sensor Alfa Romeo 159 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2010, Model line: 159, Model: Alfa Romeo 159 2010Pages: 331, PDF Size: 5.37 MB
Page 99 of 331

71
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
“FOLLOW ME HOME”
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de
auto een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
Trek de hendel binnen 2 minuten na het
uitschakelen van de motor naar het
stuur.
Bij iedere afzonderlijke bediening van
de hendel wordt de ingeschakelde tijd
van de verlichting met 30 seconden ver-
lengd tot een maximum van 3,5 mi-
nuut. Na het verstrijken van deze tijd
gaan de lichten automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend,
gaat het lampje
3op het instru-
mentenpaneel branden en wordt er een
bericht op het display weergegeven (zie
het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
SENSOR AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN
(schemersensor)
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
Deze sensor is in staat om de verschil-
len in sterkte van het omgevingslicht
waar te nemen op basis van de inge-
stelde gevoeligheid: hoe hoger de ge-
voeligheid, hoe minder buitenlicht er no-
dig is om de verlichting in te schakelen.
Bij sommige uitvoeringen is de gevoelig-
heid van de schemersensor instelbaar met
behulp van het “Setup-menu” van het dis-
play (zie de paragraaf “Instelbaar multi-
functioneel display” in dit hoofdstuk).
Inschakelen
Draai de draaiknop A-fig. 51in stand
2A: op deze manier gaan, afhankelijk
van de sterkte van het buitenlicht, de
buitenverlichting en de dimlichten au-
tomatisch branden.
Als de lichten automatisch zijn inge-
schakeld en de sensor geeft een uit-
schakelcommando, wordt eerst het dim-
licht uitgeschakeld en na enkele secon-
den de buitenverlichting.Uitschakelen
Als de sensor het systeem uitschakelt,
worden eerst de dimlichten en, na eni-
ge seconden, de buitenverlichting uit-
geschakeld. De schemersensor is niet in
staat om mist te signaleren. Daarom
moet bij mist de verlichting handmatig
worden ingeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing in de schemersensor gaat
bij sommige uitvoeringen het lampje
1
op het instrumentenpaneel branden, ter-
wijl er bij andere uitvoeringen een be-
richt op het display wordt weergegeven
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 71
Page 102 of 331

74
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Als u de draaiknop A-fig. 54draait,
wordt de gevoeligheid van de regen-
sensor verhoogd, waardoor het systeem
sneller overschakelt van stilstaande rui-
tenwissers bij een droge ruit naar de eer-
ste snelheid (langzaam continu wissen).
De handeling wordt bevestigd met een
enkele slag van de ruitenwissers.
Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor (hendel
in stand 1-fig. 54) werkt het norma-
le reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automati-
sche werking.
Als de elektronische sleutel uit het start-
systeem wordt verwijderd, wordt de re-
gensensor uitgeschakeld en als opnieuw
wordt gestart niet opnieuw ingeschakeld
als de hendel in stand 1-fig. 54blijft
staan. In dat geval moet, om de re-
gensensor in te schakelen, de hendel in
stand0of2en vervolgens opnieuw in
stand1worden gezet.
Als de regensensor opnieuw wordt in-
geschakeld wordt, ook op een droge
ruit, een slag van de ruitenwissers uit-
gevoerd. “Intelligente
wis-/wasregeling”
Als u de hendel naar het stuur trekt (on-
vergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in.
Als u de hendel langer dan een halve se-
conde aangetrokken houdt, dan worden
in één beweging de ruitenwissers/-
sproeiers ingeschakeld.
Als u de hendel loslaat, stoppen de rui-
tensproeiers onmiddellijk terwijl de rui-
tenwissers nog 3 slagen maken. Na on-
geveer 6 seconden volgt nog een ex-
tra reinigingsslag.
REGENSENSOR
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
De regensensor A-fig. 55bevindt zich
achter de binnenspiegel en is een elek-
tronisch systeem dat wordt gebruikt door
het ruitenwissersysteem dat automatisch
de slagfrequentie van de ruitwissers aan-
past aan de intensiteit van de regen. Alle
andere met de rechterhendel bediende
functies blijven ongewijzigd.
De regensensor wordt ingeschakeld als de
rechterhendel in stand 1-fig. 54wordt
gezet en heeft een traploos bereik van stil-
staande ruitenwissers (geen enkele slag)
bij een droge ruit tot werking met de twee-
de snelheid (continu met gemiddelde snel-
heid) bij hevige regen.
A0E0227mfig. 55
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 74
Page 103 of 331

