Alfa Romeo Giulietta 2014 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2014, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2014Pages: 280, PDF Size: 6.6 MB
Page 31 of 280
Ruiten ontwasemen
De klimaatregeling is erg nuttig om het
beslaan van de ruiten te voorkomen
bij grote luchtvochtigheid.
Wanneer het buiten uiterst vochtig is
en/of bij regen en/of bij grote verschillen
tussen de interieur- en de
buitentemperatuur, is de volgende
procedure aanbevolen om te
voorkomen dat de ruiten beslaan:
❒draai de knop A naar het rode
gebied;
❒druk op de knop F om de interne
luchtrecirculatie uit te schakelen
(ronde led rond de knop uit);
❒draaiknop E op
met de
mogelijkheid om hem op stand
(B)
te zetten als de ruiten niet worden
ontwasemd;
❒draai knop C naar de2e snelheid.
ACHTERRUITVER
WARMING/
RUITONTWASEMING
Druk op knop D (
) om de functie
in/uit te schakelen. De functie wordt na
ongeveer 20 minuten automatisch
uitgeschakeld.Voor bepaalde versies/markten, druk
op de
knop om de verwarmde
buitenspiegels en de verwarming voor
de sproeiers in te schakelen (voor
bepaalde versies/markten).
BELANGRIJK Plak geen stickers op de
elektrische weerstandsdraden aan de
binnenzijde van de achterruit, om
beschadiging en mogelijk defect ervan
te voorkomen.
INTERNE
LUCHTRECIRCULATIE
Druk op knop F (
) zodat de leds
rond de knop gaan branden.
Geadviseerd wordt de interne
luchtrecirculatie in te schakelen in de file
of in tunnels, om te voorkomen dat
vervuilde lucht in het interieur komt.
Gebruik de functie niet langdurig, vooral
als er meerdere passagiers aan boord
zijn, om beslagen ruiten te voorkomen.
BELANGRIJK Met de interne
luchtrecirculatie kan de gewenste
toestand (verwarming of koeling,
afhankelijk van de keuze) sneller bereikt
worden. Het wordt echter afgeraden
de luchtrecirculatie in te schakelen op
regenachtige of koude dagen om
beslagen ruiten te voorkomen.REGELING
LUCHTVERDELING
Draai aan knop E om handmatig een
van de vier luchtverdelingsinstellingen
voor het interieur te selecteren:
Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen van de voorruit
en de voorste zijruiten om deze te
ontwasemen of te ontdooien.Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen voor de
beenruimten voor en achter. Deze
luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur.Luchtstroomverdeling tussen
uitstroomopeningen voor en
achter, roosters midden/zijkanten
dashboard, uitstroomopening
achter, uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en
voorste zijruiten.Luchtstroomverdeling naar roosters
midden/zijkanten dashboard
(lichaam passagier).
27
Page 32 of 280
Er zijn nog 4 andere posities (zie
onderstaande schema fig. 29):
Stand A: Luchtstroomverdeling
tussen luchtroosters midden/
zijkanten dashboard, luchtrooster
achter en luchtroosters voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en
voorste zijruiten. Deze instelling
van de verdeling biedt een
doeltreffende ventilatie van het
interieur en voorkomt dat de ruiten
beslaan.Stand B: Luchtstroom verdeeld
over luchtroosters beenruimten en
luchtroosters voor ontwasemen/
ontdooien voorruit/voorste zijruiten.
Deze luchtverdeling zorgt voor
een snelle verwarming van het
interieur en voorkomt dat de ruiten
beslaan.
Stand C: Luchtstroomverdeling
tussen luchtroosters beenruimten
(hetere lucht) en roosters
midden/zijkanten dashboard en
achterste luchtrooster (koelere
lucht).Stand D: Automatisch
ontwasemen/ontdooien
inschakelen (zie beschrijving op
de vorige pagina's).
START&STOP
Handbediende
airconditioning
Wanneer de Start&Stop-functie werkt
(motor afgezet bij voertuigsnelheid nul),
behoudt het systeem de luchtstroom
die door de gebruiker is ingesteld.
Onder deze omstandigheden, kan het
koelen en verwarmen van het interieur
niet worden verzekerd, doordat de
compressor samen met de
koelvloeistofpomp wordt uitgeschakeld.
