CITROEN BERLINGO ELECTRIC 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 101 of 328
99
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Werking
Als uw auto te dicht bij de voorligger
komt of de voorligger te snel nadert,
remt het systeem automatisch om een
aanrijding te voorkomen.
u
wordt dan door de weergave van
een melding gewaarschuwd.
De remlichten van uw auto gaan
branden om andere weggebruikers te
waarschuwen.
De aanrijding kan automatisch worden
voorkomen als het snelheidsverschil
tussen uw auto en de voorligger niet
groter is dan 15
km/h.
Is het verschil groter, dan probeert het
systeem een aanrijding te voorkomen
of de kracht van de botsing te
beperken door de auto af te remmen.
Het automatische noodremsysteem
kan de auto volledig tot stilstand
brengen als dit nodig is.
In dat geval blijven de remmen
enige tijd (ongeveer 1,5
seconde)
geactiveerd terwijl de auto stilstaat. De
bestuurder kan in die tijd de controle
over de auto overnemen en het
rempedaal intrappen. Het ingrijpen van het systeem
kan ook tot gevolg hebben
dat de motor afslaat, behalve
als de bestuurder tijdens het
automatische remmen snel
genoeg het koppelingspedaal
intrapt.
tijdens het automatische remmen
kan de bestuurder zelf, door het
rempedaal stevig in te trappen,
altijd proberen harder te remmen dan
het noodremsysteem.
n
a een aanrijding wordt
het systeem automatisch
uitgeschakeld; het werkt dan niet
meer.
Ga naar het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem weer gebruiksklaar te laten
maken.
Grenzen van het systeem
Het systeem detecteert slechts
stilstaande voertuigen of voertuigen die
in dezelfde richting rijden.
Het detecteert geen kleine
voertuigen (fietsen, motorfietsen),
voetgangers of dieren en ook
geen stilstaande voorwerpen die
niet reflecteren.
Het systeem treedt niet in werking of
wordt uitgeschakeld als de bestuurder:
-
het gaspedaal diep intrapt
-
of een ruk aan het stuur geeft
(uitwijkmanoeuvre).
o
nder zeer slechte
weersomstandigheden (zware
regenval, sneeuw, mist,
hagel
enz.) neemt de remweg toe
waardoor het systeem minder efficiënt
een aanrijding kan voorkomen.
De bestuurder moet dus altijd bijzonder
oplettend blijven.
Laat nooit sneeuw op de motorkap
liggen, voorwerpen boven de
motorkap uitkomen of voorwerpen
op het dak naar voren uitsteken: ze
zouden in het gezichtsveld van de
sensor kunnen komen en de detectie
van voertuigen kunnen hinderen.
Veiligheid tijdens het rijden
VeILIGHeID
5
Page 102 of 328
100
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Uitschakelen
Het systeem kan worden uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Dit menu kan bij aangezet contact
worden geopend.
De status van het systeem wordt bij het
afzetten van het contact opgeslagen.Als het systeem is uitgeschakeld,
wordt elke keer dat de auto
wordt gebruikt, een melding
weergegeven om aan te geven dat
het systeem is uitgeschakeld. Met het monochrome display C
F
Druk op de toets
MENU om het
hoofdmenu te openen.
F
s electeer "Personalisatie-
Configuratie".
F
s electeer "Parameters auto
bepalen".
F
s electeer "Rijhulpsysteem".
F
s electeer "Automatisch
noodremsysteem: OFF" of
"Automatisch noodremsysteem:
ON".
F
Druk op de toetsen "
7" of "8" om
het vakje aan of uit te vinken en zo
het systeem in of uit te schakelen.
F
Druk op de toetsen "
5" of "6",
vervolgens op de toets O
k om
het vakje "O
k " te selecteren en
bevestig of druk op de toets Terug
om de handeling af te breken. Met het touchscreen
F
Druk op de toets " MENU".
F s electeer het menu " Rijden ".
F
s electeer op de secundaire pagina
" Configuratie auto ".
F
s electeer het tabblad "
Rijhulpsysteem ".
F
V
ink het vakje " Automatische
noodremassistentie " aan of
uit om het systeem in of uit te
schakelen.
F
b evestig uw keuze.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 103 of 328
101
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Storingen
Storing van de sensor
De werking van de lasersensor
kan worden gehinderd door vuil
op de voorruit of door het beslaan
van de voorruit. In dat geval wordt
een melding weergegeven om u te
waarschuwen.
s
chakel de voorruitontwaseming in en
reinig de voorruit ter hoogte van de
sensor regelmatig.
Plak of bevestig geen voorwerpen
op de voorruit vóór de sensor. Storing van het systeem
b
ij een storing van het systeem wordt
u door een geluidssignaal en de
weergave van de melding "Storing
automatisch noodremsysteem"
gewaarschuwd.
Laat het systeem controleren door
het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Als de voorruit ter hoogte van de
sensor beschadigd is, schakel het
systeem dan uit en neem contact
op met het
c I tro Ë n -netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats
om de voorruit te laten vervangen.
Verwijder de sensor niet, stel de
sensor niet af en test de sensor
niet.
W
erkzaamheden aan de sensor
mogen alleen door het
c I tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
b
ij het trekken van een aanhanger
of als uw auto wordt gesleept,
moet het systeem worden
uitgeschakeld.
Veiligheid tijdens het rijden
VeILIGHeID
5
Page 104 of 328
102
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling
knijp de knop van de geleider in
en schuif deze omhoog of omlaag
(veilig
heidsgordel bestuurdersstoel en
enkele passagiersstoel).
Vastmaken
trek aan de gordel en steek de gesp in
de gordelsluiting.
trek aan de gordel om de
vergrendeling van de gesp te
controleren.
Verklikkerlampje(s) niet-
vastgemaakte veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens
het rijden hun veiligheidsgordel dragen,
ook al betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel
automatisch wordt aangepast aan uw
lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te
laten aansluiten (zoals wasknijpers,
klemmen, veiligheidsspelden, ...).
c
ontroleer zowel voor als na het
gebruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
c
ontroleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de
achterbank of de gordel goed is
opgerold en de gordelsluiting zich op
de juiste plaats bevindt.
De gordelspanners van de
veiligheidsgordels vóór kunnen,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, onafhankelijk van
de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct
stevig tegen het lichaam van de
inzittenden.
Het afgaan van de gordels gaat gepaard
met een lichte onschadelijke rookvorming
en een geluid als gevolg van de
pyrotechnische lading in het systeem.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting
die in werking treedt bij een aanrijding,
een noodstop of het over de kop slaan
van de auto.
Losmaken
Druk op de rode knop.
Als een inzittende voorin
zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt, gaat bij
het starten van de motor dit
verklikkerlampje branden.
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het
wegrijden zeker van te zijn dat alle
inzittenden hun veiligheidsgordels op
de juiste manier hebben vastgemaakt.
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats van de voorbank is niet in
hoogte verstelbaar.
Veiligheidsgordels
Page 105 of 328
103
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
De veiligheidsgordels met
pyrotechnische gordelspanners werken
alleen als het contact aan staat.
u
kunt de gordel losmaken door de
rode knop op de gesphouder in te
drukken. Geleid de gordel tijdens het
oprollen.
Als de gordelspanners zijn geactiveerd,
gaat het verklikkerlampje airbag
branden.
r aadpleeg het c I tro Ë n -
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Voorschriften voor kinderen:
-
maak voor kinderen tot 12
jaar of
kleiner dan 1,50
m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
-
laat nooit een kind op schoot
zitten tijdens het rijden. De
veilig
heidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
r
aadpleeg voor meer informatie
over kinderzitjes in rubriek 5
het
gedeelte "
k inderen in de auto".
r
einig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het
c
I tro Ë n -netwerk.
o
m aan de wettelijke
veiligheidsvoorschriften te
blijven voldoen is het raadzaam
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels door het
c I tro Ë n -
netwerk te laten uitvoeren.
Laat de veiligheidsgordels van
uw auto regelmatig (ook na een
kleine aanrijding) controleren door
het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats: de gordels
mogen geen slijtagesporen en scheuren
vertonen en er mogen geen wijzigingen
aan de gordels zijn aangebracht.Veiligheidsgordels van de
zitplaatsen vóór
De zitplaatsen vóór zijn voorzien van
pyrotechnische gordelspanners en
spankrachtbegrenzers.
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats van de voorbank is niet
voorzien van een pyrotechnische
gordelspanner.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
moet worden voorkomen dat de
gordel gedraaid raakt en moet de
gordel in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken,
-
dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder
worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de
veiligheidsgordels niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen, moet de heupgordel
altijd onder de armsteun door worden
geleid.
c
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
VeILIGHeID
5
Veiligheidsgordels
Page 106 of 328
104
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
AIRBAGS
Algemene informatie
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.De elektronische schoksensoren
registreren in dat geval de frontale en
zijdelingse aanrijdingen waaraan de
registratiezones voor een aanrijding
worden blootgesteld:
-
bij een ernstige aanrijding worden
de airbags onmiddellijk
opgeblazen
en zorgen voor een betere
bescherming van de inzittenden
van de auto. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas zodat noch het
zicht, noch het eventueel verlaten
van de auto door de inzittenden
wordt belemmerd, -
bij een minder ernstige aanrijding
of een aanrijding van achteren,
en in bepaalde gevallen waarin
de auto over de kop slaat, treden
de airbags niet in werking. De
veilig
heidsgordels zorgen in deze
situaties voor uw bescherming.
De kracht van de aanrijding is
afhankelijk van het soort obstakel
en de snelheid van de auto op dat
moment.
Airbags
Page 107 of 328
105
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Gebruiksvoorschrift
Maak er een gewoonte van om
normaal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan
de goede werking van de airbag
belemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal
van uw auto de airbagsystemen
controleren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan
airbagsystemen, raadpleeg hiervoor
het c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Zelfs als alle bovenstaande
voorschriften worden nageleefd, blijft
de kans bestaan op letsel of lichte
brandwonden aan het hoofd, de borst
of de armen, als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de warme
gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen. Zij-airbagsb
edek de stoelen uitsluitend met de
goedgekeurde stoelhoezen. Deze
belemmeren het activeren van de zij-
airbags niet.
r aadpleeg het
c
I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
b
evestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen; dit zou bij het afgaan
van de airbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Zorg ervoor dat de passagier zijn
voeten niet op het dashboard
laat rusten; hij kan anders ernstig
letsel oplopen als de airbag wordt
opgeblazen.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of een
pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak
geen gaten in de stuurwielbekleding en
sla niet op het stuurwiel.
De airbags werken alleen als
het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een
volgend ongeval), werken de airbags
niet meer.
Het activeren van de airbags gaat
gepaard met wat rook en een knal,
als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor gevoelige personen irriterend zijn.
De knal die bij de ontsteking wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Wanneer een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de
passagiersstoel is geplaatst, moet
de frontairbag aan passagierszijde
zijn uitgeschakeld.
Zie in rubriek 5
het gedeelte
"
k
inderen in de auto".
VeILIGHeID
5
Airbags
Page 108 of 328
106
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Zij-airbags
De zij-airbags beschermen de
bestuurder en voorpassagier bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de
desbetreffende zijde opgeblazen bij
een ernstige zijdelingse aanrijding
binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), loodrecht op
de lengteas van de auto en vanaf de
buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en het
desbetreffende portierpaneel.Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór
B.
Impactzone opzij
b
ij een lichte zijdelingse aanrijding
of bij over de kop slaan, kan
het zijn dat de airbag niet wordt
geactiveerd. Storing
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding op het display,
raadpleeg dan het c I tro Ë n -netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij
een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
Airbags
Page 109 of 328
107
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
Frontairbags
Activering
b
eide airbags worden geactiveerd,
behalve als de frontairbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld, bij
een ernstige frontale aanrijding binnen
de impactzone A, in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto, die
zich op een horizontale ondergrond
moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en het
dashboard om te voorkomen dat de
inzittende naar voren wordt geworpen. Uitschakelen frontairbag aan
passagierszijde
Alleen de frontairbag aan passagierszijde
kan worden uitgeschakeld:
-
Zet het contact af
, steek de sleutel in
de schakelaar voor uitschakelen van
de frontairbag aan passagierszijde.
- Draai deze in de stand "OFF".
-
V
erwijder vervolgens de sleutel
zonder de stand van de sleutel te
veranderen.
Het verklikkerlampje van de
frontairbag aan passagierszijde
op het instrumentenpaneel brandt
zolang de airbag is uitgeschakeld.
Als de twee verklikkerlampjes
airbag permanent branden, plaats
dan geen kinderzitje met de rug
in de rijrichting.
n eem contact op
met het
c I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Storing frontairbag
s
chakel voor de veiligheid van
uw kind de frontairbag aan
passagierszijde altijd uit als u een
kinderzitje met de rug in de rijrichting
op de voorstoel plaatst. Anders kan
een kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken. Inschakelen
In de stand "OFF" werkt de frontairbag
aan passagierszijde bij een eventuele
aanrijding niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de frontairbag aan passagierszijde
opnieuw in te schakelen en zo
de veiligheid van uw passagier te
garanderen.
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het display, laat dan het
systeem controleren door het
c
I tro Ë n -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Deze zijn voor de bestuurder in het
midden van het stuurwiel en voor
de passagier(s) in het dashboard
aangebracht.
VeILIGHeID
5
Airbags
Page 110 of 328
108
BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015BERLINGO-2-VU_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2015
VERVOER VAN kINDEREN
Algemene informatie met
betrekking tot kinderzitjes
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed
aan veiligheidsvoorzieningen voor uw
kinderen, is hun veiligheid natuurlijk
ook afhankelijk van uzelf.
*
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen zijn per land
verschille
nd. r aadpleeg de in uw
land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
-
conform de
e uropese wetgeving
dienen kinderen jonger
dan 12
jaar of kleiner dan
1,50
m in gehomologeerde,
aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes op met
veiligheidsgordels of I
so FIX-
bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd*,
-
de veiligste plaats voor het
vervoeren van een kind is
volgens de statistieken een
plaats op de achterbank van uw
auto,
-
kinderen tot 9
kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.
kinderen aan boord