75
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDENKOPLAMPSPROEIERS
(waar voorzien) fig. 56
Deze zijn voorzien van een sproeier voor
elke functie van de buitenverlichting. Ze
gaan automatisch werken als de rui-
tensproeiers bij brandende buitenver-
lichting worden ingeschakeld.
WAARSCHUWINGContoleer regel-
matig of de koplampsproeiers schoon
en in goede staat zijn. WAARSCHUWINGAls de regen-
sensor defect is, werken de ruitenwis-
sers als de rechterhendel in stand 1-
fig. 54staat in de intervalstand. Als
de storing van de regensensor optreedt
tijdens de automatische werking, blijft
het systeem werken volgens de laatst
ingestelde werking van de ruitenwissers.
Als de hendel in de andere standen
wordt gezet, blijven de ruitenwissers
werken.
De regensensor is in staat om de vol-
gende omstandigheden te herkennen en
zijn gevoeligheid hieraan aan te passen:
❒vuil op het controle-oppervlak (zou-
taanslag, vuil enz.);
❒verschil tussen dag en nacht.
Storingsmeldingen
Bij een storing in de regensensor gaat
bij sommige uitvoeringen het lampje
uop het instrumentenpaneel bran-
den, terwijl er bij andere uitvoeringen
een bericht op het display wordt weer-
gegeven (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”).
Schakel de regensensor
niet in als de auto in een
automatische wasstraat
wordt gewassen.
Schakel het systeem bij
ijsvorming op de voor-
ruit uit.
Controleer als de voor-
ruit moet worden
schoongemaakt altijd of het
systeem is uitgeschakeld.
OPGELET
A0E0046mfig. 56
Als er waterresten ach-
terblijven, kunnen de rui-
tenwissers ongewenste
bewegingen maken.
046-082 Alfa 159 NL 31-03-2009 9:19 Pagina 75
Page 130 of 331

102
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
OPENEN MET DE
AFSTANDSBEDIENING
Druk op de knop op de elektronische
sleutel. Bij het openen gaan de rich-
tingaanwijzers twee keer branden.
Als de bagageruimte wordt geopend ter-
wijl het alarm (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten, waar voorzien) is in-
geschakeld, worden de volgende func-
ties uitgeschakeld:
❒de volumetrische beveiliging;
❒de kantelbeveiliging;
❒de signaleringssensor voor geopen-
de bagageruimte.
Als de bagageruimte wordt gesloten,
worden al deze functies weer inge-
schakeld en gaan de richtingaanwijzers
ongeveer 1 seconde branden. WAARSCHUWINGAls de accu los-
gekoppeld is geweest of als er een ze-
kering is doorgebrand, moet het ont-
/vergrendelmechanisme van de baga-
geruimte worden geïnitialiseerd. Ga hier-
voor als volgt te werk:
❒sluit alle portieren en de bagage-
ruimte;
❒druk op de knop Áop de afstands-
bediening of op de knop
qop de
middenconsole;
❒druk op de knop Ëop de afstands-
bediening of op de knop
qop de
middenconsole.
BAGAGERUIMTE IN
NOODGEVALLEN VANUIT
HET INTERIEUR OPENEN
(alleen bij de
sedanuitvoering met
aparte bagageruimte)
Als de accu is losgekoppeld, kan de ba-
gageruimte worden geopend door aan
de handgreep A-fig. 95links onder
de achterbank te trekken.
Plaats na gebruik de handgreep terug
onder de zitting.
A0E0228mfig. 95
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 102
Page 146 of 331

PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
De parkeersensoren geven de bestuur-
der informatie over de afstand tot een
obstakel dat tijdens het achteruitrijden
(uitvoeringen met 4 sensoren achter) of
het achteruit- en vooruitrijden (uitvoe-
ringen met 4 sensoren achter en 4 sen-
soren voor) wordt genaderd.
Dit parkeerhulpsysteem signaleert ob-
stakels die zich buiten het gezichtsveld
van de bestuurder bevinden.
De bestuurder ontvangt informatie over
de aanwezigheid van en de afstand tot
een obstakel door middel van een akoe-
stisch signaal, waarvan de frequentie af-
hankelijk is van de afstand tot het ob-
stakel (als de afstand tot het obstakel
kleiner wordt, neemt de frequentie van
het akoestische signaal toe) en, bij som-
mige uitvoeringen, wordt er ook beeld
op het display (zie de paragraaf “Sig-
nalering op het display”) weergegeven.
118
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
A0E0482mfig. 104
ACTIVERING
Uitvoering met 4 sensoren
De sensoren vóór worden ingeschakeld
als de elektronische sleutel in het start-
systeem wordt geplaatst en de achter-
uitversnelling wordt ingeschakeld of, bij
sommige uitvoeringen, als u op de knop
A-fig. 104op het plafonlampje vóór
drukt bij een snelheid lager dan 15
km/h.
De sensoren worden uitgeschakeld bij
een snelheid hoger dan 18 km/h of, bij
sommige uitvoeringen, als er nog een
keer op de knop A-fig.104wordt ge-
drukt bij een snelheid lager dan 15
km/h. Als het systeem niet is inge-
schakeld, gaat de LED op de knop bij uit-
voeringen met uitschakelknop uit.Uitvoering met 8 sensoren
De sensoren vóór worden ingeschakeld
als de elektronische sleutel in het start-
systeem wordt geplaatst en de achter-
uitversnelling wordt ingeschakeld of als
er op de knop A-fig.104op het pla-
fonlampje vóór wordt gedrukt bij een
snelheid lager dan 15 km/h.
De sensoren worden uitgeschakeld als
er nog een keer op de knop A-fig.104
wordt gedrukt bij een snelheid lager dan
15 km/h of als de snelheid hoger wordt
dan 18 km/h; als het systeem niet is
ingeschakeld, is de LED op de knop uit.
Als de sensoren zijn ingeschakeld, start
het systeem met de akoestische signa-
lering via de zoemers vóór of achter; die
geven een onderbroken signaal zodra
er een obstakel wordt waargenomen.
De onderbreking tussen de signalen
wordt korter naarmate het obstakel dich-
terbij komt.
Als het obstakel zich op minder dan 30
cm bevindt, klinkt het geluidssignaal
continu. Afhankelijk van de plaats van
het obstakel (voor of achter) worden de
geluidssignalen door de betreffende zoe-
mer (voor of achter) gegeven. In ieder
geval wordt het obstakel aangegeven
dat zich het dichtst bij de auto bevindt.
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 118
Page 147 of 331

Het signaal stopt onmiddellijk als de af-
stand tot het obstakel groter wordt. De
frequentie van de tonen blijft gelijk als
de door de middelste sensoren gemeten
afstand gelijk blijft. Als deze situatie op-
treedt bij de zijsensoren, dan wordt het
signaal na 3 seconden onderbroken (bij-
voorbeeld om te voorkomen dat het ge-
luid ingeschakeld blijft als er langs een
muur wordt gereden).
SENSOREN
Het systeem voor het bepalen van de
afstand tot de obstakels maakt gebruik
van 4 sensoren in de voorbumper (voor
bepaalde uitvoeringen/markten, waar
voorzien) fig. 105en 4 sensoren in
de achterbumperfig. 106.
De verantwoordelijk-
heid tijdens het parke-
ren en andere gevaarlijke han-
delingen ligt altijd en overal bij
de bestuurder. Controleer als
u de auto parkeert of er zich
geen personen (in het bijzon-
der kinderen) of dieren in de
buurt van de auto bevinden.
De parkeersensoren moeten
als een hulpmiddel voor de be-
stuurder worden beschouwd.
De bestuurder moet tijdens
eventueel gevaarlijke par-
keermanoeuvres altijd zeer
goed opletten, ook als de
manoeuvres met lage snelheid
worden uitgevoerd.
OPGELET
A0E0231mfig. 105
A0E0232mfig. 106
119
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
ZOEMER
De informatie over de aanwezigheid van
en de afstand tot het obstakel wordt aan
de bestuurder doorgegeven door middel
van geluidssignalen die afkomstig zijn
van de in het interieur geïnstalleerde
zoemers:
❒bij uitvoeringen met 4 sensoren ach-
ter bevindt de zoemer zich aan de
achterzijde en geeft de zoemer ob-
stakels achter de auto aan;
❒bij uitvoeringen met 8 sensoren (4
voor en 4 achter) heeft de auto niet
alleen een zoemer achter, maar ook
een zoemer aan de voorzijde, die in-
formatie geeft over obstakels vóór
de auto. Hierdoor krijgt de bestuur-
der ruimtelijke informatie over de lo-
catie van de obstakels (voor/ ach-
ter).
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 119
Page 148 of 331

