ESP Alfa Romeo MiTo 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2013, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2013Pages: 312, PDF Size: 11.43 MB
Page 5 of 312

Beste klant,
Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.
Wij hebben dit boekje opgesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten waarderen. Wij raden aan het meteen door te lezen voordat u
voor de eerste keer gaat rijden.
Dit boekje bevat informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van de auto, zodat u het maximum uit de technologische
eigenschappen van uw Alfa Romeo kunt halen. Dit boekje geeft tevens een beschrijving van de speciale kenmerken, essentiële informatie over het
correcte onderhoud van uw Alfa Romeo, alsmede tips voor veilig rijden.
Lees aandachtig de waarschuwingen en aanwijzingen voorafgegaan door de volgende symbolen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
milieubescherming.
Het bijgevoegde garantieboekje geeft een opsomming van de diensten die Alfa Romeo aan haar klanten biedt:
❒het garantiecertificaat met termen en voorwaarden om de geldigheid ervan te behouden;
❒een serie aanvullende diensten die voor Alfa Romeo klanten beschikbaar zijn.
Wij zijn ervan overtuigd dat u met behulp van deze middelen spoedig vertrouwd zult raken met uw nieuwe auto en de service van de mensen bij Alfa
Romeo zult waarderen.
Veel leesplezier gewenst. .. en goede reis!
Dit instructieboek beschrijft alle versies van de Alfa MiTo. Derhalve dient uitsluitend de informatie in
beschouwing te worden genomen die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie
die u gekocht hebt. De gegevens in deze publicatie zijn slechts indicatief. Fiat Group Automobiles kan
op elk moment de in deze publicatie beschreven specificaties van het automodel om technische of
commerciële redenen wijzigen. Neem voor meer informatie contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Page 28 of 312

GEAR SHIFT INDICATORDe "GSI" (Gear Shift Indicator) adviseert de bestuurder een andere
versnelling in te schakelen via een speciale melding op het
instrumentenpaneel fig. 7.
Via de GSI wordt de bestuurder gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan opleveren.
Daarom is het voor een zuinig brandstofverbruik raadzaam om de
rijmodus "Natural" of "All Weather" te selecteren, en om de
aanwijzingen van de Gear Shift Indicator op te volgen wanneer de
verkeersomstandigheden dit toelaten.
Wanneer het pictogram SHIFT UP (
SHIFT) op de display wordt
getoond, geeft de GSI het advies om een hogere versnelling in te
schakelen, terwijl wanneer het pictogram SHIFT DOWN (
SHIFT)
wordt getoond, de bestuurder wordt geadviseerd een lagere
versnelling in te schakelen.OpmerkingDe aanduiding op het instrumentenpaneel blijft branden
zolang de bestuurder niet schakelt of zolang de rijomstandigheden
niet terugkeren naar een situatie waarin schakelen niet nodig is om het
verbruik te optimaliseren.
WELCOME MOVEMENTBij sommige versies gebeurt het volgende wanneer de sleutel in de
stand MAR-ON wordt gezet:
❒snelle beweging (op en neer) van de wijzers van de snelheidsmeter
en de toerenteller;
❒verlichting van grafische symbolen/display;
❒weergave van een grafische animatie van het autoprofiel.
Wijzerbewegingen
❒Als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd terwijl de wijzers
bewegen, keren ze onmiddellijk naar hun beginstand terug.
❒Nadat de wijzers de maximum schaalwaarden hebben bereikt,
keren ze terug naar de door de auto aangegeven waarde.
❒De beweging van de wijzers stopt wanneer de motor is gestart.
fig. 7
A0J0233
24
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 36 of 312

