ABS Alfa Romeo 4C 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2021, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2021Pages: 156, PDF Size: 3.36 MB
Page 38 of 156

KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTEN- PANEEL
36
Lampjes op het paneelBetekenisWat te doen
Rijd zeer voorzichtig en neem zo snel mogelijk contact op
met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
ABS-FOUT
Het lampje gaat branden wanneer de contactsleutel naar
de stand MAR wordt gedraaid, maar het moet even later
doven. Het lampje gaat branden om een systeemstoring
aan te geven.
In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar
met uitsluiting van het ABS-systeem.
Op het display verschijnt een speciaal bericht.
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD
Het lampje
“gaat branden wanneer de frontairbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Wanneer de airbag van de passagier op de voorstoel is
ingeschakeld en de contactsleutel naar MAR wordt
gedraaid, gaat het lampje
“ongeveer 4 seconden continu
branden, waarna het zou moeten doven.
Als het lampje knippert, dan duidt dit op een storing van
het airbagwaarschuwingslampje.
22)
Rijd zeer voorzichtig en neem zo snel mogelijk contact op
met een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
Page 50 of 156

KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTEN- PANEEL
48
20)Als het lampje ¬niet gaat branden, wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid of blijft branden tijdens het rijden (er verschijnt
ook een bericht op het display), dan is er mogelijk een storing in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of gordelspanners
mogelijk bij een ongeval niet in werking treden of, in een zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in werking treden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door een speciaal Alfa Romeo Servicepunt alvorens verder te rijden.
21)Een storing van het waarschuwingslampje
¬wordt aangegeven als het waarschuwingslampje “langer dan de gebruikelijke 4 seconden
blijft knipperen. Bovendien schakelt het airbagsysteem de airbag aan passagierszijde automatisch uit. In dat geval kan het lampje ¬mogelijk
geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem onmiddellijk controleren door een speciaal Alfa Romeo Servicepunt
alvorens verder te rijden.
22)Een storing van het lampje
“wordt aangegeven door het aangaan van het lampje ¬. Bovendien schakelt het airbagsysteem de airbag
aan passagierszijde automatisch uit.
23)Wanneer het digitale lampje gaat branden, moet de afgewerkte motorolie zo spoedig mogelijk, en elk geval binnen 500 km nadat het
lampje voor het eerst ging branden, worden ververst. Het niet naleven van deze instructie kan leiden tot ernstige beschadiging van de motor en
de garantie ongeldig maken. Vergeet niet dat het knipperen van het digitale lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg dus
absoluut geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
24)Wanneer het lampje tijdens het rijden gaat knipperen, neem dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK
3Als het lampje, wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, niet gaat branden, continu blijft branden of gaat knipperen tijdens het
rijden (bij bepaalde versies verschijnt er ook een bericht op het display), zo snel mogelijk contact opnemen met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
WAARSCHUWINGEN
Page 52 of 156

VEILIGHEID
50
ACTIEVE
VEILIGHEIDSSYSTEMEN
ABS
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek, ongeacht de kracht
van de remwerking, zodat het voertuig
ook tijdens paniekremmen onder
controle gehouden kan worden en de
remweg wordt geoptimaliseerd.
Inwerkingtreding van het systeem
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS in werking treedt omdat het
rempedaal iets pulseert en het systeem
meer geluid maakt: dit is volkomen
normaal wanneer het systeem in werking
treedt.
30) 31) 32) 33) 34) 35) 36)
ASR (AntiSlip Regulation)-SYSTEEM
37) 38) 39)
Dit systeem maakt integraal deel uit van
het ESC-systeem en treedt automatisch
in werking als één of beide aangedreven
wielen slippen, grip verliezen op natte
wegen (aquaplaning) en tijdens het
optrekken op glad, besneeuwd of met
ijzel bedekt wegdek, enz.
Inwerkingtreding van het systeem
Het systeem grijpt in op het motor-
vermogen en de remmen.
Dit wordt aangeduid met het knipperen
van het waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
de informeren dat het voertuig zich
onder kritieke stabiliteits- en
gripomstandigheden bevindt.
HBA-SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
40) 41) 42)
Het HBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van de auto tijdens
noodremmen te verbeteren: het
HBA-systeem voltooit daarom het
ABS-systeem.
Er wordt maximale assistentie van het
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal continue zeer snel wordt
ingetrapt.
EBD-SYSTEEM
Het EBD-systeem maakt deel uit van het
ESC-systeem en grijpt in tijdens het
remmen door de remkracht op optimale
wijze over voor- en achterwielen te
verdelen.
Dit garandeert meer remstabiliteit aan
de auto, door het plotselinge blokkeren
van de achterwielen en de daaruit
volgende instabiliteit van de auto te
voorkomen.
DTC-SYSTEEM (Drag Torque Control)
Dit systeem is een onderdeel van het
ABS-systeem dat bij bruusk
terugschakelen ingrijpt of tijdens het
remmen wanneer het ABS ingrijpt door
het motorkoppel te regelen, zodat
overmatige aandrijving op de
aangedreven wielen wordt voorkomen,
wat vooral bij slechte gripcondities tot
verlies van stabiliteit van de auto kan
leiden.
Page 53 of 156

51
ESC-SYSTEEM
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van de
auto onder diverse rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van de auto
door de remkracht naar de juiste wielen
te sturen. Tevens kan het door de motor
geleverde koppel verlaagd worden om de
controle over het voertuig te behouden.
25) 26) 27) 28) 29)
Het ESC-systeem bevat de actieve
veiligheidssystemen zoals:
ABS, EBD, ASR, HILL HOLDER, etc.
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.
Inwerkingtreding van het systeem
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en de
grip van de auto kritiek zijn.
CBC
(Cornering Braking Control)-SYSTEEM
Dit systeem grijpt in wanneer in bochten
geremd wordt, waarbij de verdeling van
de remkracht over de vier wielen wordt
geoptimaliseerd: het systeem voorkomt
dat de wielen in de binnenbocht (minder
beïnvloed door het gewicht van de auto)
blokkeren, waardoor betere stabiliteit en
richting wordt gegarandeerd.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een integraal onderdeel
van het ESC-systeem en assisteert de
bestuurder bij het wegrijden op hellingen
omhoog of omlaag door op de remmen te
werken:
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is
geen parkeerrem; laat de auto dus niet
achter zonder de handrem in te
schakelen, de motor af te zetten en de
eerste versnelling in te schakelen, zodat
de auto onder veilige omstandigheden is
geparkeerd (lees voor meer informatie
de paragraaf “Parkeren” in het hoofdstuk
“Starten en rijden”).
BELANGRIJK Er kunnen situaties op
kleine hellingen (minder dan 8%)
voorkomen waarin, bij beladen auto, het
Hill Holder-systeem niet in werking
treedt en de auto zich iets naar achteren
verplaatst, waardoor het risico op een
botsing met een ander voertuig of
voorwerp toeneemt. De bestuurder is in
elk geval verantwoordelijk voor een
veilige rijstijl.
“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
Het DTC-systeem voorkomt dat de
aandrijfwielen mogelijk vergrendelen,
hetgeen kan gebeuren, bijvoorbeeld, als
het gaspedaal plotseling wordt
losgelaten of in het geval van een
plotseling naar een lagere versnelling
schakelen in omstandigheden van
slechte grip op de weg.
In deze omstandigheden zou het
motorremeffect ervoor kunnen zorgen
dat de aandrijfwielen slippen, waardoor
het voertuig zijn stabiliteit verliest.
Het DTC-systeem grijpt in dergelijke
situaties in door het motorkoppel te
regelen om zo de stabiliteit te bewaren
en de veiligheid van het voertuig te
verhogen.
Page 54 of 156

VEILIGHEID
52
“PRE-FILL”-SYSTEEM”
(RAB - Ready Alert Brake)
(alleen bij ingeschakelde “Dynamic”-
modus)
Deze functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer het gaspedaal
snel wordt losgelaten, door de slag van
het remblok (zowel voor als achter) te
verminderen. Dit heeft als doel om het
remsysteem voor te bereiden en zijn
reactievermogen te verbeteren,
waardoor de remafstand bij het volgende
remmen afneemt.
25)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
26)Het ESC-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid
in bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
27)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
28)Voor een goede werking van het
ASR-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
BELANGRIJK
29)Neem geen onnodige risico’s, zelfs
niet als uw voertuig is uitgerust met ESC-
en ASR-systemen.
Uw rijstijl moet altijd aangepast zijn aan
de conditie van het wegdek, het zicht en
het verkeer.
De bestuurder is altijd verantwoordelijk
voor de verkeersveiligheid.
30)Wanneer het ABS wordt
ingeschakeld, is een trilling aan het
rempedaal merkbaar. Verlaag de
remdruk niet en houd het rempedaal goed
ingetrapt; zo zorgt het systeem voor de
kortste remweg op basis van de
wegomstandigheden.
31)Een inrijperiode van circa 500 km is
nodig om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode
bruusk, herhaaldelijk of langdurig
remmen.
32)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van
de banden op het wegdek is bereikt:
verlaag de snelheid en pas deze aan de
beschikbare grip aan.
33)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
34)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken
wegens overmatige snelheid in bochten,
rijden op wegdek met weinig grip of
aquaplaning.35) De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
36)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.
37)De ASR kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
38)Het ASR-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid
in bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
39) De capaciteiten van de ASR mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
40)Het HBA-systeem kan de door het
wegdek geboden grip niet boven de
limieten van de natuurkundige wetten
laten toenemen.
41)Het HBA-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid
in bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
42)De capaciteiten van het HBA-
systeem mogen nooit op onverantwoorde
en gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de veiligheid van de bestuurder,
de overige inzittenden van het voertuig en
andere weggebruikers in gevaar komt.
Page 62 of 156

