Alfa Romeo MiTo 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2012, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2012Pages: 262, PDF Size: 5.31 MB
Page 21 of 262

20WEGWIJS IN UW AUTO
Kans op gladheid
Op uitvoeringen met een „Instelbaar multifunctioneel
display” verschijnt een melding en een symbool op
het display als de buitentemperatuur gelijk is aan of
lager is dan 3°C.
Op uitvoeringen met een „Multifunctioneel display” verschijnt al-
leen de bijbehorende melding.
BELANGRIJK Bij een storing in de buitentemperatuursensor ver-
schijnen op het display streepjes in plaats van de temperatuur.√
Brandstofnoodschakeling
Om de brandstoftoevoeronderbreking weer in te scha-
kelen, zie de paragraaf “Brandstoftoevoeronderbre-
king” in dit hoofdstuk.s
Storing buitenverlichting
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing aanwe-
zig is in een van de volgende systemen:
– dagverlichting (DRL)
– buitenverlichting
– richtingaanwijzers
– mistachterlichten
– kentekenplaatverlichting.
De storing kan betreffen: doorbranden van een of meer lampen,
doorbranden van de bijbehorende zekering of een onderbreking
in de elektrische verbinding.W
Storing remlichten
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing is ge-
constateerd in de remlichten. De storing kan veroorzaakt
zijn door het doorbranden van de lamp, het doorbranden van de
bijbehorende zekering of door een onderbreking in de elektrische
verbinding.T
Page 22 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO21
1
Storing schemersensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing is in de
schemersensor.1
Brandstofreser ve – Beperkte actieradius (geel)
Het lampje gaat branden als er nog 5 tot 7 liter brand-
stof aanwezig is. Als de actieradius kleiner is dan circa
50 km (of gelijke waarde in mijl), verschijnt op enkele uitvoerin-
gen een waarschuwing op het display.
Storing parkeersensoren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing is in de
parkeersensoren.
Storing regensensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen verschijnen een melding en
een symbool op het display als er een storing is in de
regensensor.u
ç
t
Als het lampje knippert tijdens het rijden, wendt u dan tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Cruise-Control (groen)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de sleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
branden, maar het moet na enkele seconden doven als de
cruise-control niet geactiveerd is. Als u de knop van de Cruise-con-
trol in stand ON draait, gaat het lampje branden (zie de paragraaf
„Cruise-control” in dit hoofdstuk). Op het display verschijnt de bij-
behorende melding.Ü
Storing Dynamic Suspension (actieve schokdempers)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen verschijnt er een melding + sym-
bool op het display als er een storing is in het systeem van de ac-
tieve schokdempers. Wendt u zo snel mogelijk tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerki
Page 23 of 262

22WEGWIJS IN UW AUTO
Snelheidslimiet overschreden (rood)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (voor bepaalde uitvoeringen/markten) gaat
branden als harder dan 120 km/h wordt gereden.
Als de auto de in het Setup-menu ingestelde snelheidslimiet over-
schrijdt (bijv. 120 km/h), dan verschijnen op enkele uitvoeringen
een melding en een symbool op het display en klinkt er een akoe-
stisch signaal.
X
Storingsmelding (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje branden bij de
volgende omstandigheden.
Storing buitenverlichting
Zie hetgeen beschreven is voor lampje 6.
Storing remlichten
Zie hetgeen beschreven is voor „Storing remlichten”.
Brandstofnoodschakeling
Het lampje gaat branden als de brandstofnoodschakeling is inge-
schakeld. Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
è
Verstopt roetfilter (dieseluitvoeringen met DPF) (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje do-
ven. Het lampje gaat continu branden om de bestuurder er op te
wijzen dat het DPF-systeem het regeneratieproces moet uitvoe-
ren om de verzadiging met verontreinigende stoffen (partikels)
te verhelpen. Het lampje gaat niet bij iedere regeneratie van het
roetfilter branden, maar alleen als de rijomstandigheden vereisen
dat de bestuurder er op attent wordt gemaakt. Om het lampje te
laten doven moet de auto doorrijden, totdat het regeneratiepro-
ces is voltooid. Dit duurt gemiddeld 15 minuten. De optimale om-
standigheden om het proces te voltooien, worden bereikt wanneer
de auto 60 km/h rijdt bij een toerental boven 2000 toeren/min.
Het branden van het lampje duidt niet op een defect aan de auto.
Het is dus niet nodig om de auto naar de garage te brengen. Als
het lampje gaat branden, verschijnt op het display een bijbehorende
melding (voor bepaalde uitvoeringen/markten).
h
De rijsnelheid moet altijd worden aangepast aan
de verkeerssituatie en de weersomstandighedenen u dient zich altijd aan de geldende verkeers-
wetgeving te houden. U kunt de motor ook uitzetten met een brandend DPF-lampje; het herhaaldelijk onderbrekenvan het regeneratieproces kan echter een vroegtijdigeverslechtering van de motoroliekwaliteit veroorzaken. Hetis daarom aan te raden altijd te wachten tot het lampjegedoofd is voordat u de motor uitzet en de hierbovenbeschreven aanwijzingen op te volgen. Het is niet aan teraden het regeneratieproces van het DPF te voltooien bijeen stilstaande auto.
Page 24 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO23
1
Te lage bandenspanning
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat bran-
den (op enkele uitvoeringen verschijnt op het display een
melding en er klinkt een akoestisch signaal) als de spanning van
een of meer banden onder een bepaalde drempelwaarde komt.
Op deze manier waarschuwt het TPMS-systeem de bestuurder op
het mogelijk leeglopen van de band(en) en dus op een mogelij-
ke lekke band.
BELANGRIJK Rijd niet verder met een of meerdere zachte banden
omdat de rijveiligheid van de auto in gevaar kan worden gebracht.
Stop de auto zonder bruusk te remmen en vermijd heftige stuur-
bewegingen. Vervang het wiel door het noodreservewiel (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) of repareer de band met de daar-
voor bestemde reparatieset (zie de paragraaf „Wiel verwisselen”
in hoofdstuk „4”) en wendt u zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.n
Storing Start&Stop
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in het Start&Stop-
systeem.
Storing regensensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Zie hetgeen beschreven is voor lampje
u.
Storing parkeersensoren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Zie hetgeen beschreven is voor lampje
t.
Storing schemersensor
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden als er een storing is in de schemersensor.
Page 25 of 262

24WEGWIJS IN UW AUTO
Storing in T.P.M.S.-systeem (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een melding op het display) als
er een storing is in het controlesysteem voor de bandenspanning:
wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Alfa Romeo Servi-
cenetwerk.
Als er een of meer wielen zonder sensor gemonteerd zijn, verschijnt
er een waarschuwingsbericht op het display, totdat de oorspronke-
lijke situatie weer is hersteld.
Bandenspanning controleren
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje (of het symbool op het display) gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een melding op het display) om
aan te geven dat de bandenspanning lager is dan de voorge-
schreven waarde voor een lange levensduur van de band en een
optimaal brandstofverbruik en/of om te waarschuwen voor een
langzame daling van de bandenspanning.
Als er twee of meer banden te zacht zijn, dan wordt achtereen-
volgens iedere band apart aangegeven. In dat geval is het raad-
zaam de juiste bandenspanning te herstellen (zie hoofdstuk „6”).\
Weergave keuze rijstijl
(„Alfa DNA”-systeem)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Op de uitvoeringen met een „Instelbaar multifunctioneel display”
verschijnen een melding en een symbool die betrekking hebben op
de gekozen rijfunctie „DYNAMIC”, „NORMAL” of „ALL WEATHER”.
Als een van de rijfuncties niet beschikbaar is, verschijnt op het dis-
play een waarschuwing.
Op uitvoeringen met „Multifunctioneel Display” verschijnt een let-\
ter (d of a) en een bijbehorende melding die betrekking hebben
op de ingeschakelde rijfunctie.
Weergave motoroliepeil
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, verschijnt op het display
enkele seconden het motoroliepeil. Bij een te laag motoroliepeil ver-
schijnt er op het display een waarschuwing.
BELANGRIJK Gebruik voor een exacte controle van het oliepeil altijd
de oliepeilstok (zie de paragraaf “Niveaus controleren” in het ho\
ofd-
stuk "5").
BELANGRIJK Om zeker te zijn dat de informatie over het motorolie-
peil correct is, moet de auto tijdens de controle altijd op een vlakke
ondergrond staat.
BELANGRIJK Voor een juiste aflezing van het motoroliepeil moet u,
nadat de sleutel in stand MAR is gedraaid, ongeveer 2 seconden wach-
ten voordat u de motor start.
BELANGRIJK Het motoroliepeil kan iets zijn gestegen als de auto lan-
gere tijd heeft stilgestaan.
Page 26 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO25
1
Dimlicht (groen)
Het lampje gaat branden als het dimlicht wordt inge-
schakeld.
Mistachterlichten (geel)
Het lampje gaat branden als de mistachterlichten wor-
den ingeschakeld.4
Mistlampen voor (groen)
Het lampje gaat branden als de mistlampen voor wor-
den ingeschakeld.5
Buitenverlichting (groen)
Het lampje gaat branden als de buitenverlichting wordt
ingeschakeld.
Follow me home (groen)
Het lampje gaat branden (er verschijnt ook een melding op het dis-
play) als dit systeem wordt ingeschakeld.
3
2
Grootlicht (blauw)
Het lampje gaat branden als het grootlicht wordt in-
geschakeld.1
Richtingaanwijzer links (groen)
Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhen-
del omlaag wordt gezet en als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
Richtingaanwijzer rechts (groen)
Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhen-
del omhoog wordt gezet en als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
R
E
Page 27 of 262

26WEGWIJS IN UW AUTO
DISPLAY
De auto kan zijn uitgerust met een multifunctioneel display of
een instelbaar multifunctioneel display dat tijdens de rit nuttige
informatie levert aan de bestuurder op basis van de instelling voor
de gewenste gegevens.
BEGINSCHERM MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
fig. 6
Op het display verschijnen de volgende gegevens:
A. Datum
B. Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller)
C. Rijfunctie die geselecteerd is met „Alfa DNA” (Dynamisch voer-tuigregelsysteem) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)– d = Dynamic
– n = Normal
– a = All Weather
D. Tijd (wordt altijd weergegeven, ook bij uitgenomen contact- sleutel en gesloten portieren)
E. Weergave Start&Stop-functie (voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
F. Buitentemperatuur
G. Gear Shift Indicator (schakeladvies) (voor bepaalde uitvoe- ringen/markten)
H. Stand koplampverstelling (alleen als het dimlicht is ingescha- keld).
Bij uitgenomen contactsleutel wordt bij het openen/sluiten van
een portier, het display ingeschakeld en wordt enkele seconden
het klokje en het totaal aantal afgelegde kilometers (of mijlen)
weergegeven.
fig. 6A0J1270g
Page 28 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO27
1
BEGINSCHERM INSTELBAAR
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY fig. 7
Op het display verschijnen de volgende gegevens:
A. Tijd
B. Kilometer-/mijldagstand
C. Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller)
D. Weergave status van de auto (bijv. geopende portieren of kansop gladheid enz.)/Weergave Start&Stop-functie (voor be-
paalde uitvoeringen/markten)/Gear Shift Indicator (schakel-
advies) (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
E. Stand koplampverstelling (alleen als het dimlicht is inge- schakeld)
F. Buitentemperatuur Bij enkele uitvoeringen wordt bij geselecteerde „DYNAMIC”-func-
tie, de turbodruk op het display weergegeven fig. 8.
fig. 7A0J0333mfig. 8A0J0228m
Page 29 of 262

28WEGWIJS IN UW AUTO
GEAR SHIFT INDICATOR
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het systeem “GSI” (Gear Shift Indicator) geeft de bestuurder doo\
r
middel van een aanduiding op het instrumentenpaneel aan wan-
neer moet worden geschakeld (zie fig. 8a).
Middels de GSI, indien aanwezig, wordt de bestuurder gewaar-
schuwd dat door over te schakelen brandstof kan worden bespaard.
Om zo zuinig mogelijk te rijden is het daarom raadzaam de stand
Normal of All Weather te kiezen en, indien de verkeersomstan-
digheden dat toelaten, de aanwijzingen van de Gear Shift Indica-
tor te volgen.Verschijnt op het display het symbool SHIFT UP (
NSHIFT), dan
geeft het GSI de aanwijzing om naar een hogere versnelling te
schakelen, terwijl wanneer op het display het symbool SHIFT DOWN
(
OSHIFT) verschijnt, het GSI de aanwijzing geeft om naar een
lagere versnelling te schakelen.
OPMERKING De weergave op het instrumentenpaneel blijft bran-
den totdat de bestuurder schakelt of totdat de rij-omstandighe-
den zodanig wijzigen dat schakelen voor een optimaal verbruik
niet meer nodig is.
fig. 8aA0J0233m
Page 30 of 262

WEGWIJS IN UW AUTO29
1
WELCOME MOVEMENT
Als bij enkele uitvoeringen de contactsleutel in stand MAR wordt
gedraaid, dan:
❍vindt een snelle beweging (op- en teruglopen) van de wijzers
van de snelheidsmeter en de toerenteller plaats;
❍gaat de verlichting van de symbolen/displays branden;
❍wordt op het display een grafische voorstelling van de om-
trek van de auto weergegeven.
Beweging van de wijzers
❍Als de contactsleutel uit het contactslot wordt genomen ter-
wijl de wijzers bewegen, dan keren die onmiddellijk naar hun
beginstand terug.
❍Na het bereiken van de uiterste stand zullen de wijzers de waar-
de aangeven die door de auto wordt gemeten.
❍Bij het starten van de motor stopt de beweging van de wijzers.
Verlichting van de symbolen/displays
Enkele seconden nadat de sleutel in het contactslot is gestoken,
worden achtereenvolgens de meters, de symbolen en het display
verlicht.
Grafische animatie
Als de sleutel uit het contactslot wordt genomen (bij gesloten por-
tieren), blijft het display verlicht en toont een grafische animatie.
Vervolgens wordt de verlichting van het display geleidelijk ge-
dimd totdat de verlichting volledig is uitgeschakeld.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 9/9a
„+”of „▲ Ò” (uitvoeringen met Start&Stop-systeem): om het
scherm en de keuzemogelijkheden naar boven te doorlopen of
de weergegeven waarde te verhogen.
„MENU ESC”: kort indrukken voor toegang tot het menu en/of naar het volgende scherm te gaan of de keuze te
bevestigen. Even ingedrukt houden om terug te ke-
ren naar het beginscherm.
„–” of „
▼ ” (uitvoeringen met Start&Stop-systeem): om het
scherm en de keuzemogelijkheden naar beneden te doorlopen of
de weergegeven waarde te verlagen.
fig. 9A0J0024m