Meeteenheid (Meeteenheid instellen)Met deze functie kunnen de eenheden worden ingesteld via drie
submenu’s: “Afstanden”, “Verbruik” en “Temperatuur“.
Ga als volgt te werk om de meeteenheid in te stellen:
❒druk op de knop MENU ESC om de drie submenu's weer te geven;
❒druk op de knop + of - om tussen de drie submenu's te kiezen;
❒nadat het te wijzigen submenu is gekozen, kort op de MENU ESC
knop drukken;
❒wanneer het submenu “Afstanden” wordt gekozen, kort op de knop
MENU ESC drukken om “km” of “mi” op het display weer te geven,
afhankelijk van wat eerder is ingesteld;
❒druk op de knop + of - om te kiezen;
❒wanneer het submenu “Verbruik ” wordt gekozen, kort op de knop
MENU ESC drukken om km/l, l/100km of mpg op het display
weer te geven, afhankelijk van wat eerder is ingesteld;
Wanneer “km” is ingesteld, wordt het brandstofverbruik in km/l of
l/100km op de display weergegeven.
Wanneer “mi” is ingesteld, wordt het brandstofverbruik in “mpg" op
de display weergegeven.
❒druk op de knop + of - om te kiezen;
❒wanneer het submenu “Temperatuur” wordt gekozen, op de knop
MENU ESC drukken om °C of °F op het display weer te geven,
afhankelijk van wat eerder is ingesteld;
❒druk op de knop + of - om te kiezen;Wanneer de gewenste instellingen zijn uitgevoerd, kort op de MENU
ESC knop drukken om terug te keren naar het menuscherm of lang
op de knop drukken om terug te keren naar het hoofdmenu zonder op
te slaan.
❒Houd de knop MENU ESC ingedrukt om terug te keren naar het
standaardscherm of het hoofdmenu afhankelijk van waar men
zich in het menu bevindt.
Taal (Taal instellen)De meldingen op de display kunnen in de volgende talen worden
weergegeven: Italiano, English, Deutsch, Português, Español, Français,
Nederlands, Türk en Português Brasileiro.
Ga als volgt te werk om de gewenste taal in te stellen:
❒druk kort op MENU ESC: de eerder ingestelde “taal” gaat knipperen
op het display;
❒druk op de knop + of - om te kiezen;
❒druk kortstondig op de knop MENU ESC om terug te keren naar het
menuscherm of druk langdurig op de knop om terug te keren naar
het standaardscherm zonder op te slaan.
32
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 68 of 312

INSCHAKELING VAN DE
KLIMAATREGELINGHet systeem kan op verschillende manieren ingeschakeld worden: het
verdient echter aanbeveling om op een van de AUTO-knoppen te
drukken en de draaiknop te gebruiken om de gewenste temperatuur in
te stellen.
Er kunnen verschillende temperaturen ingesteld worden voor de
bestuurder en passagier, met een maximmaal verschil van 7°C.
Op die manier wordt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling
van de lucht in het interieur volledig automatisch door het systeem
geregeld. Het systeem regelt ook de luchtrecirculatie en de inschakeling
van de aircocompressor.
Tijdens volledig automatische werking is het alleen mogelijk handmatig
in te grijpen op de volgende functies:
❒MONO, om de aan passagierszijde ingestelde temperatuur en
luchtverdeling uit te lijnen met die aan bestuurderszijde;
❒
luchtrecirculatie (waarbij de functie altijd in- of uitgeschakeld
wordt gehouden;
❒om de ontwaseming/ontdooiing van de ruiten voor, de
achterruit en de buitenspiegels te versnellen;
❒Om de achterruit en buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien.
Tijdens de automatische werking van het systeem, kan men op elk
ogenblik de ingestelde temperatuur, de luchtdistributie en de
ventilatorsnelheid wijzigen d.m.v. de betreffende knoppen: het systeem
past automatisch de eigen instellingen aan aan de nieuwe instellingen.
Op die manier regelt het klimaatregelsysteem alle functies automatisch,
uitgezonderd de functies die handmatig werden versteld. De
ventilatorsnelheid is gelijk voor alle zones in de passagiersruimte.
REGELING LUCHTTEMPERATUURDraai de knop N of H naar rechts of naar links om de
luchttemperatuur te regelen: knop N voor de zone linksvoor, knop H
voor de zone rechtsvoor in het interieur. De ingestelde temperaturen
worden op het display weergegeven.
Druk nogmaals op de MONO-knop om de luchttemperatuur van de
twee zones met elkaar in overeenstemming te brengen: om dezelfde
temperatuur in te stellen, aan knop N draaien.
Om terug te keren naar gescheiden regeling van de temperatuur en
luchtverdeling tussen beide zones, aan knop N of H draaien of
nogmaals op de MONO-knop drukken (als de led op de knop brandt).
Draai de knoppen helemaal naar rechts of links om respectievelijk de
functie HI (maximaal verwarming) of LO (maximale koeling) in te
schakelen. Draai aan de knop om deze functies uit te schakelen en om
de gewenste temperatuur in te stellen.
64
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 70 of 312