De Start&Stop-functie kan worden
uitgeschakeld om de werking van de
regeleenheid van het
klimaatregelsysteem te verbeteren door
op de betreffende knop op het
dashboard te drukken.ONDERHOUD
Schakel in de winter de airconditioning
minstens eens per maand circa 10
minuten in.
Laat vóór het begin van het
zomerseizoen het systeem controleren
door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
29
A0K0554
28
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 33 of 280
AUTOMATISCHE
DUAL-ZONE
KLIMAATREGELING(voor bepaalde versies/markten)
.
BEDIENINGSELEMENTEN
A - draaiknop regeling
luchttemperatuur;
B - aan/uit knop interne
luchtrecirculatie;C - aan/uit knop compressor van
klimaatregeling;
D - aan/uit knop achterruitverwarming ;
E - aan/uit knop klimaatregeling;F - draaiknop regeling
ventilatorsnelheid;
G - LED-meter ventilatorsnelheid;30
A0K0555
29
Page 34 of 280
H - selectieknoppen voor handmatige
luchtdistributie;
I - aan/uit knop MAX-DEF functie (snel
ontwasemen/ontdooien van de ruiten
voor), achterruitverwarming en
verwarmde buitenspiegels (voor
bepaalde versies/markten);
L - draaiknop regeling luchttemperatuur
passagierszijde;
M - Knop voor inschakeling MONO
functie (uitlijnen van de ingestelde
temperaturen) bestuurderszijde/
passagierszijde;
N - Knop voor inschakeling AUTO
functie (automatische werking).
BESCHRIJVING
De automatische dual-zone
klimaatregeling zorgt voor een aparte
temperatuurregeling in twee zones:
bestuurderszijde en passagierszijde.
Het systeem zorgt voor het behoud van
het comfort en compenseert eventuele
schommelingen door de
klimaatomstandigheden.
OpmerkingDe referentietemperatuur
is 22°C voor een optimale
comfortregeling.De automatisch gecontroleerde
parameters en functies zijn:
❒luchttemperatuur uit de luchtroosters
aan bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒luchtverdeling naar de luchtroosters
aan bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling
van de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor
(voor koelen/ontvochtigen van de
lucht);
❒luchtrecirculatie.
Al deze functies kunnen handmatig
worden versteld door het systeem te
gebruiken en door een of meer functies
te kiezen en de betreffende parameters
te wijzigen. Hierbij wordt echter de
automatische regeling van de functies
die handmatig zijn gewijzigd
uitgeschakeld: het systeem grijpt alleen
in om veiligheidsredenen.
De handmatige instellingen hebben
altijd voorrang boven de automatische
instellingen en blijven opgeslagen tot de
AUTO knop wordt ingedrukt, behalve
in de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt.Als men handmatig een functie
aanpast, blijven de andere functies
automatisch geregeld. De hoeveelheid
lucht die in het interieur wordt gevoerd
houdt geen verband met de snelheid
van de auto; deze wordt elektronisch
geregeld door de ventilator.
De temperatuur van de toegevoerde
lucht wordt altijd automatisch geregeld
op basis van de op het display
ingestelde temperatuur (behalve
wanneer het systeem is uitgeschakeld
of onder bepaalde omstandigheden
waarin de compressor is
uitgeschakeld).
2)
Het systeem biedt handmatige instelling
van de volgende parameters en
functies:
❒luchttemperatuur aan
bestuurderszijde/passagierszijde
voor;
❒ventilatorsnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling met 7 standen;
❒inschakelen van de compressor;
❒snel ontwasemen/ontdooien;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming;
❒uitschakeling van het systeem.
30
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 35 of 280
WERKWIJZEN
KLIMAATREGELSYSTEEM
Het systeem kan op verschillende
manieren ingeschakeld worden: het
verdient echter aanbeveling op de
AUTO-knop te drukken en de
draaiknoppen te gebruiken om de
gewenste temperatuur in te stellen.
Op die manier wordt de temperatuur,
de hoeveelheid en de verdeling van de
lucht in het interieur volledig
automatisch door het systeem
geregeld. Het systeem regelt ook de
luchtrecirculatie en de inschakeling van
de aircocompressor.
Tijdens de automatische werking van
het systeem, kan men op elk ogenblik
de ingestelde temperatuur, de
luchtdistributie en de ventilatorsnelheid
wijzigen d.m.v. de betreffende knoppen:
het systeem past automatisch de
eigen instellingen aan aan de nieuwe
instellingen.
