Alfa Romeo 156 2000 Instructieboek (in Dutch)
Page 91 of 291
90
fig. 88
P4U00029
fig. 87
P4U00030
Het gebruik van de
waarschuwingsknipper-
lichten is afhankelijk van
de wetgeving van het land waarin
u zich bevindt. Houdt u aan de
voorschriften.
MISTACHTERLICHT (fig. 88)
Druk voor inschakeling op knop ( A).
Het mistachterlicht werkt alleen als het
dimlicht of de mistlampen voor zijn inge-
schakeld. Tegelijkertijd gaat op het instru-
mentenpaneel lampje
4branden.
Als u de contactsleutel in stand STOP
draait, schakelt het mistachterlicht auto-
matisch uit. Het schakelt pas weer in als
na het starten opnieuw op knop (A )
wordt gedrukt.
Druk knop (A ) nogmaals in om het
mistachterlicht uit te schakelen.
BELANGRIJK Houdt u bij het ge-
bruik van het mistachterlicht aan de gel-
dende verkeersvoorschriften. Het sys-
teem voldoet aan de EU-normen.
MISTLAMPEN VOOR (fig. 88)
(indien aanwezig)
Druk voor inschakeling op knop ( B). De
lampen werken alleen als de buitenver-
lichting is ingeschakeld.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-
trolelampje
5branden.
Als u de contactsleutel in stand STOP
draait, schakelen de mistlampen voor
automatisch uit.
De lampen schakelen pas weer in als na
het starten opnieuw op knop ( B) wordt
gedrukt.
Druk knop (B ) nogmaals in om de mist-
lampen uit te schakelen.
B ELANGRIJK Houdt u bij het gebruik
van de mistlampen aan de geldende ver-
keersvoorschriften. Het systeem voldoet
aan de EU-normen.
W AARSCHUWINGS-
KNIPPERLICHTEN (
fig. 87)
Druk voor inschakeling op knop ( A),
ongeacht de stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, knip-
pert het lampje in de schakelaar en wer-
ken de richtingaanwijzers en de controle-
lampjes voor de richtingaanwijzers op het
instrumentenpaneel. Druk de schakelaar
nogmaals in om het systeem uit te scha-
kelen.
Page 92 of 291
91
P4U00106
fig. 90fig. 91
P4U00105
fig. 89 Als u na een ongeval
een brandstoflucht ruikt
of merkt dat het brand-
stofsysteem lekt, druk dan de
schakelaar niet terug, zodat brand
wordt voorkomen.
LICHTSTERKTEREGELING
INSTRUMENTENPANEEL(
fig. 89)
Druk voor het regelen van de lichtsterk-
te van het instrumentenpaneel, bij inge-
schakelde buitenverlichting, op knop ( A).
T elkens als u knop ( A) indrukt, wordt
achtereenvolgens één van de drie vastge-
stelde lichtsterktes geselecteerd: laag-
gemiddeld-hoog.
BRANDSTOF-
NOODSCHAKELAAR (
fig. 90)
Deze veiligheidsschakelaar springt om-
hoog bij een botsing boven een bepaalde
intensiteit, waardoor de toevoer van
brandstof wordt gestopt en de motor af-
slaat.
T ANKKLEPJE OPENEN (fig. 91)
U kunt het tankklepje van binnenuit ont-
grendelen door de voorzijde van hendel
(A) omhoog te trekken.
Als u geen brandstoflekkage waarneemt
en de auto kan nog verder rijden, druk
dan op knop (A) om de brandstoftoevoer
weer te herstellen.
P4U00038
Page 93 of 291
92
KOPLAMPVERSTELLING
(
fig. 92)
Bedieningsknop (A) naast de stuur-
wielkolom kan in vier standen worden
gezet die overeenkomen met één van
de onderstaande beladingsgraden.
Als de auto beladen is, moet de hoogte
van de koplampen worden afgesteld.
P4U00107
fig. 92
Controleer de afstel-
ling van de koplampen
telkens als het gewicht
van de lading wijzigt.
P4U00109
fig. 93 De auto moet geblok-
keerd zijn als de hendel
enkele tanden is aange-
trokken. Als dit niet het geval is,
laat dan de Alfa Romeo-dealer de
handrem afstellen.
HANDREM (fig. 93)
De handrem bevindt zich tussen de
voorstoelen.
U kunt de handrem inschakelen door de
hendel omhoog te trekken, totdat de au-
to niet meer kan rollen.
Als de contactsleutel in stand MAR
staat, gaat op het instrumentenpaneel
het waarschuwingslampje
xbranden.
Stand
0: 1 of 2 personen op de voor-
stoelen, volle brandstoftank, standaard
boorduitrusting (in rijklare staat);
Stand 1: 5 inzittenden;
Stand 2: 5 inzittenden en bagage in ba-
gageruimte (ongeveer 50 kg);
Stand 3: 1 persoon (de bestuurder) en
300 kg in de bagageruimte.
Page 94 of 291
93
Handrem uitschakelen:
– Trek hendel (A-fig. 93) iets om-
hoog en druk de vergrendelknop ( B) in.
– Houd de knop ingedrukt en laat de
hendel zakken; lampje
xop het instru-
mentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de
auto te voorkomen, moet bij het bedie-
nen van de handrem het rempedaal wor-
den ingetrapt.
BELANGRIJK De handremhendel
( A ) is voorzien van een beveiligings-
mechanisme. Dit mechanisme voorkomt
dat per ongeluk de handrem wordt uitge-
schakeld als bij aangetrokken hendel
knop (B ) wordt ingedrukt. Voor het uit-
schakelen van de handrem moet u daar-
om niet alleen knop ( B) indrukken, maar
ook hendel (A ) iets omhoog trekken,
zodat het beveiligingsmechanisme uit-
schakelt. Zet vervolgens de hendel geheel
omlaag. Laat de schuifring los zodra de achteruit
is ingeschakeld. Om vanuit de achteruit
een andere versnelling in te schakelen,
hoeft de schuifring niet omhoog te wor-
den getrokken.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen
bij een volledig stilstaande auto worden
ingeschakeld. Wacht bij een draaiende
motor en een geheel ingetrapt koppelings-
pedaal minstens twee seconden, voordat u
de achteruit inschakelt. Hiermee wordt
voorkomen dat de tandwielen bescha-
digen.
VERSNELLINGSPOOK (fig. 94)
Afhankelijk van de uitvoering is de auto
uitgerust met een handgeschakelde ver-
snellingsbak met vijf of zes versnellingen
(zie hoofdstuk “Technische gegevens”).
De positie van de afzonderlijke versnel-
lingen is met een symbool op de knop
van de versnellingspook aangegeven.
Trap bij het overschakelen altijd het kop-
pelingspedaal geheel in. Als de achteruit
(R) wordt ingeschakeld, moet de auto
stilstaan.
Bij de uitvoeringen 2.5 V6 24V en JTD
moet voor het inschakelen van de achter-
uit (R), de schuifring onder de pookknop
(met de hand waarmee u de pookknop
bediend) omhoog worden getrokken.
P4U00108
fig. 94
Om op de juiste wij-
ze te schakelen, moet
u het koppelingspe-
daal geheel intrappen. Daarom
mag er niets onder het pedaal
liggen dat dit kan verhinderen:
Let erop dat de vloermatten
niet zijn dubbelgevouwen en
zo de slag van de pedalen kun-
nen beperken.
Page 95 of 291
94
SELESPEED
VERSNELLINGSBAK
(indien aanwezig)
De uitvoering 2.0 T.SPARK is leverbaar
met een elektronisch geregelde, mecha-
nische versnellingsbak “Selespeed”.
BELANGRIJK Het verdient beslist
aanbeveling om dit hoofdstuk zorgvuldig
te lezen, zodat u Selespeed op de juiste
wijze gebruikt. Hierdoor bent u vanaf het
begin op de hoogte van de juiste hande-
lingen en in staat om deze uit te voeren.
Selespeed bestaat uit een normale
mechanische versnellingsbak, waaraan
een elektronisch geregeld elektrohy-
draulisch systeem is toegevoegd. Dit sys-
teem bedient automatisch de koppeling
en regelt het overschakelen.
Het koppelingspedaal ontbreekt; om
weg te rijden hoeft u alleen het gas-
pedaal te bedienen.
De versnellingsbak kan op twee manie-
ren worden bediend:
– sequentieel (handmatig), waarbij de
bestuurder direct overschakelt met de selectorhendel op de middenconsole of de
knoppen op het stuurwiel;
– automatisch CITYwaarbij het sys-
teem beslist over het overschakelen
(deze werking kan worden gekozen met
knop B-fig. 95).
Overschakelen vindt plaats met de se-
lectorhendel (A-fig. 95), die altijd van-
zelf terugkeert in de middenstand.
Met deze hendel kan worden op- of te-
r uggeschakeld en/of de achteruit ( R) of
de vrijstand (N) worden ingeschakeld.
Op het stuur bevinden zich nog twee
knoppen (fig. 96). Met deze knoppen
kan, alleen bij een rijdende auto (met
een snelheid boven 10 km/h) worden
op- of teruggeschakeld. Als het systeem wordt ingeschakeld
door de contactsleutel in stand MARte
draaien, wordt altijd de sequentiële
(handmatige) werking ingeschakeld.
Als u tijdens de automatische werking
CITY handmatig overschakelt, dan gaat
het systeem er vanuit dat u de sequen-
tiële werking wilt inschakelen. Het sys-
teem werkt vervolgens sequentieel.
fig. 96
P4U00307
fig. 95
P4U00306A
B
Page 96 of 291
95
De ingeschakelde versnelling wordt aan-
gegeven op het display van de toeren-
teller (A-fig. 97).
De symbolen op het display zijn:
N =V rijstand;
1 =eerste versnelling;
2 =tweede versnelling;
3 =derde versnelling;
4 =vierde versnelling;
5 =vijfde versnelling;
R =Achteruit.
Bij een storing of bij voor de auto of de
versnellingsbak schadelijke bedrijfs-
omstandigheden gaat het waarschuwings-
lampje (B-fig. 97) branden en hoort u
een geluidssignaal (bijv. bij een overver-
hitte koppeling). Selespeed maakt het gebruik van de
auto aanzienlijk eenvoudiger, vermindert
de vermoeidheid als in de stad wordt ge-
reden of als vaak geschakeld moet wor-
den, en levert tegelijkertijd uitstekende
prestaties. Na ongeveer een seconde wordt op het
display de ingeschakelde versnelling weer-
gegeven (N ,1 ,2 ,3 ,4 ,5 , R ) en dooft
het waarschuwingslampje. Dit betekent
dat het hydraulische systeem in werking
is. Vanaf dat moment kunt u Selespeed
gebruiken om te schakelen.
BELANGRIJK Als na 10 seconden op
het multifunctionele display niet de inge-
schakelde versnelling wordt weergegeven
of het storingslampje blijft branden, draai
dan de contactsleutel in stand STOPen
wacht tot het display dooft. Schakel ver-
volgens het systeem opnieuw in. Als de
storing blijft bestaan, wendt u dan tot de
Alfa Romeo-dealer.
P4U00308
fig. 97
B
A
SYSTEEM INSCHAKELEN
BELANGRIJK Als u het bestuurders-
portier opent, dan schakelt Selespeed het
hydraulische deel van het systeem in, zo-
dat het systeem gereed is als de motor
wordt gestart. Deze functie kan worden
waargenomen door het draaien van de
pomp. De functie wordt uitgeschakeld als
na 10 keer openen/sluiten van het por-
tier het systeem niet met de contact-
sleutel is ingeschakeld.
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, dan gaan alle onderdelen van het
display (A-fig. 97), het waarschuwings-
lampje voor storing in versnellingsbak ( B-
fig. 97) en het opschrift CITYbranden.
Page 97 of 291
96
WERKING BIJ STILSTAANDE
MOTOR
BELANGRIJKVoordat u de selector-
hendel gebruikt, moet op het display be-
slist de ingeschakelde versnelling ( N,1,
2 , 3, 4, 5, R ) worden weergegeven.
Als de motor niet draait en de auto stil-
staat, kunnen alle versnellingen worden
ingeschakeld.
Als de auto stilstaat en het rempedaal is
ingetrapt, kunt u alleen overschakelen met
de selectorhendel op de middenconsole.
Om een versnelling in te schakelen moet u
het rempedaal ingetrapt houden en:
– om op te schakelen (+ ) (fig. 98) de
hendel “naar voren” drukken (als de
auto in de eerste versnelling staat, wordt
de tweede ingeschakeld, in de tweede
wordt de derde ingeschakeld en zo verder
tot de vijfde versnelling).
Als het systeem in de vrijstand (N ) of
achteruit (R) staat, dan wordt de eerste
versnelling (1) ingeschakeld als de hen-
del naar voren wordt gedrukt. –
om terug te schakelen (– )(fig.
98) moet u de hendel naar achteren
drukken (als de auto in de vijfde versnel-
ling staat, wordt de vierde ingeschakeld,
in de vierde wordt de derde ingeschakeld
en zo verder tot de eerste versnelling).
Om de vrijstand (N ) in te schakelen
moet u bij stilstaande auto en ingetrapt
rempedaal de selectorhendel naar rechts
(fig. 99) verplaatsen. V
anuit iedere versnelling (N ,1, 2, 3,
4 , 5) en bij stilstaande auto kunt u de
achteruit inschakelen door de selector-
hendel naar rechts en vervolgens naar
achteren te drukken. (fig. 100).
Als de auto rijdt, dan kan de achteruit
niet worden ingeschakeld; wacht tot de
auto stilstaat en schakel de achteruit op-
nieuw in.
BELANGRIJK Als een versnelling
wordt ingeschakeld, moet de selectorhen-
del onmiddellijk worden losgelaten, nadat
de versnelling is ingeschakeld. Als de hen-
del langer wordt bediend (langer dan 10
seconden), dan gaat lampje
tbranden,
klinkt er een geluidssignaal en schakelt de
automatische werking CITYin. De waar-
schuwingssignalen worden opgeheven als
de selectorhendel wordt losgelaten.
fig. 98
P4U00309
fig. 100
P4U00311
fig. 99
P4U00310
Page 98 of 291
97
BELANGRIJK Als u de auto parkeert
op een helling en een versnelling wilt in-
schakelen om wegrijden te voorkomen,
moet u beslist op het multifunctionele dis-
play controleren of de nieuwe versnelling
wordt weergegeven en vervolgens twee
seconden wachten voordat het rempedaal
wordt losgelaten. Hierdoor heeft de kop-
peling de tijd om volledig aan te grijpen.MOTOR STARTEN
U kunt de motor starten zowel bij een
ingeschakelde versnelling als bij een ver-
snellingsbak in de vrijstand ( N).
BELANGRIJK Houd het rempedaal in-
getrapt tijdens het starten. Als het rem-
pedaal herhaaldelijk wordt ingetrapt bij
een afgezette motor, is er meer kracht
vereist. In een dergelijke situatie moet
voor het starten van de motor het rem-
pedaal krachtiger worden ingetrapt.
Na het starten schakelt de versnellings-
bak automatisch de vrijstand in, verschijnt
op het display de letter ( N) en schakelt
het systeem de sequentiële (handmatige)
werking in.
MOTOR UITZETTEN EN
SYSTEEM UITSCHAKELEN
A ls u de contactsleutel in stand STOP
zet, dan gaat de motor uit, maar blijft
Selespeed ingeschakeld, totdat de auto ge-
heel stilstaat; na ongeveer 2 tot 4 secon-
den nadat de contactsleutel in stand
STOP is gezet, wordt het hydraulische
deel uitgeschakeld en wordt ook de weer-
gave op het display beëindigd. Pas nu is
Selespeed uitgeschakeld.
De ingeschakelde versnelling op het mo-
ment dat de motor wordt uitgezet, blijft
ingeschakeld.
Als de motor wordt uitgezet terwijl de
versnellingsbak in de vrijstand staat, dan
klinkt een geluidssignaal om de bestuur-
der er op te attenderen dat voor de veilig-
heid de eerste versnelling 1 of de achter-
uit Rmoet worden ingeschakeld. Zet in
dat geval de contactsleutel in stand
MAR en schakel, bij ingetrapt rempe-
daal, de eerste versnelling (1) of de ach-
teruit (R) in.
Als de motor niet aan-
slaat en een versnelling
is ingeschakeld, dan
klinkt een geluidssignaal en
wordt een mededeling op het
multifunctionele display weerge-
geven om de bestuurder er op te
attenderen dat er mogelijk een
gevaarlijke situatie ontstaat,
omdat de versnellingsbak auto-
matisch in de vrijstand wordt ge-
zet.
Page 99 of 291
98
WEGRIJDEN
Bij draaiende motor en stilstaande auto,
kunt u alleen de eerste ( 1), de tweede
(2) en/of de achteruit ( R) inschakelen.
De versnellingen kunnen bij ingetrapt
rempedaal alleen met de selectorhendel
op de middenconsole worden inge-
schakeld. De knoppen op het stuurwiel
werken alleen bij een snelheid boven
10 km/h.
BELANGRIJK De achteruit (R) kan
vanuit de volgende versnellingen worden
ingeschakeld: vrij (N ), eerste (1) of
tweede (2) versnelling. Als de auto rijdt,
dan wordt de achteruit niet ingeschakeld;
wacht tot de auto stilstaat en schakel de
achteruit (R) opnieuw in.
Als de achteruit wordt ingeschakeld, dan
verschijnt het symbool op het multifunctio-
nele display in het instrumentenpaneel en
klinkt een geluidssignaal.
BELANGRIJK Als u vanuit de achter-
uit (R) de eerste versnelling (1) of van-
uit de vrijstand ( N)de eerste versnelling
( 1 ) inschakelt en het inschakelen lukt
niet, dan wordt automatisch de tweede
versnelling (2) ingeschakeld. Dit is geen storing, maar is een onder-
deel van de werking van het systeem.
Om dezelfde reden wordt, als het inscha-
kelen van de achteruit niet direct lukt, de
koppeling iets bediend, zodat de achteruit
kan inschakelen; in dat geval wordt de
achteruit (R ) iets minder soepel inge-
schakeld.
Voor het wegrijden moet u het rem-
pedaal loslaten en het gaspedaal geleide-
lijk intrappen. Naarmate het gaspedaal
dieper wordt ingetrapt, is meer koppel be-
schikbaar om weg te rijden.
Ver
wijder de contact-
sleutel nooit als de auto
rijdt. Selespeed werkt
niet juist zolang de auto niet stil-
staat, maar bovendien blokkeert
het stuurslot bij de eerste stuur-
beweging.
Het is beslist noodza-
kelijk om het rempedaal
ingetrapt te houden als
de motor wordt uitgezet en Sele-
speed uitschakelt: laat het pe-
daal pas los als het multifunctio-
nele display op de toerenteller is
gedoofd.N adat bij stilstaande
auto is overgeschakeld,
moet u altijd op het dis-
play controleren of de gewenste
versnelling is ingeschakeld, voor-
dat het gaspedaal wordt inge-
trapt.
V erlaat de auto NOOIT
als de versnellingsbak
in de vrijstand (N)
staat.
Page 100 of 291
99
BELANGRIJKE TIPS
–houd het rempedaal altijd ingetrapt bij
stilstaande auto en ingeschakelde versnel-
ling; laat het rempedaal pas los als u wilt
wegrijden;
– zet de versnellingsbak in de vrijstand
als de auto lang stilstaat met een draai-
ende motor;
– als de auto stilstaat op een helling,
maak dan geen gebruik van het gaspedaal
om wegrollen te voorkomen; gebruik hier-
voor het rempedaal; gebruik het gaspedaal
alleen om weg te rijden;
– gebruik uitsluitend de tweede ver-
snelling voor het wegrijden, als u meer
controle over manoeuvres bij lage snel-
heid wilt hebben (zoals bij gladheid);
– schakel alleen vanuit de achteruit de
eerste versnelling in of omgekeerd, als de
auto geheel stilstaat en het rempedaal is
ingetrapt. Hoewel het beslist wordt afgeraden,
kan het door onvoorziene omstandighe-
den voorkomen dat bij een afdaling de
auto in de vrijstand ( N) naar beneden
rolt. Als u vervolgens een versnelling in-
schakelt, dan schakelt het systeem auto-
matisch de versnelling in, die het meest
geschikt is om het motorkoppel over te
brengen naar de wielen.
Als u tijdens een afdaling (bij vooruit rij-
dende auto) geen gas geeft, dan laat het
systeem bij een bepaalde snelheid de
koppeling aangrijpen, zodat u gebruikt
kunt maken van de remmende werking
van de motor.
Om veiligheidsredenen geeft Selespeed
een geluidssignaal als:
– tijdens het starten een oververhitte
koppeling wordt gesignaleerd; in dat ge-
val moet u “vlot”, maar gelijkmatig,
wegrijden of, als de auto op een helling
staat, het gaspedaal loslaten en de auto
met het rempedaal op zijn plaats houden; –
de auto in een andere richting rijdt
dan de ingeschakelde versnelling, (bijv.:
vooruit als de achteruit is ingeschakeld);
in deze situatie moet de auto tot stilstand
worden gebracht en bij ingetrapt rem-
pedaal de juiste versnelling worden inge-
schakeld.
Eveneens om veiligheidsredenen klinkt
bij stilstaande auto, gestarte motor en in-
geschakelde versnelling (1), (2) of (R)
een geluidssignaal en wordt automatisch
naar de vrijstand ( N) overgeschakeld als:
– het gaspedaal en/of rempedaal ge-
durende ten minste 50 seconden niet
worden gebruikt;
– het rempedaal langer dan 10 minu-
ten wordt ingetrapt;
– het bestuurdersportier wordt ge-
opend en het gas- en rempedaal ten min-
ste 1 seconde niet worden ingetrapt.