Alfa Romeo MiTo 2016 Handleiding (in Dutch)
Page 191 of 280
MOTOROLIE
Controleer of het oliepeil tussen de referentietekens MIN en MAX staat
op de peilstok A.
Als het oliepeil dichtbij of onder het referentieteken MIN staat, olie
toevoegen via vulopening B tot het peil het referentieteken MAX
bereikt.
Het oliepeil mag het referentieteken MAX nooit
overschrijden.
1.4 Benzine, 1.4 Turbo MultiAir, 1.3 JTDM-2, 1.6 JTDMversies
Neem de oliepeilstok A uit, maak hem schoon met een niet pluizende
doek en breng hem weer in. Neem de peilstok weer uit en controleer
of het peil zich tussen het MIN- en MAX-teken op het reservoir bevindt.
Turbo TwinAir versies
De motoroliepeilstok A is in de dop B geïntegreerd. Draai de dop los,
maak de peilstok schoon met een niet pluizende doek, plaats de
peilstok terug en draai de dop vast.
Draai de dop weer los en controleer of het motoroliepeil zich tussen
het MIN- en MAX-teken op de peilstok bevindt.
Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximale motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km. Tijdens de eerste gebruiksperiode van de auto, moet de
motor worden ingereden. Daarom is het motorolieverbruik pas stabiel
na de eerste 5.000 - 6.000 km.
Vul geen olie bij met andere kenmerken dan de olie
waarmee de motor is gevuld.
Uitgewerkte motorolie en oude motoroliefilters bevatten
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu. Neem contact op
met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de olie en filters
te laten vervangen.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai, als het niveau te laag is, de reservoirdop C los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Het motorkoelsysteem moet worden gevuld met PARAFLUUP
antivries. Vul koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken als
de koelvloeistof waarmee het koelsysteem reeds is gevuld.
PARAFLU
UPmag niet met andere typen vloeistoffen worden gemengd.
Mocht dit toch gebeuren, start de motor dan in geen geval. Raapleeg
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het koelsysteem staat onder druk. Vervang de dop,
indien nodig, uitsluitend door een andere originele
dop, anders kan de werking van het systeem in
gevaar gebracht worden. Verwijder de dop van het reservoir niet
als de motor heet is: u loopt het risico van brandwonden.
187
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 192 of 280
VLOEISTOF VOOR RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
Als het niveau te laag is, maak de reservoirdop D los en vul de
vloeistof bij zoals vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens".
Rijd nooit met een leeg ruitensproeierreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel belang voor een
goed zicht. Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. De motorruimte
omvat warme onderdelen die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
REMVLOEISTOF
Controleer of de vloeistof op het maximumniveau staat.
Als het vloeistofniveau te laag is, draai dan de reservoirdop E los en
vul de vloeistof vermeld in het hoofdstuk "Technische gegevens" bij.
Vermijd elk contact tussen de uiterst corrosieve remvloeistof
en de gelakte delen. Spoel bij contact onmiddellijk af met
water.
Remvloeistof is giftig en uiterst corrosief. Als er per
ongeluk remvloeistof gemorst wordt, moeten de
betrokken delen onmiddellijk worden gewassen met
water en neutrale zeep. Vervolgens met veel water afspoelen. In
geval van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen.
Het symboolop het reservoir geeft aan dat een
synthetische remvloeistof moet worden gebruikt, dus
geen minerale remvloeistof. Het gebruik van minerale
vloeistoffen kan de speciale rubbers in het remsysteem
onherstelbaar beschadigen.
188
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 193 of 280
LUCHTFILTER/POLLENFILTER/
DIESELFILTER
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de filters te
laten vervangen.
ACCU
Accu F (zie vorige bladzijden) vereist niet dat de elektrolyt met
gedestilleerd water wordt bijgevuld. Een periodieke controle bij het
Alfa Romeo Servicenetwerk is echter noodzakelijk om de efficiëntie te
verifiëren.
ACCU VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een andere originele accu met
dezelfde specificaties. Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
accu voor het onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht om het snel ontladen van de
accu te voorkomen en de levensduur te verlengen:
❒wanneer de auto wordt geparkeerd, controleer dan of de portieren,
de motorkap en de achterklep goed gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting blijft branden;
❒schakel de interieurverlichting uit: de auto is in ieder geval uitgerust
met een systeem voor automatische uitschakeling van de
interieurverlichting;
❒houd accessoires (bijv. autoradio, alarmknipperlichten, etc.) niet te
lang ingeschakeld wanneer de motor is uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op de accu los;
BELANGRIJK Als het ladingsniveau gedurende langere tijd onder 50%
blijft, raakt de accu door sulfatering beschadigd. Hierdoor
verminderen de capaciteit en het startvermogen.
189
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 194 of 280
De accu is in dit geval ook gevoeliger voor bevriezing (dit kan reeds
bij temperaturen van -10°C gebeuren). Als de auto langere tijd niet
gebruikt wordt, zie dan "Langdurige stilstand van de auto” in het
hoofdstuk "Starten en rijden".
Als men na aanschaf van het voertuig accessoires wil monteren die
constante elektrische voeding nodig hebben (diefstalalarm, enz.)
of veel stroom verbruiken, dient men contact op te nemen met het
gespecialiseerde personeel van het Alfa Romeo Servicenetwerk. Zij
kunnen het totale benodigde stroomverbruik beoordelen.
Accuvloeistof is giftig en corrosief. Vermijd contact met
huid en ogen. Houd open vuur en bronnen van vonken
uit de buurt van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
Als de accu met onvoldoende vloeistof werkt, kan dit
de accu onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
Verkeerde installatie van elektrische en elektronische
apparatuur kan ernstige schade aan de auto toebrengen.
Als men na aanschaf van de auto accessoires wil monteren
(alarm, mobiele telefoon enz.), wordt geadviseerd contact op te nemen
met het Alfa Romeo Servicenetwerk, dat de meest geschikte apparaten
zal aanraden en zal controleren of een accu met een grotere capaciteit
gemonteerd moet worden.
Accu’s bevatten stoffen die zeer gevaarlijk zijn voor het
milieu. Neem steeds contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om de accu te laten vervangen.
Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt onder
extreem koude weersomstandigheden, dan moet de
accu worden verwijderd en op een verwarmde plaats
worden bewaard om bevriezing te voorkomen.
Bij werkzaamheden aan de accu of in de buurt van de
accu, moeten de ogen altijd met een speciale bril
beschermd worden.
190
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 195 of 280
WIELEN EN BANDEN
Controleer voor een lange reis en elke twee weken de spanning van de
banden en van het noodreservewiel. Controleer de bandenspanning
wanneer de banden koud zijn.
Tijdens het rijden neemt de bandenspanning onder normale
omstandigheden toe: zie voor de juiste waarde van de
bandenspanning de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning veroorzaakt abnormale slijtage van de
banden fig. 166:
A normale spanning: gelijkmatige slijtage van het loopvlak;
B te lage spanning: overmatige slijtage aan de zijkanten van het
loopvlak;
C te hoge spanning: overmatige slijtage in het midden van het
loopvlak.
De banden moeten worden vervangen wanneer de profieldiepte van
het loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.BELANGRIJK
Pas de volgende voorzorgsmaatregelen toe om bandschade te
voorkomen:
❒voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, harde
schokken van de banden tegen stoepranden, kuilen en andere
hindernissen. Voorkom ook het langdurig rijden op een slecht
wegdek;
❒controleer de banden regelmatig op scheuren in de wangen,
oneffenheden of onregelmatige slijtage op het loopvlak;
❒rijd niet met een te zwaar beladen auto. Stop zo snel mogelijk in
geval van lekke band en verwissel het wiel;
❒verwissel de banden elke 10-15 duizend kilometer van as; houd de
banden aan dezelfde zijde van de auto gemonteerd zodat de
draairichting niet wordt omgekeerd;
❒banden verouderen, ook als ze weinig gebruikt zijn. Scheurtjes in
het loopvlak en op de wangen betekenen dat de band verouderd
is. Laat de banden door gespecialiseerd personeel controleren als ze
langer dan 6 jaar onder de auto zijn gemonteerd. Vergeet ook niet
het reservewiel zorgvuldig te laten controleren;
❒Monteer altijd nieuwe banden en vermijd banden waarvan de
herkomst dubieus is;
❒bij de montage van een nieuwe band moet ook een nieuw ventiel
worden voorzien.
fig. 166A0J0136
191
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 196 of 280
Onthoud dat de wegligging van de auto in grote mate
van een juiste bandenspanning afhankelijk is.
