Alfa Romeo Giulietta 2014 Handleiding (in Dutch)
Page 151 of 280
Een Universeel Isofix-kinderzitje kan
naast een conventioneel kinderzitje
worden gemonteerd. Onthoud dat in
het geval van Isofix Universeel-
kinderzitjes, alleen die zitjes gebruikt
mogen worden die typegoedgekeurd
zijn met het opschrift ECE R44 (R44/03
of hoger) “Universeel Isofix".
In het Alfa Romeo Lineaccessori-
assortiment is een “Universeel Isofix”
“Duo Plus”-kinderzitje en het speciale
"G 0/1 S" zitje beschikbaar.Zie het betreffende instructieboekje
voor meer informatie over de montage
en/of het gebruik van het kinderzitje.
82) 83) 84)
147
Page 152 of 280
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR GEBRUIK VAN HET ISOFIX
UNIVERSEEL KINDERZITJE
In de onderstaande tabel worden, conform de Europese regelgeving ECE 16, de verschillende mogelijkheden weergegeven van
de montage van Universeel Isofix kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.Gewichtsgroep Positie kinderzitje Klasse Isofix maatAchterstoelen aan
zijkantenGroep 0 tot 10 kg Tegen rijrichting in EIL (*)
Groep 0+ tot 13 kgTegen rijrichting in EIL (*)
Tegen rijrichting in DIL (*)
Tegen rijrichting in CIL (*)
Groep 1 van 9 tot 18 kgTegen rijrichting in DIL (*)
Tegen rijrichting in CIL (*)
In de rijrichting BIUF
In de rijrichting BIIUF
In de rijrichting AIUFIL geschikt voor ISOFIX kinderzitjes van de categorieën voor "specifieke voertuigen", "beperkt" of "semi-universeel".
(*) het Isofix kinderzitje kan worden gemonteerd door de voorstoel te verstellen
IUF: geschikt voor Isofix kinderzitjes uit de universele klasse (met derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden endie goedgekeurd
zijn voor het gebruik voor de specifieke gewichtsgroep.
148
VEILIGHEID
Page 153 of 280
Belangrijke
aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van
kinderen
❒Monteer kinderzitjes altijd op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming
biedt.
❒Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes tegen de rijrichting in,
tot ze 2 jaar zijn.
❒Indien een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de achterbank is
gemonteerd, dan is het raadzaam om
het kinderzitje zo dicht mogelijk
tegen de voorstoel aan te monteren.
❒Als de voorste passagiersairbag
buiten werking is gesteld, controleer
dan of het lampje
op de sierlijst
boven de achteruitkijkspiegel vast
brandt om er zeker van te zijn dat
deze airbag daadwerkelijk is
uitgeschakeld.
❒Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen
met de overige documenten en
dit instructieboekje in de auto.
Gebruik geen gebruikte kinderzitjes
waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.❒Elk tegenhoudsysteem is bedoeld
voor slechts één kind: vervoer nooit
twee kinderen in een zitje.
❒Controleer altijd of de gordel niet
langs de hals van het kind loopt.
❒Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
❒Controleer tijdens het rijden dat het
kind geen verkeerde houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
❒Laat een kind nooit de het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of
achter zijn rug omleggen.
❒Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand
is in staat om een kind vast te
houden bij een ongeval.
❒Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
BELANGRIJK
81) De afbeelding dient slechts ter
illustratie van de montage.
Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn.82) Als een Universeel ISOFIX
kinderzitje niet aan alle drie de
verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje
het kind niet goed kunnen
beschermen. In geval van een
aanrijding zou het kind ernstig
gewond kunnen raken of zelfs
kunnen overlijden.
83) Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is
op de juiste wijze aan de beugels
bevestigd als de vergrendeling
hoorbaar vastklikt. De instructies
voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval
worden opgevolgd. De fabrikant
van het kinderzitje is verplicht
deze instructies bij het kinderzitje
te leveren.
84) Monteer het kinderzitje
overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn.
149
Page 154 of 280
FRONTAIRBAGS“SMART BAG” SYSTEEM
(MEERTRAPS
FRONTAIRBAGS)
De auto is uitgerust met meertraps
frontairbags (“Smart bags”) voor de
bestuurder en de passagier.
De frontairbags (bestuurder en
passagier) beschermen de inzittenden
voorin bij middelzware en zware frontale
botsingen, door de airbag tussen de
inzittende en het stuurwiel of het
dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), betekent dit niet dat het systeem
slecht functioneert.
Airbags zijn geen vervanging voor maar
een aanvulling op de veiligheidsgordels,
die u altijd moet dragen. Bij een
botsing worden degenen die geen
veiligheidsgordel dragen naar voren
geworpen en kunnen zo in contact
komen met een airbag die nog niet
volledig opgeblazen is. Onder deze
omstandigheden wordt de inzittende
minder door de airbag beschermd.
85) 86) 88)
In de volgende omstandigheden kan
het voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
❒frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet
het front van de auto zijn (bijv.
spatbord tegen de vangrail, etc. )
❒de auto schuift onder andere
voertuigen of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of
vangrails); in deze situaties bieden
ze geen aanvullende bescherming
ten opzichte van de
veiligheidsgordels, zodat hun
activering geen zin heeft. In deze
gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 120.
120
A0K0364
150
VEILIGHEID
Page 155 of 280
FRONTAIRBAG AAN
PASSAGIERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het dashboard is opgeborgen
fig. 121: deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.
87)
FRONTAIRBAG
PASSAGIER EN
KINDERZITJES
89)
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het etiket op de zonneklep aan
passagierszijde in acht.Uitschakeling airbags
aan passagierszijde:
frontairbag en zijairbag
ter bescherming van
bekken, borst en
schouders (zijairbag)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en zijairbag
voor bescherming van bekken, borst en
schouders aan passagierszijde
(zijairbag) uit.
Als de airbags uitgeschakeld zijn, gaat
er een lampje
branden in de
bekleding boven de achteruitkijkspiegel
fig. 122.
121
A0K0135
122
A0K0660
151
Page 156 of 280
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN KINDERZITJES: WAARSCHUWING123
A0K0801
152
VEILIGHEID
Page 157 of 280
BELANGRIJK
85) Breng geen stickers of andere voorwerpen op het stuurwiel, op het dashboard in de zone van de passagiersairbag,
op de zijkant van de dakbekleding en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons) op het
dashboard aan passagierszijde, omdat deze het correct openen van de airbag kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen verwonden.
86) Rijd altijd met de handen op de stuurwielrand zodat de airbag indien nodig ongehinderd opgeblazen kan worden.
Rijd niet met voorover gebogen lichaam. Ga goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.
87) Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Bij
een ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg hebben. Daarom
moet de passagiersairbag altijd uitgeschakeld worden als een kinderzitje tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn geschoven
om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard. Schakel de passagiersairbag
onmiddellijk weer in als het kinderzitje is verwijderd.
88) Raadpleeg voor het uitschakelen van deze airbags de paragraaf “Menuopties” in het hoofdstuk “Kennismaking met
de auto”.
89) Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Bij
een ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg hebben.
153
Page 158 of 280
ZIJAIRBAGS
(ZIJAIRBAG -
HOOFDAIRBAG)Om de bescherming van de inzittenden
in geval van flankbotsingen te
verbeteren, is de auto uitgerust met
zijairbags die borst en schouders van
bestuurder en voorpassagier
beschermen en hoofdairbags die het
hoofd van de inzittenden voor- en
achterin beschermen (gordijnairbags).
Als de zijairbags niet worden
opgeblazen bij andere soorten
aanrijdingen (frontale botsingen,
kop-staartaanrijdingen, over de kop
slaan enz.), betekent dit niet dat het
systeem slecht functioneert.
ZIJAIRBAGS VOORIN
(ZIJAIRBAGS)
Deze bestaan uit twee soorten kussens
die zich in de rugleuning van de
voorstoelen bevinden fig. 124 en die
het bekken, de borst en schouders van
de inzittenden bij middelzware
zijdelingse botsingen beschermen.HOOFDAIRBAGS
(WINDOW BAGS)
De twee gordijnairbags zitten achter de
dakbekleding aan de zijkanten en zijn
afgedekt met speciale
afwerkingselementen fig. 125.
