Alfa Romeo MiTo 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 191 of 312
ZEKERINGENKAST
INSTRUMENTENPANEELfig. 152STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlicht
F12
(*)
7,5
Gasontladingssysteem koplamp (rechts)
F12
(*)
15
Linker dimlichtF13
7,5/5
(*)
Gasontladingssysteem koplamp (links) F13
15/5
(*)
Hoogteregeling koplampenF13 7,5
INT/A sleutel relaisspoelen uitlaat op zekeringenkast motor F31 5
Plafondverlichting voor, Plafondverlichting bagageruimte, Instapverlichting zonneklep, Instapver-
lichting dorpel, Verlichting dashboardkastjeF32
(*)
5
Radio,Blue&Me
™
regeleenheid, Regeleenheid klimaatregeling, Regeleenheid alarmsirene,
Regeleenheid volumetrisch systeem, Externe EOBD-diagnose-aansluiting, Regeleenheid bewak-
ing bandenspanningF36 10
Instrumentenpaneel, Remlichtschakelaar, Regelsysteem gasontladingskoplampen F37 5
Deurvergrendelingsmotor op portieren, Safe Lock motor op portieren, Ontgrendelingsmotor
achterklepF38 15
Pomp ruitensproeiers/achterruitsproeier F43 20
Elektrische motor ruit compleet met regeleenheid (bestuurdersportier) F47 20
Elektrische motor ruit compleet met regeleenheid (passagiersportier) F48 20
(*) Voor bepaalde versies/markten
187WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 192 of 312
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Regeleenheid parkeersensoren, Regeleenheid bewaking bandenspanning, Regen-/
schemersensor op achteruitkijkspiegel binnen, Elektrochromische sensor op achteruitkijkspiegel
binnen, Weergave veiligheidsgordels vast op achteruitkijkspiegel binnen, Verlichting bediening-
spaneel (middelste bedieningspaneel, bedieningspaneel bestuurderszijde, bedieningspaneel op
stuurwiel,Blue&Me
™
bedieningspaneel), Schakelaars kussenverwarming op voorstoelen,
Regeleenheid alarmsysteem volumetrische sensoren, Regeleenheid elektrisch bediend open dak,
Stopcontact navigatiesysteem op dashboardF49 5
Schakelaar activering koppeling, Remlichtschakelaar, Regeleenheid relaisspoelen op motor
Blue&Me
™
F51 5
InstrumentenpaneelF53 5
188WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
regeleenheid, Radio setup, Stroommeter, Water in diesel-sensor zekeringenkast, Regelsysteem op interne klimaatregeling/verwarmingsunit,
Page 193 of 312
AANSLUITKAST IN BAGAGERUIMTEfig. 154STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Openingssysteem elektrisch bediend dak F1 20
Opstelling zekeringenF2 -
Stopcontact bagageruimteF3 15
Regeleenheid Bose HI-FI audiosysteem versterker F4 15
Bassbox subwoofer in ruimte reservewiel F5 10
Stoelverwarming rechter en linker voorstoel F6 15
189WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 194 of 312
ACCU OPLADENBELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu geldt
slechts ter informatie. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wacht, nadat de contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de accuvoeding los te koppelen.
Het verdient aanbeveling aan de accu langzaam en met een laag
ampèrage gedurende ongeveer 24 uur op te laden. De accu langer
opladen, kan de accu beschadigen.VERSIES ZONDER Start&Stop
SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Ga voor het opladen van de accu als volgt te werk:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan op de accupolen; let daarbij
op de polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen eerst de acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.
VERSIES MET Start&Stop SYSTEEMGa voor het opladen van de accu als volgt te werk:
❒koppel de stekker A fig. 155 van de accusensor C op de minklem D
van de accu los (door op de knop B te drukken);
❒sluit de pluskabel (+) van de acculader aan op de pluspool (+) van
de accu;
❒sluit de minkabel (-) van de acculader aan op de D-klem van de
minpool (-) van de accu;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen eerst de acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de stekker A weer aan op de sensor C van de accu.
fig. 155
A0J0389
190WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 195 of 312
OPHEFFEN VAN HET VOERTUIGAls het voertuig opgeheven moet worden, ga dan naar een Alfa
Romeo dealer die is uitgerust met een hefbrug.
BELANGRIJK Bij versies met zijbekleding moet men goed opletten bij
het plaatsen van de hefarmen.
SLEPEN VAN DE AUTOHet bij de auto geleverde sleepoog bevindt zich in de
gereedschapshouder onder de bekleding van de bagageruimte.MONTAGE VAN HET SLEEPOOGVerwijder de dop A door op het onderste gedeelte te duwen, neem het
sleepoog B uit de gereedschapshouder en draai het stevig op de
schroefdraadpen aan de voor- (fig. 156) of achterzijde (fig. 157).
Draai vóór het slepen de contactsleutel naar de stand
MAR en vervolgens naar STOP hem uit het slot te
verwijderen. Bij verwijdering van de sleutel schakelt
automatisch het stuurslot in en kan het stuur niet meer worden
verdraaid.
fig. 156
A0J0038
191WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 196 of 312
Onthoud dat tijdens het slepen de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet werken; om die
reden is meer kracht benodigd voor de bediening van
het rempedaal en het stuur. Gebruik geen elastische kabels voor
het slepen. Vermijd rukbewegingen. Controleer of er tijdens het
slepen geen delen van de auto door de sleepverbinding kunnen
worden beschadigd. Neem bij het slepen in elk geval de
wettelijke voorschriften in acht van het land waarin wordt
gereden en pas uw rijgedrag aan. Start de motor niet wanneer
de auto wordt gesleept. Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig schoon. Controleer of het
sleepoog volledig op de schroefdraadpen is gedraaid alvorens de
auto te slepen.