Wanneer tijdens de automatische
werking (AUTO) de luchtdistributie en/of
de luchtopbrengst gewijzigd worden
en/of de inschakeling van de
compressor en/of de recirculatie, dan
verdwijnt de melding AUTO.Wanneer tijdens de volledige
automatische werking (FULL AUTO) de
luchtdistributie en/of de luchtopbrengst
gewijzigd worden en/of de inschakeling
van de compressor en/of de
recirculatie, dan verdwijnt de melding
FULL.
Op die manier regelt het
klimaatregelsysteem alle functies
automatisch, uitgezonderd de functies
die handmatig werden versteld. De
ventilatorsnelheid is gelijk voor alle
zones in de passagiersruimte.
REGELING
LUCHTTEMPERATUUR
Draai de knop A of L naar rechts of
naar links om de luchttemperatuur te
regelen: knop A voor de zone linksvoor,
knop L voor de zone rechtsvoor in het
interieur. De ingestelde temperaturen
worden op de displays weergegeven.
Druk op de knop MONO om de
temperatuur tussen de twee zones uit
te lijnen.
Draai aan de knop L om terug te keren
naar gescheiden beheer van
luchttemperaturen in de twee zones.Draai de knoppen helemaal naar rechts
of links om respectievelijk de functie
HI (maximaal verwarming) of LO
(maximale koeling) in te schakelen.
Draai aan de knop om deze functies uit
te schakelen en om de gewenste
temperatuur in te stellen.
REGELING
LUCHTVERDELING
Door op een van de knoppen (
/
/
) te drukken, kan handmatig een
van de 7 instellingen voor de
luchtverdeling worden gekozen:Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen van de
voorruit en de voorste zijruiten om
deze te ontwasemen of te
ontdooien.Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen in het midden
en aan de zijkant van het
dashboard om de borst en het
gelaat tijdens het warme seizoen te
verkoelen.Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen voor de
beenruimten voor en achter. Deze
luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het interieur,
waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
31
Page 36 of 280
Luchtstroomverdeling tussen
uitstroomopeningen
beenruimten (hetere lucht) en
roosters midden/zijkanten
dashboard (koelere lucht).
Deze luchtdistributie is
bijzonder nuttig in het voor- en
het najaar en op zonnige
dagen.Luchtstroom verdeeld over
uitstroomopeningen
beenruimten en
uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien
voorruit/voorste zijruiten. Deze
luchtverdeling zorgt voor een
snelle verwarming van het
interieur en voorkomt dat de
ruiten beslaan.Luchtstroomverdeling tussen
de uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien
voorruit en de luchtroosters in
het midden en aan de zijkant
van het dashboard. Zo kan de
lucht op de voorruit worden
gericht bij sterk zonlicht.
Luchtstroomverdeling naar
alle roosters van de auto.In de AUTO-modus wordt de
luchtverdeling automatisch door het
klimaatregelsysteem geregeld (de leds
op de knoppen H zijn uit). Bij
handmatige bediening wordt de
ingestelde luchtverdeling aangegeven
door de leds op de betreffende
knoppen.
Bij de gecombineerde functiemodus,
wordt bij bediening van een knop
de betreffende functie gelijktijdig met de
reeds ingestelde functies geactiveerd.
Als een knop wordt ingedrukt waarvan
de functie reeds actief is, wordt de
werking geannuleerd en gaat de
betreffende led op de knop uit. Druk op
de AUTO-knop om de automatische
regeling van de luchtverdeling na een
handmatige instelling te herstellen.
REGELING
VENTILATORSNELHEID
Gebruik de knop F om de
ventilatorsnelheid te verhogen/verlagen.
De ventilatorsnelheid wordt aangegeven
door het aangaan van de leds G op
knop F.
❒maximum ventilatorsnelheid = alle
leds branden;
❒minimum ventilatorsnelheid = één led
brandt.De ventilator kan alleen uitgeschakeld
worden als de aircocompressor is
uitgeschakeld met behulp van de knop
C.
BELANGRIJK Druk op de AUTO-knop
om de automatische werking van de
ventilatorsnelheid na een handmatige
instelling te herstellen.
AUTO-KNOP
Druk op de AUTO-knop (de led op de
knop gaat branden) om de
automatische regeling van de volgende
instellingen in beide zones in te
schakelen:
❒hoeveelheid en de verdeling van de
lucht in het interieur;
❒aircocompressor;
❒luchtrecirculatie
❒alle vorige handmatige instellingen
worden gewist.
Dit wordt aangegeven met een
brandende led op de AUTO knop.
32
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 37 of 280
Als minstens een van de automatisch
door het systeem geregelde functies
(luchtrecirculatie, luchtverdeling,
ventilatorsnelheid of uitschakeling van
de aircocompressor) met de hand
gewijzigd wordt, gaat de led uit om aan
te geven dat het klimaatregelsysteem
niet meer automatisch alle functies
regelt.
BELANGRIJK Als het systeem de
verlangde comfortsituatie in het interieur
niet meer kan garanderen, dan gaat
de ingestelde temperatuur enkele
seconden op de display knipperen.
Druk op de AUTO-knop om de
automatische werking na een of meer
handmatige instellingen te herstellen.
MONO-KNOP
Druk op de MONO-knop (led op de
knop brandt) om de luchttemperatuur
aan passagierszijde uit te lijnen met die
aan de bestuurderszijde.
Deze functie zorgt voor een
eenvoudigere temperatuurregeling
wanneer de bestuurder de enige
inzittende is.
Gebruik de draaiknop L om de
luchttemperatuur aan passagierszijde in
te stellen en terug te keren naar de
gescheiden regeling van de
luchttemperatuur.LUCHTRECIRCULATIE EN
INSCHAKELING VAN DE
AQS-FUNCTIE (Air
Quality System)
De luchtrecirculatie kan op de volgende
manieren worden uitgevoerd:
❒automatische inschakeling: tekst A
op knop B brandt;
❒geforceerde inschakeling (interne
luchtrecirculatie altijd ingeschakeld):
aangegeven door de led op de knop
en opschrift A uit;
❒geforceerde uitschakeling
(luchtrecirculatie altijd uitgeschakeld,
lucht van buitenaf toegevoerd):
aangegeven door gedoofde led op
de knoppen
knoppen A en
opschrift A op knop B uit.
Geforceerde in-/uitschakeling kan
gekozen worden door knop
in te
drukken.
Wanneer de knop
wordt ingedrukt
(knop E uit), schakelt de klimaatregeling
automatisch de interne luchtrecirculatie
in (led op knopA brandt). Het
blijft mogelijk om de recirculatie van de
buitenlucht in te schakelen (led op de
knop is uit) en andersom, door het
indrukken van knop
.De AQS (Air Quality System) functie kan
niet worden ingeschakeld wanneer de
knop wordt ingedrukt (led op knop E
uit).
Inschakeling
AQS-functie (Air Quality
System)
De AQS-functie schakelt automatisch
de luchtrecirculatie in wanneer de
buitenlucht vervuild is (bijv. in de file en
in tunnels).
BELANGRIJK Bij ingeschakelde
AQS-functie, activeert het systeem na
een vooringesteld tijdsinterval de
onafgebroken werking van de interne
luchtrecirculatie, gedurende circa 1
minuut de invoer van buitenlucht om de
lucht in het interieur te verversen. Dit
vindt ongeacht het
verontreinigingsniveau van de
buitenlucht plaats.
33
Page 38 of 280
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie
kan de verlangde comfortsituatie
(verwarmen of koelen van het interieur)
sneller worden bereikt. Het wordt
echter afgeraden de luchtrecirculatie in
te schakelen op regenachtige of koude
dagen om beslagen ruiten te
voorkomen, vooral als het aircosysteem
niet is ingeschakeld. Bij lage
buitentemperaturen wordt de
recirculatie uitgezet (lucht wordt van
buitenaf gevoerd) om beslagen ruiten te
voorkomen.
In de automatische werking wordt de
regeneratie automatisch geregeld
naargelang de
omgevingsomstandigheden.
BELANGRIJK Het wordt afgeraden de
interne luchtcirculatie in te schakelen bij
lage buitentemperaturen, aangezien
de ruiten sneller kunnen beslaan.
AIRCOCOMPRESSOR
Druk op de knop C om de
aircocompressor in/uit te schakelen (de
inschakeling wordt aangegeven door
het knipperen van de led op knop). De
uitschakeling van de aircocompressor
blijft in het geheugen opgeslagen,
ook na het afzetten van de motor.Wanneer de compressor wordt afgezet,
wordt de luchtcirculatie uitgeschakeld
om beslagen ruiten te voorkomen
en wordt ook de AQS-functie
uitgeschakeld.
In dit geval gaat de AUTO led uit, ook al
kan het klimaatregelsysteem de
gewenste temperatuur handhaven. Als
de gewenste temperatuur niet kan
worden gehandhaafd, zullen de
temperaturen enkele seconden
knipperen.
Druk, om de automatische regeling van
de inschakeling van de compressor
weer te herstellen, opnieuw op knop C
of de AUTO-knop.
Bij uitgeschakelde compressor:
❒als de buitentemperatuur hoger is
dan wat is ingesteld voor het
interieur, dan kan het systeem niet
aan de gewenste instelling voldoen.
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van de
temperatuurwaarden op de display
voor enkele seconden;
❒kan de ventilatorsnelheid handmatig
gereset worden.
Bij ingeschakelde compressor en met
draaiende motor, kan de handmatige
ventilatie niet onder de minimum
ventilatiesnelheid liggen (slechts een led
brandt).BELANGRIJK Bij uitgeschakelde
compressor, kan er geen lucht in het
interieur worden gevoerd met een
temperatuur die lager is dan de
buitentemperatuur. Bovendien zouden,
onder bepaalde
omgevingsomstandigheden, de ruiten
snel kunnen beslaan omdat de lucht
niet ontvochtigd is.
SNEL ONTWASEMEN/
ONTDOOIEN VAN DE
VOORRUIT (MAX-DEF
functie)
Druk op de knop
om het snel
ontwasemen/ontdooien van de voorruit
en de voorste zijruiten in te schakelen
(led op knop aan).
De klimaatregeling voert de volgende
taken uit:
❒compressor aan (als de
weersomstandigheden geschikt zijn);
❒luchtrecirculatie uit;
❒maximum luchttemperatuur (HI) in
beide zones;
❒aanpassing van de ventilatorsnelheid
aan de koelvloeistoftemperatuur;
❒luchtstroomverdeling naar de voorruit
en de voorste zijruiten;
❒achterruitverwarming aan.
34
WEGWIJS IN UW AUTO
❒weergave van de ventilatorsnelheid
(led G aan)
Page 39 of 280
BELANGRIJK De MAX-DEF functie blijft
ongeveer 3 minuten ingeschakeld
vanaf het ogenblik waarop de
koelvloeistoftemperatuur warm genoeg
is om de ruiten snel te kunnen
ontwasemen.
Wanneer de functie ingeschakeld is,
brandt de led op de AUTO-knoppen.
Wanneer deze functie is ingeschakeld,
kunnen alleen de ventilatorsnelheid
en het uitschakelen van de
achterruitverwarming handmatig
worden geregeld.
Wanneer op de knoppen B, C,
of
AUTO wordt gedrukt, schakelt het
systeem de MAX-DEF functie uit.
ACHTERRUITVER
WARMING/
RUITONTWASEMING
Druk op de knop
om de
achterruitverwarming in te schakelen
(led op knop brand).
Deze functie schakelt na circa 20
minuten of bij het afzetten van de motor
automatisch uit. De functie wordt niet
automatisch opnieuw ingeschakeld
wanneer de auto opnieuw wordt
gestart.Voor bepaalde versies/markten, druk
op de
knop om de verwarmde
buitenspiegels en de verwarming voor
de sproeiers in te schakelen (voor
bepaalde versies/markten).
BELANGRIJK Plak geen stickers op de
elektrische weerstandsdraden aan de
binnenzijde van de achterruit, om
beschadiging en mogelijk defect ervan
te voorkomen.
Thermisch isolerende
voorruit
(voor bepaalde versies/markten)
Sommige versies zijn voorzien van een
thermisch isolerende voorruit die,
wanneer de auto aan zonlicht wordt
blootgesteld, de temperatuurtoename
in het interieur beperkt, wat het comfort
verbetert.
Vochtsensor
(voor bepaalde versies/markten)
De vochtsensor helpt te voorkomen dat
de ruiten beslaan. Voor een complete
werking, is het raadzaam de AUTO
functie (led N aan) in te schakelen.
Bij lage buitentemperaturen kan het
gebeuren dat het systeem om
veiligheidsredenen de compressor
automatisch aanzet en de recirculatie
uitzet.UITSCHAKELING/
INSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELING
Uitschakeling van de
klimaatregeling
Druk op de
-knop (led op knop uit).
Bij uitgeschakelde klimaatregeling:
❒luchtrecirculatie aan, d.w.z. dat er
geen lucht van buiten binnenkomt;
❒de compressor is uitgeschakeld;
❒de ventilator is uitgeschakeld;
❒de achterruitverwarming kan worden
in- of uitgeschakeld;
❒de AQS (Air Quality System) kan niet
worden ingeschakeld.
BELANGRIJK De regeleenheid van het
klimaatregelsysteem slaat de ingestelde
temperatuurgegevens op voordat het
systeem wordt uitgeschakeld en
bewaart deze gegevens wanneer een
knop van het systeem wordt ingedrukt
(behalve voor knop D).
Inschakeling van de
klimaatregeling
Druk op de AUTO knop om de
klimaatregeling in volledig automatische
modus in te schakelen.
35
Page 40 of 280
START&STOP
Automatische
klimaatregeling
De automatische dual-zone
klimaatregeling regelt de Start&Stop-
functie (motor wordt afgezet wanneer
de voertuigsnelheid nul is) om een
passend comfort in het interieur
te garanderen.
De Start&Stop functie wordt
uitgeschakeld wanneer de
buitentemperaturen uitzonderlijk hoog
of laag zijn om een comfortabele
temperatuur in het interieur te kunnen
verzekeren. Tijdens deze
overgangsfases wordt de motor niet
afgezet, ook al is de voertuigsnelheid
nul.
Wanneer de Start&Stop-functie werkt
(motor afgezet bij voertuigsnelheid nul),
zal de regeleenheid van het
klimaatregelsysteem om inschakeling
van de motor verzoeken als het comfort
in het interieur snel verslechterd (of als
de gebruiker om maximale koeling – LO
– of snelle ontwaseming – MAX DEF –
vraagt).Bij actieve Start&Stop-functie (motor
afgezet bij voertuigsnelheid nul), zal de
luchtstroomsnelheid (indien
automatisch geregeld) verminderd
worden om het comfort in het interieur
zo lang mogelijk te handhaven.
De regeleenheid van het
klimaatregelsysteem zal proberen om
het verslechterde comfort veroorzaakt
door het afzetten van de motor zo
lang mogelijk te regelen (door de
compressor en de koelvloeistofpomp
uit te schakelen), maar de werking van
het klimaatregelsysteem kan verbeterd
worden door de Start&Stop-functie met
de speciale toets op het dashboard
uit te schakelen.
OpmerkingOnder bijzonder extreme
klimaatomstandigheden wordt
aanbevolen het gebruik van de
Start&Stop-functie te beperken om te
voorkomen dat de compressor continu
wordt in- en uitgeschakeld, waardoor
de ramen snel beslaan en
vochtophoping plaatsvindt, met een
onaangename geur in het interieur als
gevolg.
OpmerkingBij actieve Start&Stop-
functie (motor afgezet bij
voertuigsnelheid nul), wordt de
automatische recirculatiefunctie met
lucht van buitenaf uitgeschakeld om de
kans op beslagen ruiten te verminderen
(vermits de compressor is
uitgeschakeld).EXTRA VERWARMING
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Hiermee kan het interieur op koude
dagen sneller worden verwarmd. De
extra verwarming schakelt automatisch
uit nadat de gewenste comfortsituatie
is bereikt.
Automatische dual-zone
klimaatregeling
(voor bepaalde versies/markten)
De extra verwarming wordt
automatisch ingeschakeld afhankelijk
van externe weersomstandigheden en
met gestarte motor.
Handmatige
klimaatregeling
De extra verwarming wordt
automatisch ingeschakeld als knop A
naar het rode gebied gedraaid wordt en
de ventilator op minstens de 1
e
snelheid is ingesteld.
BELANGRIJK De extra verwarming
werkt alleen bij lage buitentemperatuur
en motorkoelvloeistoftemperatuur. De
extra verwarming wordt niet
ingeschakeld als de accuspanning laag
is.
36
WEGWIJS IN UW AUTO