BEREIK VAN DE SENSOREN
Met de sensoren kan het gebied voor
(uitvoeringen met 8 sensoren) en ach-
ter de auto worden gecontroleerd.
Door hun positie wordt het midden en
de zijkant aan de voor- en achterzijde
van de auto gecontroleerd.
Obstakels in het midden worden waar-
genomen vanaf een afstand van minder
dan 0,9 meter (voor) en 1,30 meter
(achter).
Obstakels aan de zijkant worden waar-
genomen vanaf een afstand van minder
dan 0,6 meter.
Voor een juiste werking
van het systeem mag er
geen modder, vuil,
sneeuw of ijs op de sensoren zit-
ten. Wees voorzichtig bij het rei-
nigen van de sensoren om kras-
sen of beschadigingen te voor-
komen; gebruik geen droge, gro-
ve of harde doek. De sensoren
moeten worden gereinigd met
schoon water, waaraan eventu-
eel autoshampoo is toegevoegd.
In wasstraten waar stoom of ho-
gedrukreinigers worden gebruikt,
moeten de sensoren snel worden
schoongemaakt, waarbij de
spuitmond op meer dan 10 cm af-
stand moet worden gehouden.
Wendt u zich voor het
opnieuw spuiten van de
bumper of voor het
eventueel bijwerken van de lak
rond de sensoren uitsluitend tot
het Alfa Romeo Servicenet-
werk. Als het bijwerken van de
lak niet op de juiste manier
wordt uitgevoerd, kan de wer-
king van de parkeersensoren in
gevaar worden gebracht.
MELDINGEN OP HET
DISPLAY
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
Als de sensoren bij uitvoeringen met 8
sensoren worden ingeschakeld, wordt er
op het “Instelbare multifunctionele dis-
play” (voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien) een scherm
weergegeven, zie fig.107; de infor-
matie over de aanwezigheid van en de
afstand tot een obstakel wordt dan niet
alleen door de zoemer, maar ook visu-
eel op het display van het instrumen-
tenpaneel aangegeven.
Als er meerdere obstakels aanwezig zijn,
wordt de dichtstbijzijnde die dichterbij
komt aangegeven.
A0E0239mfig. 107
120
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 120
Page 149 of 331

121
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
een bericht op het display weergegeven)
(zie het hoofdstuk “Lampjes en berich-
ten”).
Als er een storing wordt waargenomen,
moet u na het uitschakelen van de au-
to en de motor de sensoren reinigen en
controleren of u zich niet in de buurt van
een bron van ultrasone geluiden bevindt
(bijvoorbeeld pneumatische remmen
van vrachtwagens of pneumatische ha-
mers). Als de oorzaak van de storing
is verholpen, werkt het systeem weer
volledig en verdwijnen het lampje
t
en het waarschuwingsbericht.
Als het lampje blijft branden, wendt u
dan tot het Alfa Romeo Servicenetwerk
om het systeem te laten controleren,
ook als het systeem blijft werken. Als de
waargenomen storing geen nadelige in-
vloed op de werking heeft, blijft het sys-
teem werken en wordt de storing op-
geslagen zodat het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk vervolgens het systeem kan
controleren.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd
zeer goed op obstakels die zich boven
of onder de sensoren kunnen bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de voor- of
achterkant van de auto bevinden, wor-
den onder bepaalde omstandigheden
niet door het systeem gesignaleerd en
kunnen dus de auto beschadigen of zelf
beschadigd raken.
De door de sensoren verzonden signa-
len kunnen wijzigen als de sensoren zijn
beschadigd, vuil zijn door modder,
sneeuw of ijs op de sensoren of door ul-
trasone systemen (zoals pneumatische
remsystemen van vrachtwagen of een
pneumatische hamer) in de buurt van
de auto.
TREKKEN VAN
AANHANGERS
De sensoren achter worden automatisch
weer ingeschakeld als u de aanhanger-
stekker loskoppelt.
WEERGAVE VAN
STORINGEN
De regeleenheid van het systeem con-
troleert alle onderdelen van het systeem
als de sleutel in het startsysteem wordt
geplaatst. De sensoren en de bijbeho-
rende elektrische aansluitingen worden
continu gecontroleerd als het systeem
werkt.
Een storing in de sensoren wordt aan-
gegeven door een brandend lampje
t
(voor bepaalde uitvoeringen/markten,
waar voorzien) op het instrumentenpa-
neel (bij sommige uitvoeringen wordt er
De sensoren achter wor-
den automatisch uitge-
schakeld als de stekker
van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten
op de stekkerdoos van de trek-
haak.
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 121
Page 150 of 331

De auto kan zijn uitgerust met een con-
trolesysteem voor de bandenspanning,
het TPMS (Tyre Pressure Monitoring Sys-
tem), dat de bestuurder van de auto
met behulp van twee waarschuwings-
berichten, “Controleer Bandenspanning”
en “Te lage bandenspanning”, over de
bandenspanning informeert. Zie voor
meer informatie over de twee waar-
schuwingen het hoofdstuk “Lampjes en
berichten”. Dit systeem bestaat uit een
sensor die op radiogolven werkt, op de
velg van elk wiel. Deze sensor stuurt in-
formatie over de spanning van iedere
band naar de regeleenheid.
BELANGRIJKE TIPS
Storingsmeldingen worden niet opge-
slagen en worden dus niet aangegeven
als de motor wordt uitgezet en vervol-
gens weer wordt gestart. Als de storin-
gen blijven bestaan, stuurt de rege-
leenheid de betreffende meldingen pas
naar het instrumentenpaneel als de au-
to een korte tijd rijdt.
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM
TPMS (Tyre Pressure Monitoring System)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Ook al heeft de auto
een TPMS-systeem, de
bestuurder moet nog altijd re-
gelmatig de bandenspanning
(ook van het reservewiel) con-
troleren en de banden rouleren
(voor bepaalde uitvoeringen/
markten, waar voorzien).
OPGELET
De bandenspanning moet worden ge-
controleerd als de banden een tijd niet
zijn gebruikt en koud zijn; als om wat
voor reden dan ook de spanning bij war-
me banden moet worden gecontroleerd,
verlaag dan niet de spanning als deze
te hoog blijkt te zijn, maar herhaal de
controle bij koude banden.(zie de pa-
ragraaf “Banden” in het hoofdstuk
“Technisch gegevens”).
Het TPMS is niet in staat om te waar-
schuwen voor een plotselinge vermin-
dering van de bandenspanning (bij-
voorbeeld bij een klapband). Breng in
dit geval de auto tot stilstand door voor-
zichtig te remmen en zonder heftige
stuurbewegingen uit te voeren.
Sterke straling op een radiofrequentie
kan het TPMS-systeem ontregelen. Dit
wordt met een bericht op het display
aangegeven. Deze melding verdwijnt
automatisch zodra de storing het sys-
teem niet meer ontregelt.
122
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 122
Page 151 of 331

123
VEILIGHEID
LAMPJES EN
BERICHTEN
IN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN EN
RIJDEN
Als de oorspronkelijke situatie is hersteld
na gebruik van de bandenreparatieset
Fix&Go automatic en de lekke band
blijft aangegeven op het instrumenten-
paneel, wendt u dan tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk.
De bandenspanning kan variëren af-
hankelijk van de buitentemperatuur. Het
TPMS kan tijdelijk een te lage banden-
spanning signaleren. Controleer in dat
geval de bandenspanning bij koude ban-
den en herstel zo nodig de spanning. Voor het TPMS-systeem is speciale uit-
rusting nodig. Raadpleeg het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk voor de accessoi-
res die geschikt zijn voor het systeem
(wielen, wieldoppen, enz.). Het gebruik
van andere accessoires kan de norma-
le werking van het systeem verhinde-
ren. Omdat er gebruik wordt gemaakt
van speciale ventielen kunnen er uit-
sluitend door Alfa Romeo goedgekeur-
de afdichtvloeistoffen worden gebruikt
voor de reparatie van de band; het ge-
bruik van andere vloeistoffen zou de nor-
male werking van het systeem kunnen
belemmeren.
Als de auto is uitgerust met het TPMS-
systeem, moet bij het demonteren van
een band ook het rubber van het ven-
tiel en de bevestigingsmoer van de sen-
sor worden vervangen. Wendt u hiervoor
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.Als de auto is uitgerust met het TPMS,
moeten er speciale voorzorgsmaatre-
gelen bij het monteren/demonteren van
de banden en/of velgen in acht worden
genomen. De banden en/of de velgen
mogen uitsluitend door gespecialiseerd
personeel worden vervangen om te
voorkomen dat de sensoren beschadigd
raken of verkeerd worden gemonteerd.
Wendt u tot het Alfa Romeo Service-
netwerk.
083-128 Alfa 159 NL 31-03-2009 11:21 Pagina 123