Alfa Romeo MiTo 2018 Instructieboek (in Dutch)
Page 81 of 220
Het kinderzitje is in dit geval nodig om
het kind correct ten opzichte van de
gordels te plaatsen, zodat het diagonale
gordelgedeelte schuin over de borst en
nooit langs de nek ligt; het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken en
niet over de buik liggen.
GROEP 3
68) 69) 70) 71) 72)
Voor kinderen met een gewicht tussen
22 en 36 kg bestaan er geschikte
beveiligingssystemen om de
veiligheidsgordel correct te kunnen
omleggen.
In de fig. 51 afbeelding is de juiste
plaatsing van het kinderzitje op de
achterstoel weergegeven.
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals volwassenen
dragen.
50A0K0016C
51A0K0017C
79
GROEP 2
68) 69) 70) 71) 72)
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van de auto gebruiken
fig. 50.
Page 82 of 220
GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE KINDERZITJES
In overeenstemming met de Europese Richtlijn 2000/3/EG is de geschiktheid van elke passagiersstoel voor de montage van
universele kinderzitjes in de volgende tabel weergegeven:
“Universeel” kinderzitje monteren
Groep GewichtsgroepPassagier voor
(*)Passagiers achter
(zijkant en midden)
Airbag ingeschakeld Airbag uitgeschakeld
Groep 0, 0+ tot 13 kg"X" U U
Groep 1 9-18 kg"X" U U
Groep 2 15-25 kgUUU
Groep 3 22-36 kgUUU
(*) BELANGRIJK: Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de airbag actief is. Als u een achterstevoren geplaatst kinderzitje
op de voorstoel wilt plaatsen, deactiveer dan eerst de betreffende airbag (zie instructies in de paragraaf "Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag").
"X"= Stand niet geschikt voor kinderen in deze gewichtscategorie.
U= Geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-norm voor de aangegeven "Groepen".
BELANGRIJK
67)Er zijn kinderzitjes met Isofix bevestigingen beschikbaar, waarmee het zitje veilig met de stoel verankerd kan worden zonder de
veiligheidsgordels van de auto te gebruiken. Zie paragraaf "Montage Isofix-kinderzitje" voor de montage-instructies.
68)De afbeelding is indicatief en alleen bedoeld voor montagedoeleinden. Monteer het kinderzitje overeenkomstig de aanwijzingen, die
bijgesloten moeten zijn.
69)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik is, zet het dan vast met de veiligheidsgordel of met de ISOFIX-bevestigingen, of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het interieur liggen. Zo kan het in geval van abrupt remmen of een ongeval geen letsel bij de inzittenden
veroorzaken.
70)Verplaats de stoel niet als er een kinderzitje is geplaatst: verwijder altijd eerst het kinderzitje alvorens de stoel anders in te stellen.
71)Zorg er altijd voor dat het diagonale gedeelte van de veiligheidsgordel niet onder de armen door of achter de rug van het kind langs loopt. Bij
een ongeval zal de veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen houden, met het risico van zelfs dodelijk letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
80
VEILIGHEID
Page 83 of 220
72)Onjuiste montage van het kinderzitje kan ertoe leiden dat het beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij een ongeval kan het kinderzitje
loskomen en kan het kind zelfs dodelijk gewond raken. Houd u, bij het monteren van kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen, strikt aan de
aanwijzingen van de Fabrikant.
81
Page 84 of 220
INBOUWVOORBEREIDING
ISOFIX-KINDERZITJE
73)
Het voertuig is uitgerust met
ISOFIX-bevestigingsbeugels, een nieuwe
standaard die het monteren van een
kinderzitje snel, eenvoudig en veilig
maakt.
Isofix kinderzitjes en conventionele
kinderzitjes kunnen in dezelfde auto op
verschillende stoelen worden
gemonteerd.
Ter illustratie toont fig. 52 een voorbeeld
van een universeel Isofix-kinderzitje voor
gewichtsgroep 1.
BELANGRIJK De zitplaats midden op de
achterbank is ongeschikt voor gebruik
van alle types Isofix kinderzitjes.MONTAGE VAN EEN UNIVERSEEL
ISOFIX-KINDERZITJE
74) 75) 76)
Ga als volgt te werk:
bevestig de stoel aan de onderste
metalen ringen 1 fig. 53, aangebracht
tussen de rugleuning en het kussen van
de achterbank;
bevestig de bovenste riem (bij het
kinderzitje geleverd) aan de speciale
bevestigingen 2 fig. 54 located in the rear
part of the backrest.
Een Universeel Isofix-kinderzitje kan
naast een conventioneel kinderzitje
worden gemonteerd. Bij Isofix
Universeel-kinderzitjes moeten alle zitjes
goedgekeurd zijn volgens de ECE
R44-richtlijn (R44/03 of hoger)
“Universeel Isofix".
Het universele Isofix "Duo Plus"
kinderzitje is beschikbaar in het MOPAR®
Lineaccessori-assortiment.
Zie de betreffende handleiding voor
meer informatie over de montage en/of
het gebruik van het kinderzitje.
52A0J0093C
53A0J0092C
54A0J0335C
82
VEILIGHEID
Page 85 of 220
GESCHIKTHEID VAN PASSAGIERSSTOELEN VOOR GEBRUIK VAN ISOFIX-KINDERZITJES
In de onderstaande tabel worden, in overeenstemming met de Europese norm ECE 16, de verschillende montagemogelijkheden
getoond voor Isofix-kinderzitjes op stoelen die zijn uitgerust met Isofix-bevestigingen.
Gewichtsgroep Plaats kinderzitje Klasse Isofix-formaatInzittende achter
Stadslicht achterkant
Groep 0 tot 10 kg Tegen de rijrichting in EX
Groep 0+ tot 13 kgTegen de rijrichting in E
X
Tegen de rijrichting in DX
Tegen de rijrichting in CX
Groep 1 van 9 tot 18 kgTegen de rijrichting in D
X
Tegen de rijrichting in CX
In de rijrichting BIUF
In de rijrichting B1IUF
In de rijrichting AX
X Isofix-plaats niet geschikt voor Isofix-kinderzitje in deze gewichtsgroep en/of maatklasse.
IUF: geschikt voor Isofix kinderzitjes uit de universele klasse (met derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden endie
goedgekeurd zijn voor het gebruik voor de specifieke gewichtsgroep.
OPMERKING: Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke Isofix-kinderzitjes voorzien, die alleen gebruikt kunnen worden als ze
speciaal voor dit voertuig zijn getest (zie overzicht voertuigen met bijbehorend kinderzitje).
83
Page 86 of 220
Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes tegen de rijrichting in,
minstens tot ze 3-4 jaar oud zijn.
Indien een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de achterbank is
gemonteerd, dan is het raadzaam om het
kinderzitje zo dicht mogelijk tegen de
voorstoel aan te monteren.
Als de frontairbag aan passagierszijde
buiten werking is gesteld, controleer dan
of het lampje
op de sierlijst boven de
achteruitkijkspiegel permanent brandt
om er zeker van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren zorgvuldig in acht. Bewaar
deze aanwijzingen samen met de overige
documenten en dit instructieboek in het
voertuig. Gebruik geen gebruikte
kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk tegenhoudsysteem is bedoeld
voor slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in een zitje.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot, ook
geen pasgeborenen. Niemand is in staat
om een kind vast te houden bij een
ongeval.
Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen. Bovendien, en afhankelijk van
het type kinderzitje dat geïnstalleerd is,
moet de veiligheidsgordel waarmee het
kinderzitje vastzat ook worden
vervangen.
BELANGRIJK
73)De afbeelding is indicatief en alleen
bedoeld voor montagedoeleinden. Monteer
het kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten zijn.
74)Als een universeel ISOFIX-kinderzitje
niet aan alle drie de verankeringspunten is
vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind
niet goed kunnen beschermen. In geval van
een aanrijding zou het kind ernstig gewond
kunnen raken of zelfs kunnen overlijden.75)Monteer het kinderzitje alleen bij
stilstaande auto. Het kinderzitje is op de
juiste wijze aan de beugels bevestigd als de
vergrendeling hoorbaar vastklikt. De
instructies voor montage, demontage en
plaatsing moeten in elk geval worden
opgevolgd. De fabrikant van het kinderzitje
is verplicht deze instructies bij het
kinderzitje te leveren.
76)Gebruik één onderste verankeringspunt
niet voor de installatie van meer dan één
kinderzitje.
84
VEILIGHEID
Page 87 of 220
FRONTAIRBAGS
77) 78) 79) 80) 81)
“SMART BAG”SYSTEEM (MEERTRAPS
FRONTAIRBAGS)
De auto is uitgerust met meertraps
frontairbags (“Smart bags”) voor de
bestuurder en de passagier.
De frontairbags voor bestuurder/
passagier zijn ontworpen om de
inzittenden te beschermen bij
middelzware frontale botsingen, door de
airbag tussen de inzittende en het
stuurwiel of het dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij
andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan enz.),
wijst dit niet op een storing van het
systeem.
Airbags zijn geen vervanging voor de
veiligheidsgordels maar een aanvulling
daarop, de gordels moeten altijd
omgelegd worden. Bij een botsing
worden degenen die geen
veiligheidsgordel dragen naar voren
geworpen en kunnen zo in contact komen
met een airbag die nog niet volledig
opgeblazen is. Onder deze
omstandigheden wordt de inzittende
minder door de airbag beschermd.
In de volgende omstandigheden kan het
voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet het
plaatwerk aan de voorkant van het
voertuig zijn (bijv. spatbord tegen de
vangrail, etc.);
de auto schuift onder andere
voertuigen of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of
vangrails); in deze situaties bieden ze
geen aanvullende bescherming ten
opzichte van de veiligheidsgordels, zodat
hun activering geen zin heeft. Als de
airbags onder de hierboven beschreven
omstandigheden niet opgeblazen
worden, dan bieden ze geen aanvullende
bescherming ten opzichte van de
veiligheidsgordels, zodat hun activering
geen zin heeft. In deze gevallen wijst de
uitgebleven activering dus niet op een
storing van het systeem.
FRONTAIRBAG BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel is
geplaatst fig. 55.
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard fig. 56 is
opgeborgen, deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.
55A0J0047C
56A0J0050C
85
Page 88 of 220
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN
KINDERZITJES
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen, kan
dit leiden tot dodelijk letsel van het kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld op
het etiket op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 57 in acht.
Uitschakeling airbags aan
passagierszijde: frontairbag en
zijairbag ter bescherming van bekken
en borst (zijairbag)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel is
geplaatst vervoerd moet worden, schakel
dan de frontairbag en zijairbag voor
bescherming van bekken en borst aan
passagierszijde (zijairbag) uit. Gebruik
het Setupmenu voor het uitschakelen van
de airbags (zie de paragraaf "Display" inhet hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel").
Als de airbags uitgeschakeld zijn, gaat er
een lampje
branden in de bekleding
boven de achteruitkijkspiegel fig. 58.
Wanneer bij ingeschakelde frontairbag
aan passagierszijde de contactsleutel
naar MAR wordt gedraaid, gaat het
lampje eerst enkele seconden continu
branden, waarna het moet doven.
Als het lampje
knippert, dan duidt dit
op een storing van het
waarschuwingslampje
. Laat het
systeem onmiddellijk controleren door
het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens
verder te rijden.
Zet de contactsleutel op MAR, het
waarschuwingslampje
gaat een paar
seconden branden. Zo niet, neem contact
op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Tijdens de eerste seconden geeft hetbranden van het controlelampje
niet
de werkelijke toestand van de
passagiersbescherming aan, maar wordt
alleen de correcte werking ervan
gecontroleerd. Na een test van enkele
seconden zal het lampje de
beschermingsstatus van de
passagiersairbag aangeven.
Passagiersbescherming actief:
waarschuwingslampje
uit.
Passagiersbescherming uitgeschakeld:
het waarschuwingslampje
gaat vast
branden.
Het controlelampje
kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.
57A0J0450C
58A0J0402C
86
VEILIGHEID
Page 89 of 220
59A0J0056C
87
KNIE-AIRBAG BESTUURDERSZIJDE
Deze airbag is opgenomen in een speciale
ruimte onder het stuurwiel fig. 59. Deze
biedt extra bescherming in het geval van
een frontale botsing.
Page 90 of 220
60J0A0215
88
VEILIGHEID
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE EN KINDERZITJES: BELANGRIJK