BMW 7 SERIES 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: 7 SERIES, Model: BMW 7 SERIES 2016Pages: 349, PDF Size: 5.97 MB
Page 101 of 349

Geleiding van de bevestigingsriemWAARSCHUWING
Bij verkeerd gebruik van de bovenste be‐
vestigingsriem van een kinderveiligheidssys‐
teem kan de beschermende werking vermin‐
derd zijn. Er bestaat kans op letsel. Erop letten
dat de bovenste bevestigingsriem niet over
scherpe randen of gedraaid naar het bovenste
bevestigingspunt wordt geleid.◀1Rijrichting2Hoofdsteun3Haak van bovenste bevestigingsriem4Bevestigingspunt5Hoedenplank6Rugleuning7Bovenste bevestigingsriem
Bovenste bevestigingsriem op
bevestigingspunt aanbrengen
1.Afdekking bevestigingspunt verwijderen.2.Hoofdsteunen naar boven schuiven.3.Bovenste bevestigingsriem tussen de be‐
vestigingen van de hoofdsteunen door ha‐
len.4.Haak van de bevestigingsriem aan het be‐
vestigingspunt vastmaken.5.Bevestigingsriem strak omlaag trekken.6.Hoofdsteun evt. naar beneden schuiven en
vergrendelen.Beveiliging van portieren en
ruiten achterin
Portieren
Vergrendelingshendel aan de achterportieren
naar boven schuiven.
Het betreffende portier kan alleen van buitenaf
worden geopend.
Veiligheidsschakelaar voor achterin Toets van het bestuurdersportier in‐
drukken als kinderen achterin meerij‐
den.
Verschillende functies worden geblokkeerd en
kunnen achterin niet worden bediend, Veilig‐ heidsschakelaar, zie pagina 73.
Seite 101Kinderen veilig vervoerenBediening101
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 102 of 349

RijdenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Start/stop-knop Principe Door indrukken van de start/
stop-knop wordt de rijden-
stand-by in- of uitgeschakeld.
Het rijden-stand-by wordt inge‐
schakeld als bij het indrukken
van de start/stop-knop het rempedaal wordt
ingedrukt.
Opnieuw indrukken van de start-/stopknop
schakelt de rijden-stand-by weer uit en de ge‐
reedheid, zie pagina 17, wordt ingeschakeld.
Rijden-stand-by
Aanwijzingen GEVAAR
Bij een geblokkeerde uitlaatpijp of onvol‐
doende ventilatie kunnen uitlaatgassen in de
auto binnendringen, die schadelijk voor de ge‐
zondheid zijn. In het uitlaatgas bevindt zich het
kleur- en reukloze, maar giftige koolmonoxide.
In gesloten ruimten kunnen de uitlaatgassen
zich ook buiten de auto ophopen. Er bestaatlevensgevaar. De uitlaatpijp vrijhouden en voor
voldoende ventilatie zorgen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Bij herhaaldelijke startpogingen of het
meerdere malen starten kort achter elkaar
wordt de brandstof niet of onvoldoende ver‐
brand. De katalysator kan oververhit raken. Er
bestaat gevaar voor schade. Meerder malen
kort achter elkaar starten vermijden.◀
Rijden-stand-by inschakelen
Steptronic versnellingsbak
1.Rempedaal intrappen.2.Start/stop-knop indrukken.
Het starten verloopt enige tijd automatisch en
wordt beëindigd zodra de motor gestart is.
De controle- en waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden niet allemaal
even lang.
Dieselmotor Bij koude motor en temperaturen onder ca.
0 ℃ kan het starten door automatisch voor‐
gloeien iets worden vertraagd.
Seite 102BedieningRijden102
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 103 of 349

Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Rijden-stand-by uitschakelen
Steptronic versnellingsbak1.Bij stilstaande auto de keuzehendelstand P
inschakelen.2.Start/stop-knop indrukken.
De motor wordt afgezet.3.Parkeerrem bedienen.
Voor het binnenrijden van de
wasstraat
Om ervoor te zorgen dat de auto in de was‐
straat kan rollen, de informatie over Wassen in
automatische wasinstallaties of wasstraten, zie
pagina 317, in acht nemen.
Automatische start-stop- functie
Principe De automatische start-stop-functie helpt
brandstof te besparen. Het systeem schakelt
daarvoor de motor tijdens een stop uit, bijv. in
een file of bij verkeerslichten. De rijden-stand-
by blijft ingeschakeld. Voor het wegrijden start
de motor automatisch.
Opmerking Na elke motorstart met de start-/stopknop is
de automatische start-stop-functie in werking.
De functie wordt vanaf ca. 5 km/h geactiveerd.
Afhankelijk van de gekozen rijmodus, zie pa‐
gina 115, wordt het systeem automatisch ge‐
activeerd resp. gedeactiveerd.
Afzetten van de motor De motor wordt tijdens stilstaan onder de vol‐
gende omstandigheden automatisch uitge‐
schakeld:
▷Keuzehendel in keuzehendelstand D.▷Het rempedaal blijft tijdens de stilstand van
de auto ingedrukt of de auto wordt door
Automatic Hold tegengehouden.▷Veiligheidsgordel bestuurder is omgegespt
of het bestuurdersportier is gesloten.
Bij afgezette motor wordt de luchthoeveelheid
van de airconditioning gereduceerd.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De weergave in de toerenteller
geeft aan dat de automatische start-stop-functie klaar is voor
het automatisch starten van de
motor.
De weergave geeft aan dat niet
voldaan is aan de voorwaarden
voor het automatisch stoppen
van de motor.
Beperkte werking
De motor wordt in de volgende situaties niet
automatisch afgezet:
▷Op steile hellingen.▷Rempedaal niet krachtig genoeg ingedrukt.▷Hoge buitentemperatuur en airconditio‐
ning ingeschakeld.▷Interieur nog niet zoals gewenst verwarmd
of gekoeld.▷Als de ruiten dreigen te beslaan.▷Motor of andere componenten niet op be‐
drijfstemperatuur.▷Motorkoeling is nodig.▷Sterke stuuruitslag of stuurhandeling.▷Accu is zwaar ontladen.▷Op grotere hoogten.▷Motorkap is ontgrendeld.▷Inparkeersysteem is geactiveerd.Seite 103RijdenBediening103
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 104 of 349

▷Stilstaand en langzaam rijdend verkeer.▷Keuzehendel in stand N of R.▷Na het achteruitrijden.▷Gebruik van brandstof met hoog ethanol‐
gehalte.
Starten van de motor
Voor het wegrijden start de motor onder de
volgende voorwaarden automatisch:
▷Door het loslaten van het rempedaal.▷Bij geactiveerde Automatic Hold: gaspe‐
daal intrappen.
Na motorstart zoals op de gebruikelijke wijze
accelereren.
Veiligheidsfunctie
De motor start na een automatische uitschake‐
ling niet automatisch, wanneer aan een van de
volgende voorwaarden voldaan is:
▷Veiligheidheidsgordel bestuurder afgedaan
en bestuurdersportier geopend.▷De motorkap werd ontgrendeld.
Sommige controlelampjes branden verschil‐
lend lang.
De motor kan alleen via de Start/stop-knop ge‐
start worden.
Beperkte werking Ook wanneer niet moet worden weggereden,
start de afgezette motor in de volgende situ‐
aties automatisch:
▷Sterk opwarmend interieur terwijl de koel‐
functie is ingeschakeld.▷Sterk afkoelend interieur terwijl de verwar‐
ming is ingeschakeld.▷Als de ruiten dreigen te beslaan.▷Tijdens het sturen.▷Wisselen van de keuzehendelstand van D
naar N of R.▷Wisselen van de keuzehendelstand van P
naar N, D of R.▷Accu is zwaar ontladen.▷Starten van een oliepeilcontrole.
Systeem handmatig deactiveren/
activeren
Met toetsen
Toets indrukken.
▷LED brandt: automatische start-stop-func‐
tie is gedeactiveerd.
De motor wordt niet automatisch afgezet.
Tijdens een automatische motorstop wordt
de motor gestart.
De automatische start-stop-functie wordt
ook bij keuzehendelstand M/S of in rijmo‐
dus SPORT gedeactiveerd.▷LED dooft: automatische start-stop-functie
is geactiveerd.
Auto uitzetten tijdens automatische
motorstop
Bij een automatische motorstop kan de auto
veilig stilgezet/geparkeerd worden, bijv. om
deze te kunnen verlaten.
1.Start/stop-knop indrukken.▷De rijden-stand-by wordt uitgescha‐
keld.▷De gereedheid wordt ingeschakeld.▷De keuzehendelstand P wordt automa‐
tisch ingeschakeld.2.Parkeerrem bedienen.Seite 104BedieningRijden104
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 105 of 349

Automatische deactiveringIn bepaalde situaties wordt de automatische
start-stop-functie automatisch gedeactiveerd
om de veiligheid te garanderen, bijv. wanneer
wordt herkend dat de bestuurder niet aanwe‐
zig is.
Storing De automatische start-stop-functie schakelt
de motor niet meer automatisch uit. Er wordt
een Check-Control-melding weergegeven.
Verder rijden is niet mogelijk. Het systeem
door een Service Partner van de fabrikant of
een andere gekwalificeerde Service Partner of
specialist laten controleren.
Parkeerrem Principe
De parkeerrem dient om de stilstaande auto te
beschermen tegen wegrollen.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Overzicht
Parkeerrem
Vastzetten Aan schakelaar trekken.
LED bij de schakelaar brandt.
Controlelampje op het instrumenten‐
paneel gaat rood branden. Parkeerrem
is vastgezet.
Tijdens het rijden
Gebruik tijdens het rijden is bedoeld als nood‐
remfunctie:
Schakelaar naar achteren drukken en inge‐
drukt houden. De auto remt krachtig zolang de
schakelaar wordt uitgetrokken.
Controlelampje gaat rood branden, er
klinkt een signaal en de remlichten
gaan branden.
Seite 105RijdenBediening105
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 106 of 349

Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Als de auto tot ca. 3 km/h wordt afgeremd,
wordt de parkeerrem vastgezet.
Vrijzetten
Bij ingeschakelde rijden-stand-by:
Schakelaar bij ingedrukte rem of inge‐schakelde keuzehendelstand P indruk‐
ken.
LED en controlelampje doven.
Parkeerrem is vrijgezet.
Automatisch vrijzetten
De parkeerrem wordt bij het wegrijden auto‐
matisch vrijgezet.
LED en controlelampje doven.
Automatic Hold
Principe Het systeem is behulpzaam door automatisch
vastzetten en losmaken van de rem, bijv. bij
stilstaand en langzaam rijdend verkeer.
De auto wordt bij stilstand automatisch op zijn
plaats gehouden.
Op hellingen wordt bij het wegrijden achteruit‐
rollen verhinderd.
Algemeen
Onder de volgende voorwaarden wordt de par‐
keerrem automatisch vastgezet:▷De rijden-stand-by wordt uitgeschakeld.▷Er wordt een bestuurdersportier geopend
als de auto stilstaat.▷Tijdens het rijden wordt met de parkeer‐
rem geremd, totdat de auto stilstaat.
Het controlelampje wisselt van groen
naar rood.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem bedienen.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀
ATTENTIE
Automatic Hold schakelt bij stilstaande
auto de parkeerrem in en verhindert in was‐
straten dat de auto gaat rollen. Er bestaat ge‐
vaar voor schade. Voor het binnenrijden van de
wasstraat Automatic Hold deactiveren.◀
WAARSCHUWING
Kinderen of dieren die zonder toezicht in
de auto worden achtergelaten kunnen de auto
in beweging zetten en zichzelf of het verkeer in
gevaar brengen, bijv. door de volgende hande‐
lingen:
▷Indrukken van de start/stop-knop.▷Parkeerrem vrijzetten.▷Portieren of ruiten openen en sluiten.▷Keuzehendelstand N inschakelen.▷Uitrustingen van de auto bedienen.
Er bestaat gevaar voor ongevallen of kans op
letsel. Kinderen of dieren niet zonder toezicht
in de auto laten. Bij het verlaten van de auto de
afstandsbediening meenemen en de auto ver‐
grendelen.◀
Seite 106BedieningRijden106
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 107 of 349

Overzicht
Automatic Hold
Bedrijfsklare toestand van Automatic
Hold instellen
Bij ingeschakelde rijden-stand-by de
toets indrukken.
De LED op de toets brandt.
Het controlelampje brandt groen.
Automatic Hold is gereed voor gebruik.
Bij het opnieuw starten van de auto
wordt de laatstgekozen instelling aangehou‐
den.
Automatic Hold houdt de auto tegen De gereedheid is ingeschakeld en het bestuur‐
dersportier is gesloten.
De auto wordt na het indrukken van het rem‐
pedaal, bijv. bij het stoppen voor een verkeers‐
licht, automatisch tegen wegrollen beveiligd.
Het controlelampje brandt groen.
Voor het wegrijden het gaspedaal in‐
drukken.
Rem komt automatisch los.
Het controlelampje dooft.
Parkeren
Parkeerrem wordt automatisch vastgezet als de auto door Automatic Hold op zijn plaats
wordt gehouden en rijden-stand-by wordt uit‐
geschakeld of als de auto wordt verlaten.
Het controlelampje wisselt van groen
naar rood.
De parkeerrem wordt niet vastgezet als bij het
uitrollen van de auto de rijden-stand-by werd
gedeactiveerd. Automatic Hold wordt daarbij
gedeactiveerd.
Tijdens de motorstop door de automatische
start-stop-functie blijft Automatic Hold geacti‐
veerd.
Rijden-stand-by uitschakelen Toets indrukken.
De LED op de toets dooft.
Het controlelampje dooft.
Automatic Hold is uitgeschakeld.
Als de auto door Automatic Hold wordt tegen‐
gehouden, dan voor het uitschakelen tevens
het rempedaal indrukken.
Storing Auto bij uitval of storing van de parkeerrem
met bijv. een wielkeg tegen wegrollen beveili‐
gen wanneer hij wordt verlaten.
Na een stroomonderbreking
Ingebruikneming1.Gereedheid inschakelen.2. Schakelaar bij ingedrukt rempedaal of
ingeschakelde keuzehendelstand P uit‐
trekken en vervolgens indrukken.
Het in bedrijf stellen kan enkele seconden du‐
ren. Eventuele geluiden zijn normaal.
Het controlelampje op het instrumen‐
tenpaneel dooft zodra de parkeerrem
weer gebruiksklaar is.
Seite 107RijdenBediening107
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 108 of 349

Richtingaanwijzers,
grootlicht, lichtsignaal
Richtingaanwijzers
Knipperlicht in de buitenspiegel Bij het rijden en tijdens het gebruik van de
knipperlichten of de waarschuwingsknipper‐
lichtinstallatie de buitenspiegels niet inklap‐
pen, zodat de knipperlichten in de buitenspie‐
gels goed te herkennen zijn.
Knipperen
Schakelaar door het drukpunt heen indrukken.
De richtingaanwijzer-grootlichtschakelaar
keert na de bediening in de uitgangspositie te‐
rug.
Om handmatig uit te schakelen de schakelaar
tot aan het drukpunt aantippen.
Kort knipperen Schakelaar licht aantippen.
De duur van het kort knipperen kan worden in‐
gesteld.
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Buitenverlichting"5."Richting aangeven"6.Gewenste instelling selecteren.De instelling wordt opgeslagen voor het mo‐
menteel gebruikte bestuurdersprofiel.
Kortstondig knipperen
Hendel tot door het drukpunt drukken en inge‐
drukt houden zolang er geknipperd moet wor‐
den.
Grootlicht, lichtsignaal▷Grootlicht, pijl 1.▷Grootlicht uit/lichtsignaal, pijl 2.
Ruitenwisserinstallatie
Wisser in-/uitschakelen en kort wissen
Algemeen
De wissers niet bij een droge voorruit gebrui‐
ken, anders kunnen de wisserbladen sneller
slijten of beschadigd raken.
Opmerking ATTENTIE
Bij vastgevroren wissers kunnen de wis‐
serbladen bij het inschakelen losscheuren of
kan de wissermotor oververhit raken. Er be‐
staat gevaar voor schade. Voor het inschake‐
len van de wissers de ruit ontdooien.◀
Seite 108BedieningRijden108
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 109 of 349

