BMW 7 SERIES 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 131 of 349
3."Reiscomputer"4.▷ "Terugzetten": alle waarden wor‐
den teruggezet.▷ "Automatische reset": alle waar‐
den worden na ca. 4 uur stilstand van
de auto teruggezet.
Verbruik of snelheid terugzetten
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Rij informatie"3."Boordcomputer"4."Verbruik" of "Snelheid"5."OK"
Sportweergaven
Principe
In het Control Display kunnen bij overeenkom‐
stige uitrusting de actuele waarden voor ver‐
mogen en koppel worden weergegeven.
Sportweergaven op het Control
Display weergeven
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Techniek beleven"3."Sportdisplays"
Snelheidswaarschuwing
Principe
Weergave van een snelheid, waarbij een waar‐ schuwing gegeven moet worden.
Herhaalde waarschuwing wanneer de inge‐
stelde snelheid met ten minste 5 km/h wordt
overschreden.
Snelheidswaarschuwing weergeven,
instellen of wijzigen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Snelheidswaarschuwing"4."Waarschuwing bij:"5.Controller draaien tot de gewenste snel‐
heid wordt weergegeven.6.Controller indrukken.
Snelheidswaarschuwing wordt opgeslagen.
Snelheidswaarschuwing activeren/
deactiveren
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Snelheidswaarschuwing"4."Snelheidswaarschuwing"5.Controller indrukken.
Actuele snelheid overnemen als
snelheidswaarschuwing
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Snelheidswaarschuwing"4."Huidige snelheid overnemen"5.Controller indrukken.
De momenteel gereden snelheid wordt op‐
geslagen als snelheidswaarschuwing.
Voertuigstatus
Principe Er kunnen voor enkele systemen de toestan‐
den worden weergegeven of acties worden uit‐
gevoerd.
Seite 131WeergavenBediening131
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 132 of 349
Voertuigstatus oproepenVia iDrive:1."Mijn auto"2."Autostatus"
Overzicht van de informatie
▷ "Indicatie lekke band (RPA)": Status
van de bandenpechwaarschuwing, zie pa‐
gina 292.▷ "Bandenspanningscontrole": Status
van de bandenspanningscontrole, zie pa‐
gina 288.▷Terugzetten van de bandenspanningscon‐
trole, zie pagina 288.▷ "Motoroliepeil": Elektronische olie‐
peilcontrole, zie pagina 297.▷ "AdBlue": BMW diesel met BluePerfor‐
mance, zie pagina 275.▷ "Check Control": Check-Control-mel‐
dingen worden op de achtergrond opge‐
slagen en kunnen op het Control Display
worden weergegeven. Weergave opgesla‐
gen Check-Control-meldingen, zie pa‐
gina 122.▷ "Servicebehoefte": Weergave van de
servicebehoefte, zie pagina 124.▷ "Teleservice oproep": Teleservice Call.
Head-Up Display
Principe
Het systeem projecteert belangrijke informatie
in het gezichtsveld van de bestuurder, bijv. de
snelheid.
De bestuurder kan deze informatie zo in zich
opnemen zonder de blik van de weg af te wen‐
den.
Aanwijzingen Aanwijzingen voor het reinigen van het Head-
Up Display in acht nemen, zie pagina 320.
Overzicht
Herkenbaarheid van de weergave
De zichtbaarheid van de weergaven in het
Head-Up Display wordt beïnvloed door de vol‐
gende factoren:
▷Bepaalde stoelposities.▷Voorwerpen op de afdekking van het
Head-Up Display.▷Zonnebrillen met bepaalde polarisatiefil‐
ters.▷Nat wegdek.▷Ongunstige lichtverhoudingen.
Als het beeld vervormd wordt weergegeven,
de basisinstellingen door een Service Partner
van de fabrikant of een andere gekwalificeerde
Service Partner of specialist laten controleren.
In-/uitschakelen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"4."Head-up display"5."Head-up display"
Weergave
Overzicht
Op het Head-Up Display wordt de volgende in‐
formatie weergegeven:
▷Snelheid.Seite 132BedieningWeergaven132
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 133 of 349
▷Navigatiesysteem.▷Check-Control-meldingen.▷Keuzelijst op het instrumentenpaneel.▷Rijhulpsystemen.
Een deel van deze informatie wordt alleen in‐
dien nodig kortstondig weergegeven.
Weergaven in het Head-Up Display
selecteren
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"4."Head-up display"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Aanzicht
Bij het Head-Up Display zijn die verschillende aanzichten beschikbaar:
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"4."Head-up display"5.Gewenste instelling selecteren.▷"STANDARD": alle weergaven op het
Head-Up Display zijn actief.▷"RUSTIG": de weergaven op het Head-
Up Display worden tot het hoogstno‐
dige beperkt.▷"INDIVIDUAL": alle weergaven op het
Head-Up Display zijn actief. Enkele
weergaven, bijv. Check-Control-mel‐
dingen, kunnen individueel worden ge‐
configureerd.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Helderheid instellen
De helderheid wordt automatisch aan het om‐
gevingslicht aangepast.
De basisinstelling kan handmatig worden inge‐
steld.
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"4."Head-up display"5."Helderheid"6.Controller draaien tot de gewenste helder‐
heid bereikt is.7.Controller indrukken.
Bij ingeschakeld dimlicht kan de helderheid
van het Head-Up Display ook met behulp van
de instrumentenverlichting worden aangepast.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Hoogte instellenVia iDrive:
1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"4."Head-up display"5."Hoogte"6.Controller draaien tot de gewenste hoogte
is bereikt.7.Controller indrukken.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Rotatie instellen
Het beeld van het Head-Up Display kan om zijn
eigen as worden gedraaid.
Seite 133WeergavenBediening133
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 134 of 349
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Systeeminstellingen"3."Displays"4."Head-up display"5."Rotatie"6.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling bereikt is.7.Controller indrukken.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Speciale voorruit
De voorruit is een onderdeel van het systeem.
De vorm van de voorruit laat een nauwkeurige
projectie toe.
Een folie in de voorruit voorkomt dat het beeld
dubbel wordt weergegeven.
Daarom wordt dringend geadviseerd, de speci‐
ale voorruit door een Service Partner van de fa‐ brikant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of specialist te laten vervangen.
Seite 134BedieningWeergaven134
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 135 of 349
VerlichtingUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Overzicht Schakelaars in de auto
De lichtschakelaar bevindt zich naast het
stuurwiel.
Verlichtingsfuncties
SymboolFunctieMistachterlichtMistlampSymboolFunctieLicht uit
Automatische verlichtingsregeling
DagrijlichtStadslichtAutomatische verlichtingsregeling
Adaptieve bochtverlichtingDimlichtInstrumentenverlichtingParkeerlicht, rechtsParkeerlicht, links
Stads-, dim- en parkeerlicht
Algemeen
Schakelaarstand:
, ,
Wanneer bij uitgeschakelde rijden-stand-by
het bestuurdersportier wordt geopend, wordt
de buitenverlichting alleen in schakelaarstand
automatisch uitgeschakeld.
Stadslicht
Schakelaarstand:
De auto is rondom verlicht.
Stadslicht niet gedurende een langere tijd in‐
geschakeld laten, anders wordt de accu ontla‐
den en kan de rijden-stand-by evt. niet meer
worden ingeschakeld.
Seite 135VerlichtingBediening135
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 136 of 349
Voor het parkeren het eenzijdige parkeerlicht,
zie pagina 136, inschakelen.
Dimlicht
Schakelaarstand:
Het dimlicht brandt bij ingeschakelde rijden-
stand-by.
Parkeerlicht Bij het parkeren van de auto kan aan één kant
het parkeerlicht worden ingeschakeld.
ToetsFunctieParkeerlicht, rechts aan/uitParkeerlicht, links aan/uit
Begroetings- en
thuiskomverlichting
Begroetingsverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitrusting kan de buitenver‐
lichting van de auto individueel worden inge‐
steld.
Inschakelen/uitschakelen Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5.Gewenste instelling selecteren:▷"Begroetingsverlichting"
Het stadslicht en achterlicht worden
gedurende een beperkte tijd ingescha‐
keld.▷"Verlichting portierhandgreep"De portierhandgrepen en de bodem
voor de portieren worden gedurende
een beperkte tijd verlicht.▷"Bodemverlichting"
Het gebied naast de auto wordt gedu‐
rende een beperkte tijd verlicht.
Thuiskomverlichting
Algemeen
Het dimlicht brandt nog een bepaalde tijd, als
bij ingeschakelde gereedheid het grootlicht
wordt geactiveerd.
Duur instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5."Thuiskomverl."6.Gewenste instelling selecteren.
Automatische
verlichtingsregeling
Principe Het dimlicht wordt afhankelijk van de omge‐
vingslichtsterkte automatisch in- of uitgescha‐
keld, bijv. in een tunnel, bij schemering of neer‐
slag.
Algemeen
Een blauwe hemel met laagstaande zon kan tot
inschakelen van de verlichting leiden.
Bij tunneluitritten overdag wordt het dimlicht
niet direct, maar pas na ca. 2 min uitgescha‐
keld.
ActiverenSchakelaarstand:
,
Seite 136BedieningVerlichting136
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 137 of 349
Het controlelampje in het instrumentenpaneel
brandt bij ingeschakeld dimlicht.
Grenzen van het systeem
Het inschatten van de verlichting valt, ondanks
de automatische verlichtingsregeling, onder de
verantwoording van de bestuurder.
De sensoren kunnen bijv. mist of nevelig weer
niet herkennen. In dergelijke situaties moet de
verlichting handmatig worden ingeschakeld
om veiligheidsrisico's te voorkomen.
Dagrijlicht Algemeen
Schakelaarstand:
,
Het dagrijlicht brandt bij ingeschakelde rijden-
stand-by.
Inschakelen/uitschakelen In sommige landen is dagrijlicht verplicht,
daarom kan dit licht mogelijk niet uitgezet wor‐
den.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5.Gewenste instelling selecteren.
De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Dynamische ECO-
verlichtingsfunctie
Schakelaarstand:
en rijmodus ECO PRO
activeren, zie pagina 117.
Afhankelijk van snelheid en afstand tot de
voorligger wordt de helderheid van het dimlicht
verlaagd.
Adaptieve bochtverlichting
Principe De adaptieve bochtverlichting is een variabele
koplampregeling, die een dynamische verlich‐
ting van het wegdek mogelijk maakt.
Algemeen
Afhankelijk van de stuuruitslag en van andere
parameters volgt het koplamplicht het verloop van de weg.
Om het tegemoetkomend verkeer niet te ver‐
blinden, draait de adaptieve bochtverlichting
bij stilstand niet naar de bestuurderszijde.
Als bij een grensovergang naar landen waarin
aan de andere kant van de weg wordt gereden
dan in het land van toelating de koplampen
worden veranderd, zie pagina 140, dan is de
adaptieve bochtverlichting evt. maar beperkt
beschikbaar.
Afhankelijk van de uitvoering bestaat de adap‐
tieve bochtverlichting uit een of meer syste‐
men:▷Variabele lichtverdeling, zie pagina 137.▷Hoekverlichting, zie pagina 138.▷Adaptieve koplampverstelling, zie pa‐
gina 138.
Activeren
Schakelaarstand
bij ingeschakelde rijden-
stand-by.
Variabele lichtverdeling De variabele lichtverdeling zorgt, afhankelijk
van de snelheid, voor een nog betere verlich‐
ting van de rijbaan.
De lichtverdeling wordt automatisch aan de
snelheid aangepast.
▷Stadslicht: het verlichtingsbereik van het
dimlicht wordt uitgebreid aan de zijkanten.
Het stadslicht wordt ingeschakeld wanneer
bij het accelereren niet sneller wordt gere‐Seite 137VerlichtingBediening137
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 138 of 349
den dan 50 km/h of bij het remmen langza‐
mer wordt gereden dan 40 km/h.▷Autosnelweglicht: de reikwijdte van het
dimlicht wordt vergroot. De snelwegver‐
lichting wordt ingeschakeld wanneer de
snelheid gedurende 30 seconden boven
110 km/h ligt of zodra de snelheid hoger is
dan 140 km/h. De snelwegverlichting
wordt uitgeschakeld als langzamer wordt
gereden dan 80 km/h.
Hoekverlichting
In scherpe bochten, bijv. haarspeldbochten, of
bij het afslaan wordt tot een bepaald snel‐
heidsbereik een afslaglicht ingeschakeld dat
de binnenbocht verlicht.
De hoekverlichting wordt afhankelijk van de
stuuruitslag of richtingaanwijzers automatisch
ingeschakeld.
Bij het achteruitrijden wordt de hoekverlichting
eventueel onafhankelijk van de stuuruitslag au‐
tomatisch ingeschakeld.
Adaptieve koplampverstelling
De adaptieve koplampverstelling compenseert
het optrekken en afremmen, om het tegemoet‐
komend verkeer niet te verblinden en te zorgen
voor een optimale verlichting van de weg.
StoringEr wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
De adaptieve bochtverlichting heeft een func‐
tiestoring of is uitgevallen. Het systeem door
een Service Partner van de fabrikant of een an‐
dere gekwalificeerde Service Partner of speci‐
alist laten controleren.
Grootlichtassistent PrincipeDe grootlichtassistent herkent vroegtijdig an‐
dere verkeersdeelnemers en schakelt afhanke‐
lijk van de verkeerssituatie het grootlicht auto‐
matisch in of uit. De functie zorgt ervoor dat
het grootlicht wordt ingeschakeld als de ver‐
keerssituatie dit vereist. Bij lage snelheden
wordt het grootlicht door het systeem niet in‐
geschakeld.
Algemeen
Het systeem reageert op de verlichting van het
tegemoetkomende en voorliggende verkeer
alsook op voldoende verlichting in bijv. de be‐
bouwde kom.
De bestuurder kan altijd ingrijpen en het groot‐
licht zoals gebruikelijk zelf in- en uitschakelen.
Bij een uitvoering met Selective Beam wordt
het grootlicht bij tegenliggers niet uitgescha‐
keld, maar worden alleen de gedeeltes uitge‐
schakeld die het tegemoetkomend verkeer
kunnen verblinden. In dit geval blijft het blauwe
controlelampje gewoon branden.
Als bij een grensovergang naar een land,
waarin aan de andere kant van de weg wordt
gereden dan in het land van toelating, de kop‐
lampen worden veranderd, zie pagina 140,
dan is de grootlichtassistent evt. maar beperkt
beschikbaar.
Activeren1.Lichtschakelaar in stand draaien.2.Toets op de richtingaanwijzerschakelaar
indrukken.
Het controlelampje op het instrumen‐
tenpaneel gaat branden.
Seite 138BedieningVerlichting138
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 139 of 349
Met ingeschakeld dimlicht wordt ahet groot‐
licht automatisch in - en uitgeschakeld.
Het blauwe controlelampje op het in‐
strumentenpaneel brandt, als het
grootlicht door het systeem wordt in‐
geschakeld.
Uitschakelen
Bij het handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht, zie pagina 108, wordt de grootlicht‐
assistent gedeactiveerd. Om de grootlichtas‐
sistent opnieuw te activeren, de toets op de
richtingaanwijzerschakelaar indrukken.
Grenzen van het systeem
De grootlichtassistent kan de persoonlijke be‐
slissing over het gebruik van het grootlicht niet
vervangen. In situaties waarin dit nodig is
daarom handmatig het grootlicht uitschakelen,
anders bestaat er een veiligheidsrisico.
In de volgende situaties werkt het systeem niet
of slechts beperkt en kan een persoonlijke
handeling nodig zijn:▷Bij extreem ongunstige weersomstandig‐
heden zoals dichte mist of hevige neerslag.▷Bij de waarneming van verkeersdeelne‐
mers met slechte eigen verlichting, zoals
voetgangers, fietsers, ruiters, karren, bij
trein- of scheepsverkeer nabij de weg of bij
wildoversteekplaatsen.▷In scherpe bochten, op steile hellingen, bij
kruisend verkeer of half verdekt tegemoet‐
komend verkeer op de snelweg.▷In slecht verlichte dorpen of bij sterk reflec‐
terende borden.▷Als de voorruit in het gebied voor de bin‐
nenspiegel beslagen, verontreinigd of door
stickers, vignetten enz. bedekt is.Laser-grootlicht
Principe Bij ingeschakeld grootlicht wordt vanaf een
snelheid van ca. 60 km/h aanvullend bij het
LED-grootlicht automatisch het laser-groot‐ licht ingeschakeld.
De reikwijdte van het grootlicht wordt vergroot
en zorgt voor een nog betere verlichting van de
weg.
Opmerking Afhankelijk van de landuitvoering is meer infor‐
matie te vinden op de laser-sticker van de kop‐
lamp.
Mistlamp
Mistlamp
Algemeen
Voor het inschakelen van het mistachterlicht
moet het stads- of dimlicht ingeschakeld zijn.
In-/uitschakelen Toets indrukken. Het groene controle‐
lampje brandt.
Als de automatische verlichtingsregeling, zie
pagina 136, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van de mistlampen automa‐
tisch ingeschakeld.
Geleidingsmistlamp
In schakelaarstand
wordt een geleiding-
mistverlichting ingeschakeld voor een bredere
verlichting tot een snelheid van 110 km/h.
Seite 139VerlichtingBediening139
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 140 of 349
Mistachterlicht
Algemeen
Voor het inschakelen van het mistachterlicht
moeten het dimlicht of de mistlampen inge‐
schakeld zijn.
In-/uitschakelen Toets indrukken. Het gele controle‐
lampje brandt.
Als de automatische verlichtingsregeling, zie
pagina 136, is ingeschakeld, wordt het dimlicht
bij het inschakelen van het mistachterlicht au‐
tomatisch ingeschakeld.
Rechts-/linksrijdend verkeer Algemeen
Bij de grensovergang naar landen waarin niet
aan dezelfde kant van de weg wordt gereden
dan in het land van toelating, dienen de vol‐
gende maatregelen te worden genomen om
verblinding door de koplampen te voorkomen.
Koplampen omschakelen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5."Rechts-/linksrijdend verkeer"6.Gewenste instelling selecteren.
Der grootlichtassistent is evt. alleen beperkt
beschikbaar.
De adaptieve bochtverlichting is evt. alleen be‐
perkt beschikbaar.
Instrumentenverlichting
Voor de instelling van de licht‐
sterkte moet het stads- of dim‐
licht ingeschakeld zijn.
De lichtsterkte kan met de ge‐
kartelde knop worden ingesteld.
Interieurverlichting Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering worden interieur‐
verlichting, beenruimteverlichting, instapver‐
lichting, portierbuitenhandgreepverlichting en
luidsprekerverlichting automatisch gestuurd.
Overzicht
Toetsen in de auto
Interieurverlichting
Leeslampjes
Interieurverlichting handmatig in- en uitschakelen
Toets indrukken.
Permanent uitschakelen: toets ca. 3 seconden
ingedrukt houden.
De interieurverlichting achterin kan onafhanke‐
lijk worden in- en uitgeschakeld. De toets be‐
vindt zich in de dakhemel achterin.
Seite 140BedieningVerlichting140
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15