Dit type airbag is ontworpen om het
hoofd van de inzittenden voorin en
achterin te beschermen bij
flankbotsingen, dankzij het grote
oppervlak dat in opgeblazen toestand
wordt beslagen.
Bij lichte flankbotsingen is het opblazen
van de hoofdairbags niet vereist.Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. Om die reden moeten
veiligheidsgordels steeds worden
omgelegd.
Het systeem biedt de beste
bescherming bij een zijdelingse botsing
als de passagier correct op zijn stoel
zit, zodat de hoofdairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.
BELANGRIJK
Reinig de stoelen niet met water of
stoom onder druk (met de hand of in
een automatisch wasapparaat).
De front- en/of zijairbags kunnen in
werking treden bij heftige botsingen
tegen de onderkant van de auto (bijv.
botsing met treden, trottoirbanden,
kuilen of verkeersdrempels, enz.).
124
A0K0629
125
A0K0035
154
VEILIGHEID
Page 159 of 280
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en
duidt niet op het begin van een brand.
Dit poeder kan echter de huid en ogen
irriteren: was ze in dit geval met
neutrale zeep en water.
De controle, reparatie en vervanging
van de airbags moeten door het Alfa
Romeo Servicenetwerk worden
uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het
airbagsysteem onbruikbaar gemaakt
worden door het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op
verschillende manieren geactiveerd,
afhankelijk van het type botsing. Als
een of meerdere van deze
voorzieningen niet in werking treden,
dan duidt dat niet op een storing in het
systeem.
90) 91) 92) 93) 94) 95) 96) 97) 98) 99)
BELANGRIJK
90) Hang geen harde voorwerpen
aan de kledinghaken of de
steunhandgrepen.
91) Steun niet met het hoofd, de
armen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het
gebied van de hoofdairbag om
mogelijke verwondingen tijdens
het opblazen te voorkomen.
92) Steek nooit het hoofd, de armen
of ellebogen uit het raam.
93) Als de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid en het lampje
gaat niet branden of blijft
tijdens het rijden branden (bij
sommige versies samen met een
bericht op het display), dan is
er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen. In dat geval
kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd
worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen,
op verkeerde wijze geactiveerd
worden. Laat het systeem
onmiddellijk controleren door het
Alfa Romeo Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.94) Reis niet met voorwerpen op
schoot of voor de borst en houd
niets in de mond (pijp, pen, etc.).
Het opblazen van een airbag
na een botsing kan ernstige
schade/letsel veroorzaken.
95) Laat bij diefstal of poging tot
diefstal, vandalisme of
overstromingen het
airbagsysteem door het Alfa
Romeo Servicenetwerk
controleren.
155
Page 160 of 280
96) Als de contactsleutel in de stand
MAR staat en de motor is afgezet,
kunnen de airbags ook
geactiveerd worden als de auto
door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag,
wanneer de passagiersairbag is
ingeschakeld, en ook al staat
de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de voorstoel
gemonteerd worden. Als bij een
botsing de airbag wordt
opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood
van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd
uitgeschakeld worden als een
kinderzitje tegen de rijrichting in
gemonteerd wordt op de voorste
passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo
ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het
dashboard. Schakel de
passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is
verwijderd. Onthoud tevens dat
als de sleutel in de stand STOP
staat, bij een ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbags of
gordelspanners) geactiveerd
wordt. n deze gevallen duidt deuitgebleven activering niet op een
storing van het systeem.
97) Wanneer de contactsleutel naar
de stand MAR wordt gedraaid,
gaat het controlelampje
(bij
ingeschakelde frontairbag aan
passagierszijde) branden en
enkele seconden knipperen, om
eraan te herinneren dat de
passagiersairbag bij een botsing
geactiveerd zal worden.
Vervolgens dooft het lampje.
98) De frontairbag heeft een hogere
activeringsdrempel dan die van de
gordelspanners. Bij botsingen
die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in
werking.
99) De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt
hun doeltreffendheid. Omdat de
frontairbags niet worden
geactiveerd bij frontale botsingen
bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en
over de kop slaan, worden in
deze gevallen de inzittenden
uitsluitend door de zijairbags en
de veiligheidsgordels beschermd,
die dus altijd gedragen moeten
worden.
156
VEILIGHEID