Inschakelen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Normale wissersnelheid: eenmaal naar bo‐
ven drukken.
Bij stilstand wordt naar de intervalstand
overgeschakeld.▷Snelle wissersnelheid: twee keer naar bo‐
ven of één keer door het drukpunt heen
drukken.
Bij stilstand wordt naar de normale snel‐
heid overgeschakeld.
Uitschakelen en kort wissen
Na het loslaten keert de hendel in de basis‐
stand terug.
▷Kort wissen: eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van normale wissersnelheid:
eenmaal omlaag drukken.▷Uitschakelen van snelle wissersnelheid:
tweemaal omlaag drukken.Intervalmodus of regensensor
Principe Zonder regensensor is de interval voor de wis‐
serwerking op een vaste waarde ingesteld.
De regensensor stuurt de wisserwerking auto‐
matisch afhankelijk van de regenintensiteit. De
sensor bevindt zich aan de voorruit, direct voor
de binnenspiegel.
Inschakelen/uitschakelen
Toets op de ruitenwisserschakelaar indrukken.
Een wisprocedure wordt gestart. Bij uitrusting
met regensensor: LED in ruitenwisserschake‐
laar brandt.
Bij vorst wordt het wissen mogelijk niet ge‐
start.
Bij onderbreking van de rit met ingeschakelde
regensensor: als de rit binnen ongeveer 15 mi‐
nuten wordt voortgezet, wordt de regensensor
weer automatisch geactiveerd.
ATTENTIE
In wasstraten kunnen de wissers onge‐
wild gaan bewegen als de regensensor geacti‐
veerd is. Er bestaat gevaar voor schade. Re‐
gensensor in wasstraten deactiveren.◀
Seite 109RijdenBediening109
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 110 of 349

Intervaltijd of gevoeligheid van de
regensensor Instellen
De gekartelde knop draaien om de intervaltijd
of gevoeligheid van de regensensor in te stel‐
len.
Naar boven: kort interval of hoge gevoeligheid
van de regensensor.
Naar beneden: lang interval of geringe gevoe‐
ligheid van de regensensor.
Ruit, koplamp reinigen
Ruitenwisserschakelaar naar voren trekken.
Sproeiervloeistof wordt op de voorruit ge‐
sproeid en de wissers worden kort ingescha‐
keld.
Bij ingeschakelde verlichting worden in zinvolle
intervallen automatisch tegelijkertijd ook de
koplampen gereinigd.
WAARSCHUWING
Bij lage temperaturen kan de sproeier‐
vloeistof op de ruit bevriezen en het zicht be‐
perken. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Wasstraten alleen gebruiken als het bevriezen
van de sproeiervloeistof uitgesloten is. Indien
nodig antivries gebruiken.◀
ATTENTIE
Als het ruitensproeierreservoir leeg is,
kan de sproeierpomp niet zoals bedoeld wer‐
ken. Er bestaat gevaar voor schade. Ruiten‐
sproeiers niet gebruiken als het ruitensproeier‐
reservoir leeg is.◀
Uitgeklapte stand van de
ruitenwissers
Belangrijk voor bijv. het vervangen van de wis‐
serbladen of voor het uitklappen bij vorst.
WAARSCHUWING
Als de wissers zich in beweging zetten
wanneer ze uitgeklapt zijn, kunnen lichaams‐
delen worden ingeklemd of delen van de auto
worden beschadigd. Er bestaat kans op letsel
of schade. Erop letten dat het contact is afge‐
zet als de wissers worden opgeklapt en dat de
wissers bij het inschakelen zijn neergeklapt.◀1.Gereedheid inschakelen.2.Let er bij gevaar voor vorst op, dat de wis‐
serbladen niet vastgevroren zijn.3.Ruitenwisserschakelaar naar omlaag ge‐
drukt houden, tot de wissers ongeveer ver‐
ticaal staan.Seite 110BedieningRijden110
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15