Als de spanning te laag is, raakt de band oververhit,
met mogelijke ernstige beschadiging tot gevolg.
Verwissel de banden niet kruiselings door de banden
van de rechterzijde aan de linkerzijde en omgekeerd te
monteren.
Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een temperatuur vereisen
boven 150°C. Dit kan de mechanische eigenschappen
van de wielen in gevaar brengen.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN
Het is raadzaam de wisserbladen jaarlijks te vervangen.
Met enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen kan de beschadiging
van het wisserblad worden gereduceerd:
❒bij temperaturen onder het vriespunt moet men controleren of er ijs
tussen het wisserblad en de ruit is. Gebruik zo nodig een
antivriesmiddel om de wissers vrij te maken;
❒verwijder sneeuw van de ruit;
❒gebruik de ruitenwissers/achterruitwisser nooit op een droge ruit.
Rijden met versleten wisserbladen is bijzonder
gevaarlijk, doordat het zicht onder slechte
weersomstandigheden wordt beperkt.
Wisserbladen vervangen
Ga als volgt te werk:
❒hef de wisserarm op, druk op het klepje A fig. 167 van de
springveer en schuif het wisserblad van de arm los;
❒monteer het nieuwe wisserblad door het klepje in de speciale zitting
op de wisserarm te blokkeren. Controleer of het goed vastzit;
❒breng de wisserarm voorzichtig tegen de ruit.
Schakel de ruitenwissers niet met van de ruit opgeheven
wisserbladen in.
192
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 197 of 280
Wisserbladen optillen
Ga voor het optillen van de wisserbladen als volgt te werk (bv. om
sneeuw te verwijderen):
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR;
❒bedien de hendel rechts van het stuurwiel om een wisslag te maken
(zie paragraaf "Ruiten wassen" in het hoofdstuk "Kennismaking met
de auto");
❒draai de contactsleutel naar de stand MAR STOP wanneer de
wisserarm aan bestuurderszijde tegen de zijstijl van de voorruit komt
en til het wisserblad op naar de ruststand;
❒breng de wisserarm terug tegen de ruit alvorens de ruitenwissers in
te schakelen.
Wisserblad achterruit vervangen
Ga als volgt te werk:
❒til de dop A fig. 168 op, draai de moer B los en verwijder de
wisserarm C;
❒monteer de nieuwe wisserarm op correcte wijze, draai de moer B
volledig vast en breng de dop A omlaag.
RUITENSPROEIERS
Ruitensproeier
De ruitensproeiers zijn niet verstelbaar fig. 169.
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit (zie “Controle van
vloeistofniveaus” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de sproeikoppen niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een speld om ze vrij te maken.
fig. 167A0J0054fig. 168A0J0057
193
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 198 of 280
Achterruitsproeier
De sproeierhouder bevindt zich boven de achterruit fig. 170.
De sproeiers van de achterruit zijn niet verstelbaar.KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaalde versies/markten)
De koplampsproeiers bevinden zich in de voorbumper fig. 171.
De koplampsproeiers worden ingeschakeld wanneer bij brandend
dimlicht en/of grootlicht de ruitensproeiers worden ingeschakeld.
Controleer regelmatig de werking en de aanwezigheid van vuil in de
koplampsproeiers.
fig. 169A0J0053
fig. 170A0J0055fig. 171A0J0029
194
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 199 of 280
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE
INVLOEDEN
Op de auto zijn de beste technologische oplossingen toegepast om de
carrosserie tegen roest te beschermen.
Deze omvatten:
❒lakproducten en lakspuitsystemen die de auto de benodigde
weerstand tegen roest en schurende elementen verschaffen
❒toepassing van verzinkte (of voorbehandelde) plaatdelen met een
hoge corrosiebestendigheid;
❒het aanbrengen van kunststofmaterialen met een beschermende
functie op de meest blootgestelde delen: onderzijde portieren,
binnenzijde spatborden, randen enz.;
❒toepassing van "open" holle ruimtes om te voorkomen dat
condensvorming en vochtophoping roest van binnenuit bevorderen;
❒toepassing van speciale beschermlagen op slijtagevoelige delen (bv.
achterklep, portieren, etc.).
