13 Pagina 122