AUTO-KNOPPENDruk op de AUTO-knoppen om het systeem de hoeveelheid en
verdeling van de lucht, die in de respectievelijke zones van het
interieur geblazen wordt, automatisch te regelen; alle vorige
handmatige instellingen zullen geannuleerd worden (dit wordt
aangegeven met het opschrift FULL AUTO op het display).
Wanneer tijdens de volledige automatische werking de
luchtrecirculatie, luchtverdeling, ventilatorsnelheid handmatig
gewijzigd worden of de compressor wordt uitgeschakeld, dan
verdwijnt de melding FULL van het display. Hiermee wordt
aangegeven dat het systeem niet meer automatisch alle
bovengenoemde functies regelt (de luchttemperatuur blijft wel
automatisch geregeld).
BELANGRIJK Als het systeem niet langer in staat is om de gevraagde
temperatuur in de verschillende zones van het interieur te bereiken/
handhaven, gaat de ingestelde temperatuur knipperen en na ongeveer
1 minuut verdwijnt het opschrift AUTO.
Druk op de AUTO-knop om de automatische werking na een
handmatige instelling te herstellen.
MONO-KNOPDruk op de MONO-knop om de luchttemperatuur aan passagierszijde
in overeenstemming te brengen met die aan de bestuurderszijde. Op
deze manier is het ook mogelijk om de luchtverdeling tussen de twee
zones in te stellen door aan knop N te draaien.
Deze functie zorgt voor een eenvoudigere temperatuurregeling
wanneer de bestuurder de enige inzittende is.
Om terug te keren naar gescheiden regeling van de temperatuur en
luchtverdeling, aan knop H draaien om de temperatuur aan
passagierszijde in te stellen of op de MONO-knop drukken als de led
op de knop brandt.LUCHTRECIRCULATIEDe luchtrecirculatie kan op de volgende manieren worden uitgevoerd:
❒automatische inschakeling: druk op een van de AUTO-knoppen.
Inschakeling wordt aangegeven door het verschijnen van het
opschrift AUTO op het display;
❒override aan (interne recirculatie altijd ingeschakeld); aangegeven
door de led op de knop G en het
symbool op het display;
❒override uit (interne recirculatie altijd uitgeschakeld met luchttoevoer
van buitenaf); aangegeven door het doven van de led op knop C en
het verdwijnen van het symboolvan het display. Geforceerde
in-/uitschakeling kan gekozen worden door knop C in te drukken.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kan de gewenste
comfortsituatie (verwarmen of koelen van het interieur) sneller worden
bereikt.
66
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 104 of 312

IMPERIAAL/SKIDRAGEROm het imperiaal/de skidrager te monteren, de speciale borglippen A
fig. 69 naar boven zetten met behulp van de schroevendraaier die
bijgeleverd is om toegang te krijgen tot de bevestigingen B.In het Alfa Romeo Lineaccessori assortiment is speciaal voor deze auto
een imperiaal/skidrager opgenomen.
BELANGRIJK Wees uiterst voorzichtig bij het letterlijk opvolgen van de
aanwijzingen op de balkset.
Controleer na een korte rit of de schroeven van de
bevestigingspunten nog goed zijn vastgedraaid.Overschrijd nooit het maximum toegestane draagvermogen
(zie hoofdstuk "Technische gegevens").Verdeel de lading gelijkmatig en houd bij het rijden
rekening met een verhoogde zijwindgevoeligheid.De wettelijke voorschriften betreffende de maximale
afmetingen moeten altijd worden gerespecteerd.
fig. 69
A0J0059
100WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 109 of 312

ASR SYSTEEM (AntiSlip Regulation)Dit is een onderdeel van het VDC-systeem. Het grijpt automatisch in als
één of beide tractiewielen op natte wegen slippen, grip verliezen
(aquaplaning) en bij het optrekken op glad, besneeuwd of met ijzel
bedekt wegdek, enz.
Naargelang de oorzaak van het doorslippen kunnen twee
verschillende regelsystemen worden geactiveerd:
❒als beide tractiewielen doorslippen, reduceert het ASR-systeem het
motorvermogen;
❒als slechts één tractiewiel doorslipt, blokkeert het ASR-systeem
automatisch het dooslippende wiel.
Voor een goede werking van de VDC- en ASR-
systemen is het van groot belang de banden van alle
wielen van hetzelfde type, merk en maat zijn en dat ze
in perfecte conditie zijn.Het VDC blijft ook ingeschakeld wanneer met het
reservewiel wordt gereden. Houd steeds rekening met
het feit dat het ruimtebesparend reservewiel kleiner
is dan een normale band waardoor de grip lager is.Neem nooit onnodige en onverantwoorde risico's, ook
al is het voertuig voorzien van het VDC- en ASR-
systeem. Pas het rijgedrag steeds aan in functie van de
conditie van het wegdek, het zicht en het verkeer. De bestuurder
is altijd verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid.
BRAKE ASSIST(remassistent bij noodstop)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent eventuele
noodstops (in functie van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt). Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen. Het Brake Assist systeem wordt uitgeschakeld in geval van
storing in het VDC-systeem.MSR(Motor Schleppmoment Regelung)
Dit systeem is een onderdeel van het ABS systeem dat het motorkoppel
regelt bij bruusk terugschakelen, om overmatige vertraging van de
tractiewielen te voorkomen. Dit is vooral van nut op wegdekken met
gebrekkige grip, waardoor de auto niet meer stabiel blijft.
105WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 112 of 312

Motor:
standaard respons
INSCHAKELING/UITSCHAKELING
“Dynamic” MODUSInschakeling
Breng de hendel A fig. 72 omhoog (nabij de letter “d”) en houd hem
in deze stand gedurende 0,5 seconden tot de betreffende leds branden
of tot het woord “Dynamic” op de display verschijnt (zie fig. 75).
Nog het loslaten keert de hendel A terug naar de middelste stand.VDC en ASR:interventiedrempels voor een aangenamere, sportievere rijstijl, waarbij
stabiliteit bij controleverlies wordt verzekerd. Verhoogt de tractie bij
acceleratie in bochten.Stuurwielafstelling:
sportmodus functie.
DST:
standaard remregeling gecombineerd met ABS/VDC-
regeleenheid. Standaard regeling van zijacceleratie.
Compenseert overstuur afhankelijk van de VDC/ASR
interventiedrempels: met een lichte impuls op het stuurwiel wordt
gesuggereerd om een juiste manoeuvre uit te voeren.
Motor:
snellere respons + Overboost voor maximalisatie van het
koppelniveau (voor bepaalde versies/markten).
Bij de 1.4 Turbo MultiAirversies maakt de motorregeleenheid het, als
de bedrijfsmodus “Dynamic” gekozen wordt, die de turbofunctie
van de turbocompressor activeert (overboost): afhankelijk van de stand
van het gaspedaal en gedurende beperkte tijd, het systeem mogelijk
om maximale drukniveaus te genereren binnenin de turbocompressor
en het motorkoppel kan hogere waarden bereiken dan normaal.
Deze functie is met name handig wanneer maximale prestaties
gevraagd worden voor een korte tijd (bijv. bij het inhalen).
fig. 74
A0J0290
fig. 75
A0J1510
108WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Tijdens het accelereren, wanneer de “Dynamic” functie
gebruikt wordt, kan het stuur enigszins trillen, wat typisch is voor
een sportieve instelling.
Page 113 of 312

Uitschakeling
Om de “Dynamic” modus uit te schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, beweeg de hendel nogmaals zoals voorheen
aangegeven. In dit geval gaat de led van de “Natural” modus branden
en wordt het opschrift “Natural on” op het herconfigureerbaar
multifunctioneel display weergegeven (zie fig. 76).INSCHAKELING/UITSCHAKELING “All
Weather” MODUSInschakeling
Breng de hendel A fig. 72 omlaag (nabij de letter “a”) en houd hem in
deze stand gedurende 0,5 seconden tot de betreffende leds branden
of tot het opschrift “All Weather” op de display verschijnt (zie fig. 77).
VDC en ASR:
interventiedrempels voor topveiligheid en controle van
de auto, ook bij kritische wegcondities (bv. bij regen,
sneeuw, etc.).
Stuurwielafstelling:
maximum comfort.
DST:
hogere remregeling gecombineerd met ABS/VDC-regeleenheid.
Standaard regeling van zijacceleratie. Compenseert overstuur
afhankelijk van de VDC/ASR interventiedrempels: met een lichte
impuls op het stuurwiel wordt gesuggereerd om een juiste
manoeuvre uit te voeren.
Motor:
standaard respons
Uitschakeling
Om de “All Weather” modus uit te schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, ga op dezelfde wijze te werk als voor de “Dynamic”
modus, maar beweeg de hendel A fig. 72 naar “a”.
fig. 76
A0J1059
fig. 77
A0J1511
109WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 117 of 312

"ENERGY SAVING" FUNCTIE(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische start van de motor, gedurende
3 minuten geen enkele handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief uit om brandstof te kunnen
besparen. In dergelijke gevallen kan men de motor alleen herstarten
m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval draaiende worden gehouden
door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.ONREGELMATIGE WERKINGIndien zich een storing voordoet, wordt het Start&Stopsysteem
uitgeschakeld.
De bestuurder wordt op de hoogte gebracht van de storing door het
aangaan van het
lampje op het instrumentenpaneel en, voor
bepaalde versies/markten, een bericht en symbool op het display.
Raapleeg in zo'n geval het Alfa Romeo Servicenetwerk.
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE
AUTOAls de auto enige tijd niet gebruikt wordt (of als de accu wordt
vervangen), moet speciale aandacht besteed worden aan het
loskoppelen van de stroomvoorziening van de accu.Ga als volgt te werk: druk op de knop A fig. 80 om de stekker B van
de accusensor C (op de minpool van de accu) los te koppelen.
Neem steeds contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om de accu te laten vervangen.
Vervang de accu door een exemplaar van hetzelfde
type (HEAVY DUTY) en met identieke specificaties.
BELANGRIJK Wacht, nadat de contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de elektrische voeding naar de accu los
te koppelen.
fig. 80
A0J0379
113WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER