sensor Alfa Romeo MiTo 2021 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2021, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2021Pages: 220, PDF Size: 5.19 MB
Page 74 of 220

BELANGRIJK
47)De aanwezigheid van het
TPMS-systeem ontslaat de bestuurder niet
van de verplichting om de bandenspanning
regelmatig te controleren, met inbegrip van
het reservewiel.
48)De bandenspanning moet bij koude
banden gecontroleerd worden. Als de
bandenspanning om welke reden dan ook bij
warme banden moet worden gecontroleerd,
dan mag de spanning niet worden verlaagd,
ook wanneer de gemeten waarde hoger is
dan de voorgeschreven spanningswaarde.
Controleer de bandenspanning nadien
nogmaals bij koude banden.
49)Als een of meerdere wielen zonder
sensoren zijn gemonteerd, dan is het
systeem niet langer beschikbaar. Hierbij
gaat het TPMS-waarschuwingslampje
korter dan een minuut knipperen voordat het
continu blijft branden, en wordt een bericht
op het display getoond zolang er geen
4 wielen met sensoren gemonteerd worden.
50)Het TPMS-systeem waarschuwt niet bij
een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijvoorbeeld bij een
klapband). Breng in dergelijke gevallen de
auto tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
51)Wanneer standaard banden moeten
worden vervangen door winterbanden (en
omgekeerd), moet het TPMS-systeem hierop
worden afgesteld. Dit mag alleen bij een
speciaal Alfa Romeo Servicepunt worden
uitgevoerd.52)Schommelende buitentemperaturen
kunnen de bandenspanning beïnvloeden. Het
TPMS-systeem kan tijdelijk een
onvoldoende spanningswaarde aangeven.
Controleer in dergelijke gevallen de
bandenspanning bij koude banden en herstel
zo nodig de juiste spanningswaarde.
53)Wanneer een wiel wordt vervangen, is
het raadzaam ook de rubberen
ventielpakking te vervangen: neem contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt. De montage/demontage van
een band en/of velg vereist specifieke
voorzorgsmaatregelen; om schade of een
verkeerde montage van de sensoren te
voorkomen, mogen deze werkzaamheden
alleen door gespecialiseerd personeel
worden uitgevoerd. Neem contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
54)Erg sterke radiofrequentie-interferentie
kan ertoe leiden dat het TPMS-systeem niet
goed werkt. Dit wordt aangegeven met een
bericht op het display. Het bericht verdwijnt
automatisch zodra de radiofrequentie-
interferentie geen invloed meer heeft op het
systeem.
55)De bij het voertuig geleverde
bandenreparatiekit (Fix&Go) (voor bepaalde
versies/markten) is compatibel met de
TPMS-sensoren; het gebruik van
afdichtmiddelen die niet gelijkwaardig zijn
aan het middel uit de oorspronkelijke kit kan
de werking ervan negatief beïnvloeden. Als
andere dan de originele afdichtmiddelen
worden gebruikt, wordt geadviseerd de
TPMS-sensoren te laten controleren door
een gekwalificeerd reparatiecentrum.
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
56) 57) 58)
Alle stoelen van het voertuig zijn
uitgerust met veiligheidsgordels met drie
verankeringspunten en een
oprolautomaat.
Het mechanisme van de oprolautomaat
werkt door vergrendeling van de gordel
wanneer er heftig geremd wordt of door
een sterke deceleratie wegens een
botsing. Zo kan de gordel vrij schuiven en
kan hij zich aanpassen aan het lichaam
van de inzittende. In het geval van een
ongeval, zal de gordel geblokkeerd
worden waardoor het risico van impact
binnenin het interieur en het naar buiten
geslingerd worden van een persoon
beperkt worden.
De bestuurder moet zich aan alle
plaatselijke wettelijke voorschriften met
betrekking tot de verplichting en de
manier waarop de gordel wordt gebruikt
houden en moet er ook voor zorgen dat
andere inzittenden van het voertuig deze
voorschriften naleven.
Maak de veiligheidsgordels altijd vast
alvorens weg te rijden.
72
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
Page 95 of 220

Laten we eens kijken naar het "hart" van het voertuig: dan kunt u
zien hoe u het potentieel ervan optimaal kunt benutten.
We zullen u laten zien hoe u het voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje" voor u kan zijn, waarbij het
comfort en de portefeuille niet vergeten worden.
STARTEN EN RIJDEN
DEMOTORSTARTEN............................94
DE AUTO PARKEREN............................95
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK . . .96
ALFA TCT-TRANSMISSIE GEBRUIKEN.................97
START&STOP SYSTEEM.........................100
CRUISE-CONTROL.............................101
PARKEERSENSOREN...........................103
EEN AANHANGER TREKKEN......................104
TANKEN...................................105
Page 105 of 220

PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
103) 104)
26)
De sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 72 van het voertuig en
detecteren de aanwezigheid van
obstakels achter het voertuig en
waarschuwen de bestuurder met een
geluidssignaal en visueel.
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
De sensoren worden ingeschakeld zodra
de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld. Naarmate de afstand tot
het obstakel achter het voertuig korter
wordt, wordt de frequentie van het
geluidssignaal hoger.Als de achteruitversnelling is
uitgeschakeld, schakelen de sensoren
ook uit.
GELUIDSSIGNAAL
Wanneer de achteruitversnelling
ingeschakeld is, klinkt automatisch een
geluidssignaal als er een obstakel is
binnen het werkingsbereik.
Het geluidssignaal:
neem toe naarmate de afstand tussen
het voertuig en het obstakel afneemt;
wordt ononderbroken wanneer de
afstand tussen de auto en het obstakel
minder dan 30 cm bedraagt en stopt
onmiddellijk als de afstand toeneemt;
blijft constant als de afstand
ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer na
circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs muren.
WERKING MET EEN AANHANGER
De werking van de parkeersensoren
wordt automatisch uitgeschakeld zodra
de elektrische stekker van de aanhanger
in het stopcontact van de trekhaak van de
auto wordt gestoken.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres in
bijzondere mate op obstakels die zich
boven of onder de sensoren kunnen
bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen
voorwerpen in de buurt van de achterkant
van de auto niet gedetecteerd worden en
kunnen zo schade aan de auto
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen de
werking van het parkeerhulpsysteem
beïnvloeden:
verminderde gevoeligheid van de
sensoren en afname van de prestaties
van het systeem kunnen te wijten zijn aan
de aanwezigheid van ijs, sneeuw, modder,
dikke verf op de sensoren
De sensoren kunnen een
niet-bestaand voorwerp (echogeluid)
wegens mechanische interferentie
detecteren, bijvoorbeeld tijdens het
wassen van de auto, in geval van regen
(sterke wind), hagel.
De door de sensoren verzonden
signalen kunnen ook gewijzigd worden
door ultrasoonsystemen (bijv.
pneumatisch remsysteem of
pneumatische hamers) in de buurt van
het voertuig.
sensorprestaties kunnen ook worden
beinvloedt door de stand van de
sensoren. Als bijvoorbeeld de geometrie
72A0J0088C
103
Page 106 of 220

gewijzigd wordt (door slijtage van de
schokdempers, wielophanging) of de auto
te veel beladen is, of speciale afstellingen
worden uitgevoerd die de auto lager
zetten;
De detectie van obstakels in het hoge
gedeelte van de auto kan niet
gegarandeerd zijn, aangezien het
systeem obstakels detecteert die de
auto in het lage gedeelte kunnen raken.
BELANGRIJK
26)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken. De
sensoren moeten met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel autoshampoo
is toegevoegd. Wanneer speciale
reinigingsapparaten worden gebruikt, zoals
stoomreinigers of hogedrukreinigers, reinig
dan de sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.
BELANGRIJK
103)Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag in de
zone van de sensoren, dient men zich
uitsluitend tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk te wenden. Het verkeerd
opbrengen van de lak kan de werking van de
parkeersensoren negatief beïnvloeden.104)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere gevaarlijke manoeuvres
ligt echter altijd bij de bestuurder.
Controleer tijdens deze manoeuvres altijd of
er geen mensen (vooral kinderen) of dieren in
het betreffende gebied aanwezig zijn. De
parkeersensoren dienen als hulp voor de
bestuurder, die echter nooit zijn aandacht
mag laten verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze
met lage snelheden verricht.
EEN AANHANGER TREKKEN
105) 106)
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Voor het trekken van aanhangers of
caravans moet de auto zijn voorzien van
een goedgekeurde trekhaak en een
geschikte elektrische installatie. De
montage moet door een vakspecialist
worden uitgevoerd.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger wordt gereduceerd. Ook de
remweg wordt langer en er is meer tijd
nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.
Het laadvermogen van de auto wordt
proportioneel gereduceerd door het
gewicht van de aanhanger. Om er zeker
van te zijn dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op de
typegoedkeuring vermeld) niet wordt
overschreden, dient men in acht te nemen
dat deze waarde betrekking heeft op het
toelaatbare gewicht van een volle lading,
inclusief accessoires en bagage.
Neem de snelheidsbeperkingen van het
land waar u bent voor auto’s met
104
STARTEN EN RIJDEN
Page 122 of 220

Zekeringenkast in het dashboardfig. 90
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
BeschikbaarF12
–
Hoogteregeling koplampenF13 5
INT/A relais regeleenheid motorruimte F31 5
Voeding diagnosestekker EOBD /Uconnect
™/ Alarmzoemer / Alarm volumetrische
sensoren / Elektrische ventilator / TPMS-systeem / Bediening elektrische spiegels /
Bediening klimaatregelsysteemF36 15
Remlichtschakelaar (NA) / knooppunt instrumentenpaneel / correctie koplampafstelling F37 5
Centrale vergrendeling portieren en bagageruimte F38 15
Pomp ruitensproeiers/achterruitsproeier F43 20
Elektrische ruitbediening (bestuurderszijde) F47 20
Elektrische ruitbediening (passagierszijde) F48 20
Parkeersensoren / Bediening verlichting / Elektro-chroom spiegel / Regen-/schemersensor /
Schuifdak / TMPS-systeem / Verlichting aansteker / Paneel SBR-systeemF49 5
Bedieningen klimaatregeling / Configuratie radiosysteem /
Bluetooth®/
Remlichtschakelaar (NC) / Koppelingsschakelaar / Achteruitrijschakelaar / Debietmeter
(dieselversies) / Sensor "water in dieselfilter" (dieselversies)F51 5
Knooppunt instrumentenpaneel F53 5
120
NOODGEVALLEN
Page 154 of 220

de acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning. De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de accu,
d.w.z. de pluskabel (+) op de plusklem en
de minkabel (–) op de minklem. De
accuklemmen zijn gemarkeerd met de
symbolen plus (+) en min (–), en zijn
weergegeven op het deksel van de accu.
De kabelklemmen moeten ook
corrosievrij zijn en stevig aan de
klemmen bevestigd worden.
VERSIES ZONDER
START&STOPSYSTEEM
(indien aanwezig)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van de
accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool van
de accu aan.
VERSIES MET START&STOPSYSTEEM
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
koppel de stekker 1 fig. 121 los van de
accusensor 3 op de minklem 4 (–) van de
accu los (door op de knop 2 te drukken);
sluit de pluskabel (+) van de acculader
aan op de pluspool (+) van de accu en de
minkabel (-) van de acculadder op klem
4 van de minpool (-) van de accu;
schakel de acculader in. Schakel na het
opladen eerst de acculader uit voordat
deze wordt losgekoppeld van de accu;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker 1 terug op de
sensor 3 van de accu aan.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN
138)
42)
Wisserbladen voorruit opheffen
Ga als volgt te werk:
zet de contactsleutel op de stand MAR
en bedien de rechter hendel van het
stuurwiel om de ruitenwisserbladen van
de voorruit in te schakelen. Draai de
contactsleutel naar de stand STOP
wanneer de wisserarm aan
bestuurderszijde de zijstijl van de
voorruit bereikt en til het wisserblad op
naar de ruststand;
leg de wisserarm terug tegen de ruit
alvorens de ruitenwissers in te schakelen.
Wisserbladen voorruit vervangen
Ga als volgt te werk:
hef de wisserarm op, druk op het lipje
1 fig. 122 van de springveer en verwijder
het wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het klepje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren. Controleer of
het goed vastzit.
laat de wisserarm voorzichtig op de
ruit zakken.
121A0J0389C
152
ONDERHOUD EN ZORG
Page 216 of 220

Identificatiegegevens
chassisnummer............161
motorcode...............161
typeplaatje met
identificatiegegevens........160
Inbouwvoorbereiding
Isofix-kinderzitje............82
Instrumentenpaneel.............8
Interieur (reiniging)............157
Interieurverlichting............21
Kentekenverlichting (lamp
vervangen)...............115
Kinderen veilig vervoeren.........77
Klimaatregeling...............24
Klimaatregeling / verwarming......24
Knie-airbag bestuurderszijde......86
Koplampen.................34
Hoogteregeling koplampen......20
Lichtbundel afstellen.........34
Krik.....................122
Lampen
typen lampen.............110
Lampjes en berichten...........47
Mechanische sleutel............9
Menuopties.................44
Mistachterlicht...............20
Mistachterlicht/achteruitrijlicht
(lamp vervangen)...........115Mistvoorlichten..............20
lamp vervangen............114
Montage van een Universeel
Isofix-kinderzitje............82
Motor....................162
code...................161
Motorkap..................32
Motorkoelvloeistof...........150
Motorolie (niveau controleren).....150
MSR-systeem...............68
Multimedia
Netvoeding aan/uit..........195
Niveau vloeistof voor
ruitensproeiers/achterruitsproeier
......................150
Niveaus controleren...........145
Parkeerlichten...............19
Parkeersensoren.............103
Plafondverlichting voor..........21
Portieren..................13
Prestaties.................183
Regensensor................23
Reiniging en onderhoud
carrosserie...............155
lederen interieurdelen........157
lederen stoelen............157
stoelen en stoffen bekleding. . . .157
Rem(vloeistofpeil)............150
Richtingaanwijzers.............20Richtingaanwijzers (lamp
vervangen) . ..............114
Richtingaanwijzers achter (lamp
vervangen) . ..............115
Ruitenwisser/-sproeier . .........22
Ruitenwissers/achterruitwisser .22 ,152
Safe Lock (systeem)...........10
SBR-systeem (Seat Belt Reminder).......................74
Schakelindicator..............43
Schemersensor...............19
Service en onderhoud
periodieke controles.........144
Zwaar Gebruik Van De Auto.....144
Set-up-menu . . ..............44
Sleutels....................9
Sleutel met afstandsbediening....9
Sneeuwkettingen. ............172
Sport voorstoelen . ............15
Stadslicht/dimlicht............19
Stadslichten/remlichten (lamp
vervangen) . ..............115
Standaard velgen en banden ......167
Standslichten/dagverlichting (DRL)
(lamp vervangen)...........113
Start&Stop (systeem)..........100
ALFABETISCH REGISTER
Starten met hulpaccu..........129
Stoelen. ...................14
Stuurslot...................11
Stuurwiel ..................17