Gebruik sleepogen voor en achter alleen voor
noodgevallen op de weg. Het is toegestaan de auto op
korte afstanden te slepen m.b.v. geschikte middelen
conform de wegenverkeerswetgeving (starre stang), om de auto
op de weg te verplaatsen om hem gebruiksklaar te maken voor
het slepen of voor transport met takelwagen. Sleepogen MOGEN
NIET worden gebruikt om voertuigen off-road (d.w.z. op het
terrein) te slepen of waar hindernissen zijn en/of voor het slepen
met kabels of andere niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met voornoemde voorwaarden, moet men
voor het slepen twee voertuigen gebruiken (een slepend en een
gesleepte voertuig), beiden zoveel mogelijk op één lijn.
fig. 157
A0J0039
192WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 197 of 312
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDJuist onderhoud is uiterst belangrijk voor een lange levensduur van de
auto onder optimale omstandigheden.
Alfa Romeo heeft een reeks controles en onderhoudsbeurten opgesteld
die elke 30.000 kilometer (benzineversies) of elke 35.000 kilometer
(dieselversies) uitgevoerd moeten worden.
Vóór 30.000/35.000 km en vervolgens tussen elke twee
servicebeurten is het sowieso nodig om bepaalde items van het
Geprogrammeerde Onderhoudsplan te controleren (bijv. periodieke
controle van het niveau van de vloeistoffen, bandenspanning, etc.).
De servicebeurten van het Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door het Alfa Romeo Servicenetwerk
uitgevoerd. Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het uitvoeren
van de diverse inspecties en controles van het geprogrammeerd
onderhoud, mogen uitsluitend worden uitgevoerd na toestemming van
de klant. Als de auto dikwijls gebruikt wordt voor het trekken van
aanhangers, dan moet een korter interval tussen de
onderhoudsbeurten worden aangehouden.WAARSCHUWING
Op 2000 km vóór de volgende servicebeurt zal de display een
melding tonen.
De servicebeurten van het Geprogrammeerde Onderhoud zijn door de
fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Het is raadzaam het Alfa Romeo Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine storingen en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
193WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 198 of 312
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMABENZINE-UITVOERINGEN
194WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
km x 100030 60 90 120 150 180
Maanden24 48 72 96 120 144
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, interieur,
bagageruimte, lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.●●●●●●
Werking van de ruitenwisser/ruitensproeier controleren●●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de werking van rembloksli-
jtagesensor controleren●●●●●●
Remblokken van schijfremmen achter op conditie en slijtage controleren●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen
en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem en rubber elementen (hoezen - balgen - bussen enz.)●●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren, schoonmaken en mechanis-
men smeren●●●●●●
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, hydraulisch rem- koppelingssys-
teem, ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●●
De slag van de handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●●
Conditie distributieriem controleren●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren●●
Spanning aandrijfriemen hulporganen controleren en indien nodig afstellen (versies met verwarmer)
(1.4 Benzine 8V 78 pk versies)●●
Page 199 of 312
195WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
km x 100030 60 90 120 150 180
Maanden24 48 72 96 120 144
Klepspeling controleren en, indien nodig, afstellen (1.4 Benzine 8V 78 pk versies)●●●
Uitlaatgasemissie controleren.●●●●●●
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen●●●●●●
Motormanagementsystemen controleren (m.b.v. diagnosestekker)●●●●●●
De aandrijfriem(en) van hulporganen vervangen●
De getande distributieriem vervangen
(*)
●
Bougies vervangen
(**)
●●●●●●
Luchtfilterelement vervangen
(***)
●●●
Motorolie en oliefilter vervangen (of elke 24 maanden)
(****)
●●●●●●
Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)●●●
Pollenfilter vervangen (of elke 12 maanden)●●●●●●
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat, gebruik in de stad, langdurig stationair draaien) om de vier
jaar worden vervangen of in elk geval om de vijf jaar.
(**) Voor 1.4 MultiAir en 1.4 Turbo MultiAir versies zijn de volgende zaken zijn van vitaal belang om de correcte werking te verzekeren en om ernstige schade aan de
motor te voorkomen: gebruik uitsluitend bougies die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren; alle bougies moeten van hetzelfde type en merk zijn (zie de
paragraaf “Motor” in het hoofdstuk "Technische gegevens"); houdt u strikt aan de vervangingsintervallen van de bougies die vermeld zijn in het
Geprogrammeerde Onderhoudsschema; neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de bougies te laten vervangen.
(***) Bij Turbo TwinAir versies moet het luchtfilterelement elke 30.000 km worden vervangen.
(****) Als de auto jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, dan moeten de motorolie en het motoroliefilter elke 12 maanden worden vervangen.
Page 200 of 312
DIESELUITVOERINGEN
196WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
km x 100035 70 105 140 175
Maanden24 48 72 96 120
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, interieur,
bagageruimte, lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.●●●●●
Werking van de ruitenwisser/ruitensproeier controleren●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de werking van rembloksli-
jtagesensor controleren●●●●●
Remblokken van schijfremmen achter op conditie en slijtage controleren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen
en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem en rubber elementen (hoezen - balgen - bussen enz.)●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren, schoonmaken en mechanis-
men smeren●●●●●
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, hydraulisch rem- koppelingssys-
teem, ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●
De slag van de handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●
Uitlaatgasemissie controleren.●●●●●
Conditie van aandrijfriemen hulporganen visueel controleren●●
Motormanagementsystemen controleren (m.b.v. diagnosestekker)●●●●●
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen●●●●●
Aandrijfriemen hulporganen vervangen●