BMW 7 SERIES 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 141 of 349
Leeslampjes handmatig in- en
uitschakelen
Toets indrukken.
De leeslampjes bevinden zich voor- en ach‐
terin naast de interieurverlichting.
Sfeerverlichting
Algemeen
Afhankelijk van de uitvoering kan de verlichting
in het interieur voor enkele lampen worden in‐
gesteld.
In-/uitschakelen
De sfeerverlichting wordt ingeschakeld bij het
ontgrendelen van de auto en uitgeschakeld bij
het vergrendelen van de auto.
Als de sfeerverlichting via iDrive is gedeacti‐
veerd, wordt hij niet ingeschakeld bij het ont‐
grendelen van de auto.
Kleurschema selecteren Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Kleur"6.Gewenste instelling selecteren.
Helderheid instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Helderheid"6.Gewenste instelling selecteren.Gedimd bij het rijden
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Interieurverlichting"5."Gedimd tijdens de rit"
De verlichting in het interieur wordt voor en‐
kele lampen tijdens het rijden gedimd.
Glazen panoramadak, verlichting
Als het glazen panoramadak wordt geopend of
de schuifpanelen worden gesloten, wordt de
verlichting van het glazen panoramadak uitge‐
schakeld.
Bij het sluiten van de schuifpanelen wordt al‐
leen de verlichting van het betreffende ge‐
deelte uitgeschakeld.
BMW Touch Command Bediening van de sfeerverlichting is ook via
BMW Touch Command mogelijk.
Bowers & Wilkins High End Surround
Sound System
Algemeen
Sommige luidsprekers in het voertuig zijn ver‐
licht. De helderheid kan individueel worden in‐
gesteld.
In-/uitschakelen De luidsprekerverlichting wordt ingeschakeld
bij het ontgrendelen van de auto en uitgescha‐
keld bij het vergrendelen van de auto.
Als de luidsprekers worden gedempt, wordt de
luidsprekerverlichting uitgeschakeld.
Seite 141VerlichtingBediening141
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 142 of 349
Helderheid instellen
Via iDrive:1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Bowers & Wilkins"5."Helderheid"6.Gewenste instelling selecteren.
BMW Touch Command
De bediening van het Bowers & Wilkins High
End Surround Sound System is ook mogelijk
via BMW Touch Command.
Ambience lichtaccent
Algemeen
Het ambience lichtaccent is de verlichting van
de portierstijlen achterin.
In-/uitschakelen
Het ambience lichtaccent wordt ingeschakeld
bij het ontgrendelen van de auto en uitgescha‐
keld bij het vergrendelen van de auto.
Bij het openen van een achterportier wordt de
helderheid van het ambience lichtaccent van
de betreffende portierstijl verlaagd. Na het slui‐
ten van het achterportier gaat het ambience
lichtaccent weer met de eerder ingestelde hel‐
derheid branden.
Helderheid instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Verlichting"4."Lichtaccent achterin"5."Helderheid"
De laatst ingestelde helderheid wordt
weergegeven.6.Gewenste instelling selecteren.Touchsensor
Het ambience lichtaccent beschikt over een
touchsensor. Met een korte aanraking van de
chromen strip wordt het ambience lichtaccent
in- of uitgeschakeld. Met een lange aanraking
wordt de helderheid gewijzigd.
BMW Touch Command
Bediening van de sfeerverlichting is ook via
BMW Touch Command mogelijk.Seite 142BedieningVerlichting142
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 143 of 349
VeiligheidUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Airbags
1Frontairbag, bestuurder2Frontairbag, passagier3Hoofdairbag4Zij-airbag5Knie-airbagVoor-airbags
De voor-airbags beschermen de bestuurder en
de passagier bij een frontale aanrijding waarbij
de beschermende werking van de veiligheids‐
gordels alleen niet meer voldoende is.Zij-airbag
De zij-airbag vangt bij een zijdelingse botsing
het lichaam op in de zijdelingse borst- en bek‐
kenzone.Seite 143VeiligheidBediening143
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 144 of 349
Hoofdairbag
De hoofdairbag vangt bij een zijdelingse bot‐
sing het hoofd op.
Knie-airbag Afhankelijk van de uitrusting:
De knie-airbag vangt bij een frontale botsing
de benen op.
Beschermende werking De airbags worden niet bij elke botsing inge‐
schakeld, bijv. niet bij minder ernstige aanrij‐
dingen of aanrijdingen van achteren.
Aanwijzingen voor een optimale
beschermende werking van de airbags
WAARSCHUWING
Bij een verkeerde zitpositie of als het ac‐
tiveringsgebied van de airbag wordt belem‐
merd, kan het airbagsysteem niet zoals be‐
doeld beschermen of kan het activeren extra
letsel veroorzaken. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. De aanwijzingen voor een opti‐
male beschermende werking van het airbag‐
systeem in acht nemen.◀▷Afstand tot de airbags houden.▷Stuurwiel altijd aan de stuurwielrand vast‐
houden. Handen in de 3-uur- en 9-uur-
stand, om het risico van verwonding van
handen of armen bij het activeren van de
airbag zo klein mogelijk te houden.▷Erop letten dat de voorpassagier correct
zit, d.w.z. de voeten of benen in de been‐
ruimte en niet tegen het dashboard.▷Erop letten dat inzittenden het hoofd van
de zij-airbag verwijderd houden.▷Tussen airbags en personen mogen zich
geen andere personen, dieren of voorwer‐
pen bevinden.▷Afdekking van de frontairbag aan passa‐
gierszijde niet als opbergvak gebruiken.▷Dashboard en voorruit aan passagierszijde
vrijhouden, d.w.z. niet met folie of bekle‐
dingen afdekken en geen houders voor
bijv. navigatiesysteem of mobiele telefoon
aanbrengen.▷De afdekkingen van de airbags niet beplak‐
ken, bekleden of op een andere manier wij‐
zigen.▷Geen hoezen, kussens of andere voorwer‐
pen op de voorstoelen aanbrengen die niet
speciaal voor stoelen met geïntegreerde
zij-airbags zijn gemaakt.▷Geen kledingstukken, zoals vesten, over de
rugleuningen hangen.▷Aan de afzonderlijke componenten en de
bedrading geen enkele wijziging uitvoeren.
Dit geldt tevens voor afdekkingen van het
stuurwiel, het instrumentenpaneel en de
stoelen.▷Airbagsysteem niet demonteren.
Ook als alle aanwijzingen in acht worden geno‐
men, kan afhankelijk van de omstandigheden
letsel ten gevolge van een contact met de air‐
bags niet volledig worden uitgesloten.
Ontstekings- en opblaasgeluiden kunnen bij
personen die daar gevoelig voor zijn voor korte
duur belemmeringen van het gehoor veroorza‐
ken, die over het algemeen van voorbijgaande
aard zijn.
Bedrijfsklare toestand van het
airbagsysteem
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Na het activeren van het airbagsysteem
kunnen de afzonderlijke componenten zeer
warm zijn. Er bestaat kans op letsel. De afzon‐
derlijke componenten niet vastpakken.◀
WAARSCHUWING
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamhe‐
den kunnen het uitvallen, een storing of het
ongewenst in werking treden van het airbag‐
Seite 144BedieningVeiligheid144
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 145 of 349
systeem tot gevolg hebben. Bij een storing zou
het airbagsysteem bij een ongeval, ondanks
een overeenkomstige botsingskracht, niet
zoals bedoeld geactiveerd kunnen worden. Er
bestaat kans op letsel of levensgevaar. Con‐
trole, reparatie of demontage en vernietiging
van het airbagsysteem door een Service Part‐
ner van de fabrikant of een andere gekwalifi‐
ceerde Service Partner of specialist laten uit‐
voeren.◀
Correcte werking Bij het inschakelen van rijden-stand-by
gaat het waarschuwingslampje in het
instrumentenpaneel kort branden; op
deze wijze wordt weergegeven dat het volle‐
dige airbagsysteem en de gordelspanners be‐
drijfsklaar zijn.
Storing in airbagsysteem▷Waarschuwingslampje gaat niet branden
bij het inschakelen van rijden-stand-by.▷Waarschuwingslampje brandt permanent.
Sleutelschakelaar voor
passagiersairbag
Algemeen
Front- en zij-airbag voor de passagier kunnen
met de geïntegreerde sleutel uit de afstands‐
bediening worden gedeactiveerd en opnieuw
geactiveerd.
Passagiersairbags deactiveren1.Sleutel insteken en indien nodig aandruk‐
ken.2.Ingedrukt houden en tot de aanslag in de
stand OFF draaien. Aan de aanslag verwij‐
deren.3.Erop letten dat de sleutelschakelaar in de
betreffende eindstand staat, anders zodat
de airbags gedeactiveerd zijn.
De passagiersairbags zijn uitgeschakeld. De
bestuurdersairbags blijven actief.
Als op de passagiersstoel geen kinderzitje
meer is gemonteerd, dan de passagiersairbags
opnieuw activeren zodat deze bij een ongeval
zoals voorgeschreven in werking treden.
De status van de airbags wordt aangegeven
met het controlelampje aan de dakhemel, zie
pagina 146.
Passagiersairbags activeren
1.Sleutel insteken en indien nodig aandruk‐
ken.2.Ingedrukt houden en tot de aanslag in de
stand ON draaien. Aan de aanslag verwij‐
deren.Seite 145VeiligheidBediening145
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 146 of 349
3.Erop letten dat de sleutelschakelaar in de
betreffende eindstand staat, anders zodat
de airbags geactiveerd zijn.
De passagiersairbags zijn weer geactiveerd en
treden in werking indien de situatie dit vereist.
Controlelampje passagiersairbags Het controlelampje van de passagiersairbag in
de dakhemel geeft de status van de passa‐
giersairbags aan.
Na het inschakelen van rijden-stand-by gaat
het lampje kort branden, daarna geeft het aan
of de airbags geactiveerd of gedeactiveerd zijn.
WeergaveFunctieBij geactiveerde passagiersair‐
bags brandt het controle‐
lampje gedurende korte tijd en
gaat dan uit.Bij gedeactiveerde passa‐
giersairbags brandt het con‐
trolelampje voortdurend.
Actief beschermingssysteem
voor voetgangers
Principe Met het actieve beschermingssysteem voor
voetgangers gaat bij een botsing aan de voor‐
kant van de auto met een voetganger de mo‐
torkap omhoog. Ter herkenning worden de
sensoren onder de bumper gebruikt. Daardoor
wordt aanvullende vervormingsruimte onder
de motorkap voor de aansluitende frontale bot‐
sing beschikbaar.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Contact met afzonderlijke onderdelen
van de scharnieren en motorkapsloten kan het
ongewenst in werking treden van het systeem
tot gevolg hebben. Er bestaat kans op letsel of
schade. Afzonderlijke onderdelen van de
scharnieren en motorkapsloten niet aanra‐
ken.◀
WAARSCHUWING
Veranderingen aan het beschermings‐
systeem voor voetgangers kunnen het uitval‐
len, een storing of het ongewenst in werking
treden van het beschermingssysteem voor
voetgangers tot gevolg hebben. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Aan het be‐
schermingssysteem voor voetgangers, de af‐
zonderlijke componenten hiervan en de bedra‐
ding geen veranderingen uitvoeren en het
systeem niet demonteren.◀
WAARSCHUWING
Ondeskundig uitgevoerde werkzaamhe‐
den kunnen het uitvallen, een storing of het
ongewenst in werking treden van het systeem
tot gevolg hebben. Bij een storing zou het sys‐
teem bij een ongeval, ondanks een overeen‐
komstige botsingskracht, niet zoals bedoeld
geactiveerd kunnen worden. Er bestaat kans
op letsel of levensgevaar. Controle, reparatie of
demontage en vernietiging van het airbagsys‐
teem door een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist laten uitvoeren.◀
Grenzen van het systeem Het actieve voetgangersbeveiligingssysteem
wordt alleen bij snelheden tussen ca. 30 km/h
en 55 km/h geactiveerd.
Uit veiligheidsoverwegingen kan het systeem
in zeldzame gevallen ook worden geactiveerd
wanneer een botsing met een voetganger niet
duidelijk kan worden uitgesloten, bijv.:Seite 146BedieningVeiligheid146
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 147 of 349
▷Bij een botsing met een ton of een grens‐
paaltje.▷Bij een botsing met dieren.▷Bij steenslag.▷Bij het rijden in opwaaiende sneeuw.
Geactiveerd beschermingssysteem voor voetgangers
WAARSCHUWING
Na activering of beschadiging is de func‐
tionaliteit van het systeem beperkt of niet meer
aanwezig. Er bestaat kans op letsel of levens‐
gevaar.
Na activering of bij beschadiging het systeem
bij een Service Partner van de fabrikant of een
andere gekwalificeerde Service Partner of spe‐
cialist laten controleren en vervangen.◀
Storing Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven.
Het systeem is geactiveerd of wordt
gestoord.
Het systeem door een Service Partner van de
fabrikant of een andere gekwalificeerde Ser‐
vice Partner of specialist laten controleren en
repareren.
ATTENTIE
Door het openen van de motorkap bij ge‐
activeerd beschermingssysteem voor voet‐
gangers kunnen beschadigingen aan de mo‐
torkap of de voetgangersbescherming
optreden. Er bestaat gevaar voor schade. De
motorkap na de weergave van de Check Con‐
trol melding niet openen. Door een Service
Partner van de fabrikant of een andere gekwa‐
lificeerde Service Partner of specialist laten
controleren.◀
Intelligent Safety
Principe
Intelligent Safety maakt de centrale bediening
van de hulpsystemen mogelijk. Afhankelijk van
de uitrusting bestaat Intelligent Safety uit een
of meer systemen, die kunnen helpen om een
dreigende botsing te voorkomen.▷Botsingswaarschuwing met remfunctie, zie
pagina 148.▷Persoonswaarschuwing met City-remfunc‐
tie, zie pagina 152.▷Night Vision met herkenning van personen
en dieren, zie pagina 155.▷Waarschuwing rijbaan verlaten, zie pa‐
gina 159.▷Rijstrookwisselmelding, zie pagina 162.▷WAARSCHUWING voor een aanrijding van
opzij, zie pagina 165.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw eigen verantwoording. In verband
met systeembeperkingen kunnen waarschu‐
wingen of reacties door het systeem niet, te
laat of onjuist worden afgegeven. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de ver‐
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie ob‐
serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Door systeembeperkingen kunnen bij het
slepen/wegslepen met geactiveerde Intelligent
Safety-systemen storingen van afzonderlijke
functies optreden, bijv. botswaarschuwing met
remfunctie. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Voor het slepen/wegslepen alle Intelligent Sa‐
fety-systemen uitschakelen.◀
Seite 147VeiligheidBediening147
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 148 of 349
Overzicht
Toets in de auto
Intelligent Safety
In-/uitschakelen
Sommige Intelligent Safety systemen worden
bij iedere start automatisch geactiveerd. Som‐
mige Intelligent Safety-systemen worden ge‐
activeerd overeenkomstig de laatste instelling.
ToetsStatusToets brandt groen: alle Intelligent
Safety-systemen zijn ingeschakeld.Toets brandt oranje: enkele Intelli‐
gent Safety-systemen zijn uitge‐
schakeld.Toets brandt niet: enkele Intelligent
Safety-systemen zijn uitgeschakeld.
Toets indrukken:
Het menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven.
Als alle Intelligent Safety-systemen uitgescha‐
keld zijn, worden nu alle systemen ingescha‐
keld.
"INDIVIDUAL configureren": afhankelijk van de
uitvoering kunnen de Intelligent Safety-syste‐
men afzonderlijk geconfigureerd worden. De
individuele instellingen worden geactiveerd en
opgeslagen voor het momenteel gebruikte be‐
stuurdersprofiel. Zodra in het menu een instel‐
ling wordt gewijzigd, worden alle instellingen
van het menu geactiveerd.
Toets herhaaldelijk indrukken. Er
wordt tussen de volgende instellingen
gewisseld:
"ALL ON": alle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld. Voor de subfuncties,
zoals Instelling voor moment van waarschu‐
wing, worden basisinstellingen geactiveerd.
"INDIVIDUAL": de Intelligent Safety-systemen
worden overeenkomstig de individuele instel‐
lingen ingeschakeld.
Enkele Intelligent Safety-systemen kunnen
niet afzonderlijk uitgeschakeld worden.
Toets ingedrukt houden:
Alle Intelligent Safety-systemen wor‐
den uitgeschakeld.
Botsingswaarschuwing met
remfunctie
Principe Het systeem kan helpen om ongevallen te
voorkomen. Indien een ongeval niet vermeden
kan worden, helpt het systeem om de bot‐
singssnelheid te beperken.
Het systeem waarschuwt voor mogelijk bot‐
singsgevaar en remt de auto zo nodig zelfstan‐
dig af.
Het systeem wordt via een camera gestuurd.
Bij uitrusting met actieve snelheidsregeling
met Stop & Go-functie, ACC, wordt de bot‐
singswaarschuwing bovendien via de radar‐
sensor van de snelheidsregeling gestuurd.
De botsingswaarschuwing is ook bij gedeacti‐
veerde snelheidsregeling beschikbaar.
Bij het bewust naderen van een voertuig vin‐
den de botsingswaarschuwing en de remin‐
greep later plaats om onjuiste systeemreacties
te voorkomen.Seite 148BedieningVeiligheid148
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 149 of 349
Algemeen
Het systeem waarschuwt vanaf ca. 5 km/h in
twee fasen voor mogelijk botsingsgevaar met
andere voertuigen. Het moment van deze
waarschuwingen kan afhankelijk van de ac‐
tuele rijsituatie variëren.
Detectiegebied
Er wordt rekening gehouden met objecten,
mits gedetecteerd door het systeem.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw eigen verantwoording. In verband
met systeembeperkingen kunnen waarschu‐
wingen of reacties door het systeem niet, te
laat of onjuist worden afgegeven. Er bestaat
gevaar voor ongevallen. Rijstijl aan de ver‐
keerssituatie aanpassen. Verkeerssituatie ob‐
serveren en in de betreffende situaties actief
ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Door systeembeperkingen kunnen bij het
slepen/wegslepen met geactiveerde Intelligent
Safety-systemen storingen van afzonderlijke
functies optreden, bijv. botswaarschuwing met
remfunctie. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Voor het slepen/wegslepen alle Intelligent Sa‐
fety-systemen uitschakelen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Intelligent Safety
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
Met actieve snelheidsregeling:
radarsensor
De radarsensor bevindt zich aan de onderzijde
van de voorste bumper.
Seite 149VeiligheidBediening149
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 150 of 349
Radarsensor schoon en vrij houden.In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Het systeem wordt bij vertrek automatisch ge‐
activeerd.
Handmatig in-/uitschakelen Toets indrukken:
Het menu naar de Intelligent Safety-
systemen wordt weergegeven.
Als alle Intelligent Safety-systemen uitgescha‐
keld zijn, worden nu alle systemen ingescha‐
keld.
"INDIVIDUAL configureren": afhankelijk van de
uitvoering kunnen de Intelligent Safety-syste‐
men afzonderlijk geconfigureerd worden. De
individuele instellingen worden geactiveerd en
opgeslagen voor het momenteel gebruikte be‐
stuurdersprofiel. Zodra in het menu een instel‐
ling wordt gewijzigd, worden alle instellingen
van het menu geactiveerd.
Toets herhaaldelijk indrukken. Er
wordt tussen de volgende instellingen
gewisseld:
"ALL ON": alle Intelligent Safety-systemen
worden ingeschakeld. Voor de subfuncties
worden basisinstellingen geactiveerd.
"INDIVIDUAL": de Intelligent Safety-systemen
worden overeenkomstig de individuele instel‐
lingen ingeschakeld.
Enkele Intelligent Safety-systemen kunnen
niet afzonderlijk uitgeschakeld worden.
Toets ingedrukt houden:
Alle Intelligent Safety-systemen wor‐
den uitgeschakeld.ToetsStatusToets brandt groen: alle Intelligent
Safety-systemen zijn ingeschakeld.Toets brandt oranje: enkele Intelli‐
gent Safety-systemen zijn uitge‐
schakeld.Toets brandt niet: enkele Intelligent
Safety-systemen zijn uitgeschakeld.
Waarschuwingstijdstip instellen
Via iDrive:
1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Intelligent Safety"4."Botswaarschuwing"5.Gewenste instelling selecteren.
Het geselecteerde tijdstip wordt opgeslagen
voor het momenteel gebruikte bestuurder‐
sprofiel.
Waarschuwing met remfunctie
Weergave
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der voertuig dreigt, wordt in het instrumenten‐
paneel en in het Head-Up Display een waar‐
schuwingssymbool weergegeven.
SymboolMaatregelSymbool brandt rood: vooralarm.
Remmen en afstand vergroten.Symbool knippert rood en er klinkt
een signaal: acute waarschuwing.
Oproep om in te grijpen door rem‐
men en evt. uitwijken.Seite 150BedieningVeiligheid150
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15