CARROSSERIEGARANTIE
De auto bezit een garantie tegen doorroesten, veroorzaakt door
corrosie, van alle originele structuur- of carrosseriedelen. Voor de
algemene voorwaarden van deze garantie wordt verwezen naar het
garantieboekje.
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE
CARROSSERIE
Lakwerk
Werk beschadigingen van de laklaag, zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te voorkomen.
Het normale onderhoud van de lak beperkt zich tot het wassen van de
auto: de frequentie is afhankelijk van het gebruik van de auto en van
de omgeving. Zo is het bijvoorbeeld raadzaam de auto vaker te
wassen in gebieden met sterke luchtverontreiniging of bij het rijden
over wegen met strooizout.
Bij sommige versies kan de auto op aanvraag worden uitgerust met
een exclusieve matte lak die, om intact te blijven, speciale zorg vereist:
zie de aanwijzingen hieronder.
Niet wassen met rollen en/of borstels in autowasstraten.
Gebruik voor het wassen van de auto, uitsluitend met de
hand, pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af met een
vochtige zeem. Schuur- en/of polijstmiddelen mogen niet gebruikt
worden om het voertuig schoon te maken. Vogelpoep moet zo snel en
zo goed mogelijk verwijderd worden, omdat hierin bijzonder
agressieve zuren aanwezig zijn. Vermijd (indien mogelijk) om de auto
onder bomen te parkeren; verwijder plantaardige harsen onmiddellijk
omdat deze, als deze drogen, alleen verwijderd kunnen worden met
schuur- en/of polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden zijn omdat
ze de karakteristieke matheid van de lak kunnen aantasten. Gebruik
geen onverdunde ruitensproeiervloeistof om de voor- en achterruit
te reinigen; verdun dit met minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer de buitentemperaturen
dit vereisen,
195
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 200 of 280
Volg onderstaande aanwijzingen om de auto correct te wassen:
❒verwijder de antenne van het dak als de auto in een wastunnel
wordt gewassen;
❒als voor het wassen van de auto hogedrukreinigers worden
gebruikt, houd dan een afstand van minimaal 40 cm t.o.v.
de carrosserie aan om beschadiging of aantasting te voorkomen.
Onthoud dat stagnerend water op lange termijn de auto kan
beschadigen.
❒maak de carrosserie eerst nat met een waterstraal onder lage druk;
❒was de carrosserie met een zachte spons met een lichte
zeepoplossing en spoel de spons regelmatig uit;
❒spoel goed af met schoon water en droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv. randen van portieren,
motorkap, koplampranden) zorgvuldig, aangezien in deze zones
water makkelijker kan stagneren. Was de auto nooit als hij in de zon
heeft gestaan of als de motorkap nog warm is: de glans van de lak
kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten op dezelfde wijze als de rest van
de auto gewassen worden.
Schoonmaakmiddelen verontreinigen het milieu. Was
daarom de auto op een plaats waar het afvalwater direct
wordt opgevangen en gezuiverd.
Om de esthetische eigenschappen van de lak te behouden,
mogen er geen schuur- en/of poetsproducten voor het
reinigen van de auto worden gebruikt.
BELANGRIJK
Parkeer de auto zo min mogelijk onder bomen: de hars die uit de
bomen druppelt, maakt de lak mat en vergroot de kans op
roestvorming.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Ruiten
Gebruik specifieke schoonmaakmiddelen en schone, zachte doeken
om krassen en beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Veeg het binnenoppervlak van de achterruit voorzichtig
met een doek af, en volg hierbij de richting van de elektrische
weerstandsdraden om de achterruitverwarming niet te beschadigen.
Koplampen
Gebruik een zachte, vochtige doek die in water met een specifiek
autowasmiddel is gedrenkt.
BELANGRIJK Gebruik nooit aromatische stoffen (bijv. benzine) of
ketonen (bijv. aceton) om de plastic lampglazen van de koplampen te
reinigen.
BELANGRIJK Als de auto met een hogedrukreiniger wordt gewassen,
moet de straal op minstens 20 cm van de koplampen worden
gehouden.
196
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER