BMW 5 SERIES 2021 Instructieboekjes (in Dutch)

Trekken
van
een
aanhangwagenUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Algemeen
Het
toegestane
aanhangwagengewicht,
de
asj
belastingen,
kogeldruk
en
het
toegestane
totaalj
gewicht
zijn
aangegeven
in
de
technische
gegej
vens.
Mogelijkheden
voor
een
verhoging
van
de
belasj
tingen
kunnen
bij
een
servicepartner
van
de
faj
brikant
of
een
andere
gekwalificeerde
servicej
partner
of
vakwerkplaats
worden
opgevraagd.
De
auto
is
uitgerust
met
een
versterkte
vering
aan
de
achteras
en
afhankelijk
van
het
type
met
een
koelsysteem
met
verhoogde
capaciteit.
Voor
het
rijden
Kogeldruk De
minimale
kogeldruk
van
25
kg
indien
mogelijk
niet
onderschrijden
en
de
maximale
kogeldruk
zo veel
mogelijk
benutten.
De
maximale
belading
van
de
trekkende
auto
wordt
door
het
gewicht
van
de
trekhaak
en
de kogeldruk
verminderd.
De
kogeldruk
verhoogt
het
gewicht
van
de
auto.
Het
toegestane
totaalj
gewicht
van
de
trekkende
auto
niet
overschrijj
den.
Belading
De
bagage
zo
gelijkmatig
mogelijk
over
het
laadjvlak
verdelen.
De
belading
zo
laag
mogelijk
en
in
de
nabijheid van
de
aanhangwagenassen
opbergen.
Een
laj ger
aanhangwagenzwaartepunt
verhoogt
de
veijligheid
van
de
totale
combinatie.
Het
toegestane
totaalgewicht
van
de
aanhangj
wagen
en
de
toegestane
aanhangerlast
van
de
auto
mogen
niet
overschreden
worden.
De
laagj
ste
waarde
is
altijd
beslissend.
Bandenspanning Let
op
de
bandenspanning
van
de
auto
en
de
aanhangwagen.
Voor
de
auto
geldt
de
bandenspanning
voor
hoj gere
belading.
Bij
de
aanhangwagen
zijn
de
voorschriften
van de
fabrikant
maatgevend.
Meer
informatie:
Bandenspanningsgegevens,
zie
pagina
366.
Bandenpechwaarschuwing
RPA Na
de
correctie
van
de
bandenspanning
of
een
aan-
of
afkoppeling
van
een
aanhangwagen
moet
de
initialisatie
van
de
bandenpechwaarj
schuwing
worden
uitgevoerd.
Meer
informatie:
Bandenpechwaarschuwing
RPA,
zie
pagina
384.
Bandenspanningscontrole
Na
de
correctie
van
de
bandenspanning
of
een
aan-
of
afkoppeling
van
een
aanhangwagen
moet
de
reset
van
de
bandenspanningscontrole
worden
uitgevoerd.
Meer
informatie:
Bandenspanningscontrole,
zie
pagina
377.Seite
351Trekken
van
een
aanhangwagenRIJTIPS351
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11313
-
VI/20

BuitenspiegelsDe
wetgever
schrijft
twee
buitenspiegels
voordie
de
beide
achterkanten
van
de
aanhangwagenlaten
zien.
Dergelijke
spiegels
zijn
als
accessoiresbij
een
Service
Partner
van
de
fabrikant
of
eenandere
gekwalificeerde
Service
Partner
of
specij
alist
verkrijgbaar.
Stroomverbruik
Algemeen
Voor
het
begin
van
de
rit
de
werking
van
de
achj
terlichten
van
de
aanhangwagen
controleren.
Inschakeltijden
van
de
stroomverbruikers
bij
het
rijden
met
een
caravan
kort
houden
om
leegloj
pen
van
de
accu
te
voorkomen.
Achterlichtlampen
aanhangwagen
Het
vermogen
van
de
aanhangwagenachterlichj
ten
mag
de
volgende
waarden
niet
overschrijden:'xRichtingaanwijzers:
per
zijde
42
watt.'xAchterlichtlampen:
per
zijde
50
watt.'xRemlichten:
samen
84
watt.'xMistachterlichten:
samen
42
watt.'xAchteruitrijlamp:
samen
42
watt.
Rijden
met
een
aanhangwagen
Algemeen
Bij
een
bezet
aanhangercontact
zijn
bepaald
rijj
hulpsystemen
niet
of
slechts
beperkt
beschikj baar.
Er
wordt
evt.
een
Check-Control-meldingweergegeven.
Om
storingen
te
vermijden,
de
aanhangwagenj modus
activeren.
Meer
informatie:
Activering
aanhangwagenmodus,
zie
paj
gina
353.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Vanaf
circa
80
km/h
kan
de
aanhangwagen,
afj
hankelijk
van
de
constructie
en
voertuigbelaj ding,
in
slingerbewegingen
raken.
Er
bestaatkans
op
een
ongeval
of
schade.
Bij
het
rijden
met
een
aanhangwagen
snelheid
aanpassen.
Bij
slingerbewegingen
direct
remj men
en
de
nodige
stuurcorrecties
zo
voorzichj
tig
mogelijk
uitvoeren.
WAARSCHUWING
Door
de
grotere
asbelasting
bij
het
rijden
met
een
aanhangwagen
moet
de
bandenspanning worden
aangepast.
Bij
het
rijden
met
een
telage
bandenspanning
kunnen
de
banden
bej
schadigd
raken.
Er
bestaat
kans
op
een
ongej val
of
schade.
Snelheid
van
100
km/h
niet
overj
schrijden.
De
bandenspanning
van
de
trekkende
auto
met
0,2
bar
verhogen.
Daarbij de
maximum
bandenspanning
die
op
de
banj
den
worden
aangegeven
in
acht
nemen.
Klimvermogen
Algemeen
In
verband
met
de
veiligheid
en
de
verkeersdoorj stroming
is
trekken
van
een
aanhangwagen
toej
gestaan
tot
hellingen
van
12
%.
Als
hogere
aanhangwagengewichten
zijn
toegej
staan,
geldt
een
grens
van
8
%.
Hellingopwaarts
wegrijden De
parkeerrem
wordt
bij
bediening
van
het
rijpejdaal
automatisch
vrijgezet.
Om
terugrollen
bij
wegrijden
te
voorkomen,
parj
keerrem
gebruiken.
1.

Kort
voor
het
wegrijden
aan
de
schakej
laar
trekken
en
loslaten.
Seite
352RIJTIPSTrekken
van
een
aanhangwagen352
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11313
-
VI/20

De
parkeerrem
is
vastgezet.2.Het
rijpedaal
voldoende
intrappen
om
te
verj
trekken.
Afdalingen
Op
afdalingen
vertoont
een
combinatie
eerder de
neiging
te
gaan
slingeren.
Voor
de
helling
handmatig
terugschakelen
naar
de
volgende
lagere
versnelling
en
langzaam
naar beneden
rijden.
Grote
belastingen
en
hoge
buitentemperatuur
OPMERKING
Bij
lange
ritten
met
een
hoog
aanhangwagenj
gewicht,
een
hoge
buitentemperatuur
en
gej
ringe
tankinhoud
kan
het
brandstofsysteem
oververhit
raken
en
het
motorvermogen
afnej
men.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
Op
tijd
tanken.
Bij
lange
ritten
met
een
hoog
aanhangj
wagengewicht
en
een
hoge
buitentemperatuur
moet
de
brandstoftank
voor
meer
dan
1/4
gej
vuld
zijn.
Aanhangwagenstabilisatier
egeling
Principe
Dit
systeem
helpt
bij
het
opvangen
van
de
slinj gerbeweging
van
de
aanhangwagen.
De
aanhangwagenstabilisatieregeling
herkent
de slingerbewegingen
en
remt
de
auto
automatisch
snel
af,
teneinde
het
kritieke
snelheidsbereik
te
verlaten
en
de
combinatie
te
stabiliseren.
Algemeen
Als
de
aanhangwagencontactdoos
in
gebruik
is
zonder
dat
er
een
aanhangwagen
is
aangekopj peld,
kan
het
systeem
in
extreme
verkeerssituaj
ties
eveneens
in
werking
treden
bijvoorbeeld
bij
gebruik
van
een
fietsendrager
met
verlichting.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
Het
systeem
werkt
bij
het
trekken
van
een
aanj hangwagen
en
gebruikte
aanhangwagencontactjdoos
vanaf
circa
65
km/h.
Grenzen
van
het
systeem
Het
systeem
kan
bijvoorbeeld
in
de
volgende
sij
tuaties
niet
of
pas
laat
ingrijpen:'xWanneer
een
aanhangwagen
direct
schaart,
bijvoorbeeld
bij
gladheid
of
op
wegen
met een
losse
ondergrond.'xAls
een
aanhangwagen
met
een
hoog
zwaarj
tepunt
kantelt
voordat
een
slingerbeweging
wordt
herkend.'xAls
de
dynamische
stabiliteitscontrole
DSC
is
gedeactiveerd
of
uitgevallen.'xAls
een
aanhangwagen
bijv.
door
de
achterj lichten
in
ledtechnologie
een
te
laag
stroomjverbruik
heeft
om
door
het
systeem
te
worj
den
herkend.
Activering
aanhangwagenmodus
Principe
Bij
het
rijden
met
een
aanhanger
of
lastdrager
en niet-bezet
aanhangercontact
kan
het
tot
functiej
beperkingen
en
foutieve
werkingen
van
bepaalde
rijhulpsystemen
komen.
Om
storingen
te
vermijj
den,
de
aanhangwagenmodus
activeren.
Activeren
1.CAR2.Instellingen3.Algemene
instellingen4.Rijden
met
aanhanger5.Rijden
met
aanhangerSeite
353Trekken
van
een
aanhangwagenRIJTIPS353
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11313
-
VI/20

Trekhaak
met
elektrischdraaibare
kogelkop
Algemeen
De
wegdraaibare
kogelkop
bevindt
zich
aan
de
onderzijde
van
de
auto.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Een
niet
vergrendelde
kogelkop
kan
tot
instabij
ele
rijtoestanden
of
ongevallen
leiden.
Er
bej staat
kans
op
een
ongeval
of
schade.
Voordat
met
een
aanhangwagen
of
bagagedrager
wordt gereden,
controleren
of
de
kogelkop
correct
vergrendeld
is.
LED
in
de
toets
brandt
rood
als
de
kogelkop niet
correct
vergrendeld
is.
OPMERKING
De
trekhaak
is
geschikt
voor
gebruik
met
een aanhangwagen.
Een
uitgeklapte
kogelkop
van
de
trekhaak
kan
worden
vastgedraaid
als
zonj der
aanhangwagen
of
bagagedrager
wordt
gejreden.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
De
kojgelkop
inklappen,
als
zonder
aanhangwagen
of
bagagedrager
wordt
gereden.
Overzicht
De
toets
voor
het
uit-
en
inzwenken
van
de
koj
gelkop
bevindt
zich
in
de
bagageruimte.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
Voor
het
zwenken
van
de
kogelkop
moet
aan
devolgende
voorwaarden
worden
voldaan:'xDe
auto
staat
op
een
vlakke
ondergrond.'xKofferdeksel
is
geopend.'xContactdoos
voor
aanhangwagen
is
niet
bej
zet.'xDe
aanhangwagenmodus
is
niet
geactiveerd.'xToereikende
laadtoestand
van
de
accu.
LED
in
de
toets
brandt
groen
als
het
systeem
bedrijfsklaar
is.
Kogelkop
naar
buiten
draaien
1.Bagageruimte
openen.2.Niet
in
het
zwenkbereik
van
de
kogelkop
achj ter
de
auto
gaan
staan.3.

Toets
in
de
bagageruimte
indrukken.
Kogelkop
draait
naar
buiten.
LED
in
de
toets
knippert
groen.4.Wachten
tot
de
kogelkop
de
eindpositie
bej
reikt
heeft.
Kogelkop
naar
binnen
draaien
1.Aanhangwagen
of
bagagedrager
loskoppej
len.2.Eventueel
aanbouwdelen
voor
spoorstabilij teitsinrichtingen
verwijderen.3.De
stekker
voor
de
spanningsvoorziening
vande
aanhangwagen
en
eventueel
de
adapteruit
de
contactdoos
trekken.4.

Toets
in
de
bagageruimte
indrukken.
Kogelkop
draait
naar
binnen.
LED
in
de
toets knippert
groen.5.Wachten
tot
de
kogelkop
de
eindpositie
bej
reikt
heeft.Seite
354RIJTIPSTrekken
van
een
aanhangwagen354
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11313
-
VI/20

Zwenkbeweging
onderbreken
of
omkeren
Algemeen
De
zwenkbeweging
wordt
onderbroken
of
omj
gekeerd
of
niet
uitgevoerd
als
de
stroomlimietj waardes
overschreden
worden,
bijvoorbeeld
bijzeer
lage
temperaturen
of
bij
mechanische
weerjstanden.
LED
in
de
toets
brandt
rood.
Zwenkbeweging
bij
draaiende
motor
herhalen1.Rijden-stand-by
met
de
start-/stopknop
inj schakelen.2.

Toets
in
de
bagageruimte
zo
lang
inj
drukken,
tot
de
kogelkop
volledig
is
in-
of
uitj
geklapt.
Zo
nodig
zwenkprocedure
bij
ingedrukte
toets
en
draaiende
motor
herhalen.
De
LED
in
de
toets
brandt
groen
als
de
kogelkop een
eindstand
heeft
bereikt.
Als
het
zwenken
herhaaldelijk
wordt
onderbroj
ken,
contact
opnemen
met
een
servicepartner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
servicepartner
of
vakwerkplaats.
Aanhangwagencontactdoos
De
aanhangwagencontactdoos
bevindt
zich
aan
de
trekhaak.
Afdekking
naar
beneden
klappen.
Oog
voor
borgkabel
Er
bevindt
zich
een
oog
aan
de
trekhaak
voor
het
vergrendelen
van
de
aanhangwagen-borgkabel.
Voor
meer
veiligheid
de
aanhangwagen-borgkaj
bel
tijdens
het
rijden
met
aanhangwagen
in
het oog
bevestigen.
Let
erop
dat
de
borgkabel
vrij
kan
bewegen
en
niet
over
de
grond
sleept.
Werking
van
achterdragers
De
kogelkop
van
de
aanhangwagenkoppeling kan
als
opname
voor
een
achterdrager,
bijv.
fietjsenrek,
worden
gebruikt.
Voor
de
werking
van
achterdragers
de
informatie
met
betrekking
tot
de
achterdrager
in
acht
nej men.
Meer
informatie:
Achterdrager,
zie
pagina
349.
Seite
355Trekken
van
een
aanhangwagenRIJTIPS355
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11313
-
VI/20

Brandstof
besparenUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Brandstofverbruik verminderen
Algemeen
Uw
auto
bevat
geavanceerde
technologieën
voor
het
reduceren
van
de
verbruiks-
en
emissiewaarj den.
Het
brandstofverbruik
hangt
van
verschillende factoren
af.
Door
enkele
maatregelen,
zoals
een
gematigde rijstijl
en
regelmatig
onderhoud,
kunnen
het brandstofverbruik
en
de
milieubelasting
positief
worden
be

Hoge
motortoerentallen
vermijden
Bij
rijden
met
een
lager
motortoerental
nemen
het
brandstofverbruik
en
de
slijtage
af.
Evt.
de
schakelpuntindicator
van
de
auto
in
acht
nemen.
Afremmen
op
de
motor
Ga
bij
het
naderen
van
een
rood
verkeerslicht
van
het
gaspedaal
en
laat
de
auto
uitrollen.
Bij
hellingafwaarts
rijden
het
gaspedaal
loslaten
en
de
auto
laten
uitrollen.
De
brandstoftoevoer
wordt
bij
vaart
minderen onderbroken.
Motor
bij
langer
stoppen
afzetten
Motor
afzetten Motor
bij
langere
stops,
bijvoorbeeld
bij
verjkeerslichten,
overwegen
of
in
de
file,
afzetten.
Automatische
start-stop-functie De
automatische
start-stop-functie
van
de
autozet
de
motor
tijdens
een
stop
automatisch
af.
Indien
de
motor
uitgezet
en
aansluitend
opnieuwgestart
wordt,
dalen
het
brandstofverbruik
en
deuitstoot
in
vergelijking
met
een
continu
draaiendemotor.
Al
bij
een
motorstop
van
enkele
secondenzijn
besparingen
mogelijk.
Het
brandstofverbruik
hangt
bovendien
af
van andere
factoren
zoals
rijstijl,
toestand
van
deweg,
onderhoud
en
omgevingsomstandigheden.
Niet-gebruikte
functies
uitschakelen
Functies
zoals
stoel-
of
achterruitverwarming
hebben
veel
energie
nodig
en
verhogen
het brandstofverbruik,
voornamelijk
in
het
stadsverj
keer
en
Stop-and-go-modus.
Deze
functies
uitschakelen
wanneer
zij
niet
worj den
gebruikt.De
rijmodus
ECO
PRO
ondersteunt
het
energiej
zuinige
gebruik
van
comfortfuncties.
Deze
funcj ties
worden
automatisch
gedeeltelijk
of
volledig
gedeactiveerd.
Onderhoud
laten
uitvoeren Auto
regelmatig
laten
onderhouden
om
een
optij
maal
rendement
en
een
lange
levensduur
te
bej reiken.
BMW
adviseert
onderhoudswerkzaamhej
den
door
een
BMW
servicepartner
te
laten uitvoeren.
Daarvoor
ook
het
BMW
onderhoudssysteem
in acht
nemen.
ECO
PRO
Principe
ECO
PRO
ondersteunt
een
rijstijl
die
het
verbruik verbetert.
Hiervoor
worden
de
motorregeling
en
comfortfuncties,
zoals
het
vermogen
van
de
airj conditioning,
aangepast.
Steptronic
transmissie:
onder
bepaalde
voorj
waarden
wordt
de
motor
in
de
keuzehendelj stand
D
van
de
transmissie
ontkoppeld.
De
auto
rolt
in
dat
geval
met
stationair
lopende
motor
uit om
het
verbruik
te
optimaliseren.
De
keuzehenj
delstand
D
blijft
ingeschakeld.
Bovendien
kunnen
situatieafhankelijke
aanwijzinj
gen
en
ECO
PRO-tips
worden
weergegeven
die
helpen
om
met
een
optimaal
verbruik
te
rijden.
De
verkregen
afstandswinst
kan
in
het
instruj
mentenpaneel
als
bonusactieradius
worden
weergegeven.
Algemeen
Het
systeem
omvat
de
volgende
functies
en
weergaven
van
EfficientDynamics:
'xECO
PRO-bonusactieradius.'xECO
PRO-stoelklimatisering.'xECO
PRO-klimaatregeling.'xECO
PRO
licht
en
zicht.Seite
357Brandstof
besparenRIJTIPS357
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11313
-
VI/20

'xECO
PRO
Limit'xAnticipeerhulp.'xRijtoestand
uitrollen.'xRijstijlanalyse.
Overzicht
Toets
ECO
PRO
activeren Toets
indrukken.
Op
het
instrumentenj
paneel
wordt
ECO
PRO
weergegeven.
ECO
PRO
INDIVIDUAL
configureren
Via
rijbelevingsschakelaar
1.ECO
PRO
activeren.2.ECO
PRO
INDIVIDUAL
Via
iDrive
1.CAR2.Instellingen3.Rijmodus4.ECO
PRO
INDIVIDUAL5.Gewenste
instelling
selecteren.
De
instelling
wordt
opgeslagen
voor
het
momenj
teel
gebruikte
bestuurdersprofiel.
ECO
PRO
Limit
'xECO
PRO
limit:
ECO
PRO-limiet
activeren.Een
ECO
PRO-tip
verschijnt
als
de
snelheidvan
de
ingestelde
ECO
PRO-limiet
wordt
overschreden.'xAanwijzing
bij:
Gewenste
snelheid
voor
de
ECO
PRO-limiet instellen.
ECO
PRO
functies
activeren/
deactiveren
De
volgende
ECO
PRO
functies
kunnen
geactijveerd/gedeactiveerd
worden:
'xECO
PRO-stoelverwarming'xECO
PRO
klimatisering'xECO
PRO
licht
en
zicht
De
instellingen
worden
opgeslagen
voor
het
moj
menteel
gebruikte
bestuurdersprofiel.
Uitrollen
Door
Coasting
kan
de
motor
bij
het
bij
het
uitrolj
len
worden
uitgeschakeld
of
stationair
draaien
om
het
verbruik
te
optimaliseren.
ECO
PRO
stoelventilatie
Het
vermogen
van
de
stoelverwarming
wordt
bij het
activeren
van
ECO
PRO
verlaagd.
ECO
PRO-klimaatregeling De
klimaatregeling
wordt
ten
gunste
van
een
laag
verbruik
aangepast.
Ter
bevordering
van
het
verbruik
zijn
een
geringe
afwijking
ten
opzichte
van
de
ingestelde
tempej
ratuur
en
een
langzamere
verwarming
of
afkoej
ling
van
het
interieur
mogelijk.
ECO
PRO
licht
en
zicht Het
vermogen
van
de
buitenspiegel-
en
achterj
ruitverwarming
wordt
verlaagd.
Afhankelijk
van
de
uitvoering
wordt
bovendien
de
dynamische
ECO-lichtfunctie
geactiveerd.
Seite
358RIJTIPSBrandstof
besparen358
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11313
-
VI/20

Instellingen
terugzetten
ECO
PRO
INDIVIDUAL
op
standaardinstelling
terugzetten:
Terugzetten
op
ECO
PRO
STANDARD
Weergave
in
het
instrumentenpaneel
Algemeen
Bij
het
activeren
van
de
rijmodus
ECO
PRO
wisj
selt
de
weergave
naar
een
speciale
weergave.
ECO
PRO-bonusactieradius Aanpassing
van
de
rijstijl
maakteen
verlenging
van
de
actieradius
mogelijk.
De
verlenging
van
de
actieradius
kan
als
bonusactieradius
op
het
instrumentenpaneel
worden
weergegeven.
De
bonusactieradius
is
in
de
efficiëntieweergaveinbegrepen.
Wordt
de
bonusactieradius
grijs
weergegeven, dan
is
de
huidige
rijstijl
inefficiënt.
De
weergave
wordt
blauw
zodra
alle
voorwaarj
den
voor
rijden
met
een
optimaal
verbruik
zijn
vervuld.
De
intervallen
voor
het
resetten
van
de
bonusacj
tieradius
zijn
afhankelijk
van
de
instellingen
van de
ritgegevens.
Verbruiksmeter
Uitgebreid
instrumentenpaneel:Standaard
instrumentenpaneel:
Een
markering
op
de
efficiëntieweergave
inforj
meert
over
de
momentele
rijstijl:
'xGetoond
wordt
het
momentele
verbruik
in
rej
latie
tot
het
gemiddelde
verbruik.'xMarkering
in
het
bereik
pijl
1:
weergave
voor energieterugwinning
door
uitrollen
of
bij
hetremmen.'xMarkering
in
het
bereik
pijl
2:
weergave
bij
het
accelereren.
Bij
inefficiënt
accelereren
wordt
het
bereik
tusj
sen
gemiddeld
verbruik
en
momenteel
verbruik rood
gekleurd.
De
volgende
gegevens
worden
afhankelijk
van
de
situatie
getoond:
'xAfhankelijk
van
de
uitvoering:
de
afgelegde
afstand
in
rijstatus
uitrollen.'xDe
totale
tijd
bij
uitgeschakelde
motor
tijdens automatische
motorstops.'xEen
schakelpuntindicator
als
aanbeveling
voor
de
inschakeling
van
een
versnelling
voor
zuiniger
rijden.
Weergaven
op
het
Control
Display
Algemeen
Informatie
over
de
huidige
werkwijze
van
de
ECO
PRO-functies
kunnen
als
energiestroom
worden
weergegeven.
Seite
359Brandstof
besparenRIJTIPS359
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11313
-
VI/20

Informatie
over
energiestroom
weergeven1.CAR2.Rij-informatie3.Energiestroom
De
volgende
functies
worden
weergegeven:
'xAutomatische
start-stop-functie.'xEnergieterugwinning.'xUitrollen.
Anticipeerhulp
Principe
De
functie
helpt
om
brandstof
te
besparen
enbevordert
een
anticiperende
rijstijl.
Aan
de
hand van
de
navigatiegegevens
kunnen
bepaaldevooruit
liggende
routegedeeltes
vroegtijdig
worjden
herkend
en
aan
de
bestuurder
worden
meej
gedeeld.
Algemeen De
gesignaleerde
routegedeeltes
zoals
een
najderende
bebouwde
kom
of
afslag
vereisen
sneljheidsvermindering.
De
aanwijzing
wordt
gegeven
zelfs
als
het
nadej
rende
routegedeelte
bij
het
rijden
nog
niet
kan worden
waargenomen.
De
aanwijzing
wordt
weergegeven
totdat
het
routegedeelte
is
bereikt.
Bij
een
aanwijzing
kan
de
snelheid
verbruiksj
vriendelijk
worden
verminderd
door
het
gas
terug
te
nemen
en
de
auto
te
laten
uitrollen
tot
het
bej
reiken
van
het
traject.
Afhankelijk
van
de
situatie
maakt
het
systeem
automatisch
gebruik
van
de
motorrem
door
het onderbreken
van
de
functie
uitrollen.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
'xDe
rijmodus
ECO
PRO
is
geactiveerd.'xDe
navigatiegegevens
zijn
in
overeenstemj
ming
met
de
huidige
versie.
Activeren/deactiveren
1.CAR2.Instellingen3.Bestuurdersassistent4.Evt.
Rijden5.Snelheidsassistent6.Snelheidslimieten7.Gewenste
instelling
selecteren.
Meer
informatie:
Speed
Limit
Assist,
zie
pagina
260.
Weergave
Weergave
in
het
instrumentenpaneel
De
aanwijzing
voor
een
naderend
routegejdeelte
wordt
gegeven
als
aanbeveling
om
de
auto
te
laten
uitrollen.
Een
extra
symbool
geeft
het
herkende
routegej
deelte
aan:
SymboolNaderend
routegedeelteSnelheidslimiet
of
begin
van
de
bej
bouwde
kom.Kruising
of
afslaan,
afrit
van
een
snelweg.Bocht.Rotonde.Seite
360RIJTIPSBrandstof
besparen360
Online
Edition
for
Part
no.
01405A11313
-
VI/20