VEILIGHEID
60
De gordelspanner vereist geen
onderhoud of smering: elke verandering
van de oorspronkelijke conditie zal de
werking ervan teniet doen. Als de
gordelspanner door ongebruikelijke
natuurlijke gebeurtenissen (bijv.
overstromingen, vloedgolven enz.) met
water en/of modder in contact is
geweest, neem dan contact op met een
Speciaal Alfa Romeo Servicepunt om
hem te laten vervangen.
56) 57)
4)
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming zijn de
oprolautomaten van de gordels voor
voorzien van een krachtbegrenzer die bij
een ongeval de piekbelasting op de borst
en schouders beperken.
VEILIG KINDEREN
VERVOEREN
De Alfa 4C is een sportieve auto
waarmee elke dag in de stad gereden kan
worden, onder voorwaarde dat de
bestuurder en de passagiers hun
veiligheidsgordels omleggen.
Een kind mag ook vervoerd worden op de
passagiersstoel, onder voorwaarde dat
het kind zwaarder weegt dan 9 kg en er
een geschikt kinderzitje wordt gebruikt.
Kinderen moeten, afhankelijk van hun
gewicht, in geschikte kinderzitjes
vervoerd worden. Er zijn verschillende
soorten kinderzitjes leverbaar; kies altijd
het zitje dat het meest geschikt is voor
het kind.
58)
Kinderen langer dan 1,50 m worden wat
de beveiligingssystemen betreft
gelijkgesteld aan volwassenen en
moeten de standaard veiligheidsgordels
dragen. Alle beveiligingssystemen
moeten voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje en
dat absoluut niet verwijderd mag
worden. Kinderzitjes zijn verkrijgbaar bij
Lineaccessori Alfa Romeo.
Deze producten zijn speciaal voor
Alfa Romeo voertuigen ontworpen en
getest.
56)De gordelspanner kan slechts één
maal gebruikt worden. Ga, na activering
van de gordelspanner, naar een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt om hem te laten
vervangen.
57)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Neem altijd contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt.
BELANGRIJK
4)Gebeurtenissen die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhittingen in de
zone rond de gordelspanners (hoger dan
100°C gedurende ten hoogste 6 uur)
kunnen de gordelspanners beschadigen of
in werking doen treden.
Neem contact op met een speciaal
Alfa Romeo Servicepunt, als aan deze
componenten gewerkt moet worden.
WAARSCHUWINGEN
Page 78 of 156

Het systeem blijft actief, zonder de
noodzaak om de knop CANCEL/RESUME
te bedienen om na het accelereren naar
de vorige toestand terug te keren.
78) 79)
Automatische uitschakeling
In de volgende gevallen wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld:
❒ als het ABS- of het ESC-systeem
ingrijpt;
❒ als de voertuigsnelheid lager is dan de
vastgestelde limiet; in geval van een
systeemfout.
STARTEN EN RIJDEN
76
OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door
bijvoorbeeld het intrappen van het
rempedaal, kan de opgeslagen snelheid
als volgt worden opgeroepen:
❒ geef geleidelijk gas totdat een
snelheid in de buurt van de opgeslagen
snelheid wordt bereikt;
❒ schakel de versnelling in die
ingeschakeld was op het moment van het
opslaan van de snelheid;
❒ druk op de knop CANCEL/RESUME
(2 fig. 48).
DE OPGESLAGEN SNELHEID
VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❒ door het gaspedaal in te trappen en de
nieuwe snelheid op te slaan;
of
❒ door de hendel omhoog (+) te zetten
tot de nieuwe snelheid is bereikt, die
automatisch wordt opgeslagen.
Elke beweging van de hendel komt
overeen met een kleine verhoging van de
snelheid (van ongeveer 1 km/h); als de
hendel omhoog wordt gehouden, dan
neemt de snelheid traploos toe.
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❒ door het systeem uit te schakelen en
de nieuwe snelheid op te slaan;
of
❒ door de hendel omlaag (–) te bewegen
tot de nieuwe snelheid is bereikt, die
automatisch wordt opgeslagen.
Elke beweging van de hendel komt
overeen met een kleine verlaging van de
snelheid van ongeveer 1 km/h; als de
hendel omlaag wordt gehouden, dan
neemt de snelheid traploos af.
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
❒ door de draaischakelaar 1 fig. 48 naar
te draaien;
❒ door de motor af te zetten;
❒ door op de knop CANCEL/RESUME te
drukken;
❒ door het rem- of gaspedaal in te
trappen; in het laatste geval wordt het
systeem niet volledig uitgeschakeld,
maar wordt voorrang aan het
acceleratieverzoek gegeven.
79)Druk niet op de “N”-toets op het
bedieningspaneel van de versnellingsbak
als met ingeschakelde cruisecontrol
wordt gereden.
80)Als de cruisecontrol niet goed werkt
of als er een storing is, draaischakelaar
1 fig. 48 op
zetten en contact
opnemen met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
BELANGRIJK
Page 113 of 156

111
116)De Alfa 4C is ontworpen en
gefabriceerd voor gebruik op de weg, in
overeenstemming met de wettelijke
bepalingen die op dit gebied van kracht zijn.
Het gebruik van de auto op het circuit moet
beschouwd worden als incidenteel en valt in
ieder geval onder de verantwoordelijkheid
van de gebruiker. Er MOGEN GEEN
veranderingen aan de auto worden
aangebracht en er mag op geen enkele wijze
aan geknoeid worden, dit zou van invloed
zijn op de typegoedkeuring van de
Fabrikant en/of de veiligheidsvereisten. Het
gebruik van een voertuig waaraan
wijzigingen zijn aangebracht of waaraan
geknoeid is, ontheft de Fabrikant van elke
aansprakelijkheid voor het product en kan
mensen blootstellen aan ernstige risico’s.
117)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen, die brand kunnen veroorzaken.
118)Wees erg voorzichtig bij het
uitvoeren van werkzaamheden in de
motorruimte wanneer de motor nog warm
is: gevaar voor brandwonden.
119)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken.
Dit geldt in het bijzonder voor voertuigen
met een aluminium vuldop (waar
aanwezig). WAARSCHUWING:
gevaar voor brandwonden!
120)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang indien nodig de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking
van het systeem niet negatief te
beïnvloeden.
BELANGRIJKDraai de dop van het reservoir niet los als
de motor heet is: gevaar van
brandwonden.
121)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers
zijn van essentieel belang voor een goed
zicht. Herhaaldelijke werking van het
systeem zonder vloeistof kan leiden tot
schade aan of snelle verslechtering van
sommige systeemcomponenten.
122) Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn
ontvlambaar. De motorruimte omvat hete
onderdelen die bij contact met de
vloeistof brand kunnen veroorzaken.
123)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken
delen onmiddellijk worden gewassen met
water en milde zeep en vervolgens met
overvloedig water worden afgespoeld.
In geval van inslikken onmiddellijk een
arts raadplegen.
124) Het symbool πop de verpakking
geeft een synthetische remvloeistof, dus
geen minerale remvloeistof aan. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubbers in het remsysteem
onherstelbaar beschadigen.
14)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut
niet met elkaar gemengd worden!
Bijvullen met een ongeschikte vloeistof
kan leiden tot ernstige schade aan het
voertuig.
15)Het oliepeil mag nooit boven het
MAX-teken komen.
16)Vul geen olie bij met andere
kenmerken dan de olie waarmee de motor
is gevuld.
17)PARAFLU
UPanti-vriesvloeistof wordt
gebruikt in het motorkoelsysteem;
gebruik hetzelfde vloeistoftype dan het
type dat al in het koelsysteem zit als er
bijgevuld wordt. PARAFLU
UPmag niet met
andere typen antivriesmiddelen worden
gemengd. Als er toch bijgevuld is met een
ongeschikt product, start dan in geen
enkele omstandigheid de motor en neem
contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
18)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk af
met water.
19)Wees zeer voorzichtig bij het
herstellen / bijvullen van het
remvloeistofpeil, omdat de vloeistof uit
de verlengbuis kan lekken, in de motorkap
van het voertuig en onderdelen van de
voorruit en carrosserie, wat tot corrosie
schade leidt. Zorg voor het gebruik van
geschikte beschermingen (bijv.
absorberend papier), om het risico op
corrosieschade te minimaliseren.
WAARSCHUWINGEN
4)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor
het milieu. Geadviseerd wordt naar een
Speciaal Alfa Romeo Servicepunt te gaan
om de olie en de filters te laten vervangen.
WAARSCHUWINGEN
Page 120 of 156

ONDERHOUD EN ZORG
118
Ga als volgt te werk om ze weer terug te
leggen:
❒ draai de bouten met vouwring
1 fig. 103 vast in de zittingen op de vloer;
❒ plak de klittenbandstrips 2 van de
matten aan die op de vloer, oefen een
lichte druk uit en controleer of de matten
goed vast zitten.
132)
STOELEN EN STOFFEN OF
MICROVEZEL BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel of
een stofzuiger. Voor de reiniging van
microvezel bekleding (op bepaalde
versies, inclusief stuurwiel).
Het is raadzaam om de borstel vochtig te
maken. Reinig de stoelen met een spons
bevochtigd met een oplossing van water
en neutrale zeep.
LEREN STOELEN (waar aanwezig)
Verwijder het droge vuil met een
zeemleren lap of een iets vochtige doek,
zonder al te veel druk uit te oefenen.
Dep vloeistoffen of vetvlekken op met
een absorberende, droge doek zonder
hierbij te wrijven. Reinig vervolgens met
een zachte doek of een zeemleren lap
bevochtigd met water en neutrale zeep.
Als de vlek nog niet verwijderd is, gebruik
dan een speciaal reinigingsmiddel en
volgt de aanwijzingen strikt op.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol.
Controleer of de gebruikte
reinigingsproducten geen alcohol of
alcoholderivaten, zelfs niet in kleine
hoeveelheden bevatten.
KUNSTSTOF, KOOLSTOF EN
GECOATE INTERIEURDELEN
Reinig kunststof interieurdelen en
zichtbare koolstof delen met een
vochtige doek (bij voorkeur een
microvezeldoek) en een oplossing van
water en een neutraal, niet-schurend
reinigingsmiddel.
Gebruik voor het reinigen van olieachtige
of hardnekkige vlekken speciale
producten zonder oplosmiddelen die het
originele voorkomen en de kleur van de
interieurdelen niet veranderen.
Verwijder stof met een microvezeldoek,
eventueel bevochtigd met water.
Het gebruik van papieren doekjes wordt
afgeraden, aangezien deze resten
achterlaten.
26)
LEDEREN BEKLEDING
(voor bepaalde versies/markten)
Gebruik uitsluitend water en neutrale
zeep om deze delen schoon te maken.
Gebruik nooit alcohol of producten op
basis van alcohol.
Controleer alvorens een specifiek
product voor interieurreiniging te
gebruiken, of het geen terpentijnolie
en/of stoffen op basis van alcohol bevat.
130)Gebruik nooit ontvlambare
producten zoals petroleum of wasbenzine
voor het reinigen van het interieur van de
auto. De elektrostatische lading die door
het wrijven tijdens het reinigen ontstaat,
kan brand veroorzaken.
131)Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar.
Spuitbussen mogen niet blootgesteld
worden aan temperaturen boven 50°C.
Wanneer het voertuig in de zon staat, kan
de binnentemperatuur deze waarde ruim
overschrijden.
132)Daarom is het van fundamenteel
belang dat er niets onder het pedaal ligt:
let erop dat de matten vlak liggen en dat
ze de slag van de pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
26)Gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het dashboard en
het glas van het instrumentenpaneel te
reinigen.
WAARSCHUWINGEN
Page 122 of 156

TECHNISCHE GEGEVENS
120
IDENTIFICATIEGEGEVENS
De identificatiegegevens van de auto
zijn:
❒ Typeplaatje met
identificatiegegevens;
❒ Chassisnummer;
❒ Identificatieplaatje carrosserielak;
❒ Motorcode.
PLAATJE
VOERTUIGINDENTIFICA-
TIENUMMER (VIN)
Dit bevindt zich op de carrosserie achter
de leuning van de bestuurdersstoel en
bevat de volgende gegevens fig. 104:
A Naam van de fabrikant
B Nummer typegoedkeuring.
C Identificatiecode voertuigtype.
D Chassis fabrieksserienummer.
E Max. toelaatbaar gewicht van
volledig beladen voertuig.
F Max. toelaatbaar gewicht van
volledig beladen voertuig met
aanhangwagen.
G Max. toelaatbaar gewicht op eerste
as (voor).
104A0K0024
H Max. toelaatbaar gewicht op tweede
as (achter).
I Motortype.
L Versiecode carrosserie.
M Reserveonderdeelnummer.
N Correcte waarde van de
absorptiecoëfficiënt van de
rookgassen.