ESP CITROEN C-ELYSÉE 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 104 of 257

102
Veiligheid
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitspro
gramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel. Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.
In dat
geval gaat dit controlelampje op
het instrumentenpaneel knipperen.


Het ASR / ESP verhoogt de veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder magechter nooit risico's nemen of te hardrijden. Deze systemen kunnen alleen goed werken als de voorschriften van deconstructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronischecomponenten en montageproceduresworden opgevolgd en dewerkzaamheden door het CITROËN.
Laat de systemen na een aanrijdingcontroleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.


Storing
Als dit lampje gaat branden, in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display is er sprake
van een storing in deze systemen.

Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden weer automatischingeschakeld als het contact wordt afgezet of
vanaf 50 km/h.) Druk nogmaals op de knop om desystemen handmatig weer in te schakelen.
Het lampje van de knop gaat uit.
Als het symbool op het instrumentenpaneel
verdwijnt, betekent dit dat het ASR en het ESP
weer in
geschakeld is.
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer deauto vastzit in modder, sneeuw, zand, ...) kan het nuttig zijn het ASR / ESP uit te schakelen,
zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.














Stabiliteitscontrolesystemen
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart. De systemen worden geactiveerd zodra de wielen
te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
De weergave van dit symbool op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het ASR en het ESP is uitgeschakeld.
)
Druk op deze knop aan de onderzijde
van het dashboard (bestuurderszijde)
tot het bijbehorende symbool op het
instrumentenpaneel verschijnt.
Het lampje van de knop gaat branden. Raadplee
g het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het ASR / ESP
te laten controleren.

Als de auto rijdt met stilstaande motor,is de stuurbekrachtiging uitgeschakeld.

Page 105 of 257

103
7
Veiligheid
Veiligheidsgor dels

Veiligheidsgordels vóór
Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in degordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.

De veiligheidsgordels v
óór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en eenspankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extrabescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen depyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De p
yrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet. De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.

Als het contact wordt aangezet, gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden omaan te geven dat de bestuurder zijn gordel niet heeft vastgemaakt.

Waarschuwingslampje veiligheidsgordel losgemaakt / niet vastgemaakt
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h,
knipper t het waarschuwingslampje gedurende2 minuten in combinatie met een steeds sterker
wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten
blijft het waarschuwingslampje branden zolang
de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt.
Dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat ook branden als de
bestuurder en/of de voorpassagier zijn gordel
tijdens de rit losmaakt.

Page 106 of 257

104
Veiligheid
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen links- en rechtsachter zijn
voorzien van een driepuntsveiligheidsgordelmet oprolautomaat.
Afhankelijk van de uitvoering is de middelste
zitplaats voorzien van een twee- of
driepuntsveiligheidsgordel met of zonder
o
prolautomaat.

Omdoen
)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.)
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.



Losmaken
)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.)
Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.

Page 107 of 257

105
7
Veiligheid
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hunveiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens hetrijden hun veiligheidsgordel dragen, ook albetreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoendeeffectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van eenoprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengtevan de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. Degordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik vande gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het hollegedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting diein werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichtingdeblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat deriem weer een stukje wordt opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer danéén persoon gedragen worden. Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Voor een effectieve werking van deveiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam teworden gedragen,

- moet deze in een vloeiende bewegingnaar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels ver tonen, -mag er om te voorkomen dat de gordel nietgoed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moetenwerkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamhedenvolgens de voorschriften uitvoer t.
Laat de veiligheidsgordels van uw autoregelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsopof een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk. Controleer na het neerklappen of verstellenvan een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk vande aard en de kracht van de aanrijding,vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem isgeïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden. Laat het systeem na een aanrijdingcontroleren en eventueel ver vangen door hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerdewerkplaats.

Page 117 of 257

115
8
Veilig vervoeren van kinderen
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bijeen aanrijding.
Zorg er voor dat de veiligheidsgordels of hettuigje van het kinderzitje, zelfs bij kor te ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveelmogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van hetkinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen hetkinderzitje is gespannen en dat de gordel hetkinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Zorg er voor een optimale bevestiging van hetkinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje tegen derugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moetworden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de autovliegt bij krachtig afremmen.






Adviezen voor kinderzitjes
Laat uit veiligheidsoverwegingen:- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,- nooit een kind of een dier in een autoachter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.Gebruik de kindersloten om te voorkomendat de portieren en de portierruiten achter per ongeluk geopend worden. Zorg er voor dat de por tierruiten achter niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.

Kinderen jonger dan 10 jaar mogen nietmet het gezicht in de rijrichting op depassagiersstoel voor worden vervoerd,behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijndoor andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of ver wijderd is.

Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van deairbag levensgevaarlijk gewond raken.


Plaatsen van een stoelverhoger

Het bovenste gedeelte van deveiligheidsgordel moet over de schouder vanhet kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over debovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzienvan een gordelgeleider ter hoogte van deschouder.

Page 125 of 257

123
9
Praktische informatie
Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is aangesloten op het
ventiel van de band: het afdichtmiddelwordt anders buiten de band gespoten.
)Activeer de compressor door deschakelaar Bin de stand "I"
te zetten, tot
de bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
H
et afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van deaansluiting (kans op spatten).
) Verwijder de set en draai de dop van de
witte slang vast.
Zorg er voor dat restanten van de vloeistof
niet op of in de auto terecht kunnen komen.Houd de set binnen handbereik.) Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen
20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.) Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set.



Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contactop met het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.

Page 149 of 257

147
9
Praktische informatie
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u eenaantal elektrische functies zoals het
audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 30 minuten gebruiken.








Eco-mode
Inschakelen van de eco-mode

Als deze tijd is verstreken, geeft een melding
op het display aan dat de eco-mode is
ingeschakeld en worden de actieve functies in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten
worden voortgezet via de handsfree set van uwautoradio.

Uitschakelen van de eco-mode

De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt. ) Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze minstens5 minuten draaien.

Als de accu ontladen is, kan demotor niet gestart worden (zie de desbetreffende paragraaf).

Page 154 of 257

152
Praktische informatie
Adviezen
Gewichtsverdeling
)Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen
de prestaties van de motor af als men opgrotere hoogte boven de zeespiegel komt.
Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke
volgende 1000 m.
Zijwind
)Houd er rekening mee dat dezijwindgevoeligheid van de auto groter is.


Koeling

Het trekken van een aanhanger opeen helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.) Pas uw snelheid aan om het toerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht is
afhankelijk van het hellingspercentage en debuitentemperatuur.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van dekoelvloeistoftemperatuurmeter.
)Als het waarschuwingslampje
van de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP,Pstop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.

Remmen

Het trekken van een aanhanger verlengt de
remweg.
Bij een lange afdaling is het, om te voorkomen dat de remmen over verhit raken, raadzaam om
op de motor af te remmen.
Banden
)Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indiennodig op de juiste waarde.

Verlichting
)Controleer de verlichting van de aanhanger.



De parkeerhulp wordt automatisch uitgeschakeld als bij het aankoppelenvan een aanhanger een originele CITROËN-trekhaak wordt gebruikt.
Raadpleeg de rubriek "Technische gegevens"
voor de gewichten en aanhangergewichten die
voor uw auto van toepassing zijn.

Page 165 of 257

163
10
Onderhoud








Niveaus controleren
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan handmatigworden gecontroleerd met de
oliepeilstok onder de motorkap. Raadpleeghiervoor de informatie in dit hoofdstuk.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor het
ver versingsinterval voor uw auto.Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, is het gebruik
van additieven in de motorolie niet toegestaan.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
motorolie voor uw auto en motoruitvoerin
g.



Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor
kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de motorventilateur kan ieder momentaanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Laat in het
geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul deze niveaus indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Het is normaal dat u tussen tweeonderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. CITROËN adviseer t u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen. E
en controle van het motorolieniveau isalleen betrouwbaar als de auto op een vlakke,horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
A= maxi. Raadpleeg hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaatsals het oliepeil boven ditmerkteken uitkomt. B= mini.
Laat het oliepeil nooit onder dit merkteken uitkomen.

Page 178 of 257

176
01

Aan/uit.
BASISFUNCTIES


Volumeregeling.

Selecteren van de weer
gave
op het display:
Volledig scherm: Audio(of telefoon als er eengesprek gaande is)/
V
erkleind scherm: Audio(of telefoon als er eengesprek gaande is) - Tijd of
Boordcomputer.
Lang indrukken: scherm uit(DARK).

Selecteren van het golfbereik
AM/FM.
Selecteren van een
opgeslagen voorkeuzezender.
Lan
g indrukken: opslaan
van een zender als
voorkeuzezender.

Weer
gave van de lijst met
ontvangen radiozenders, nummers
of CD/MP3-speellijsten.
Lan
g indrukken: ordenen van MP3-/WMA-bestanden / bijwerken
van de lijst met ontvangenradiozenders.
F
unctie TA (verkeersinformatie) aan/uit.
Lan
g indrukken: toegang totde soort informatie.
Bevesti
gen of
weergave van het snelmenu.
Automatisch zoeken naar zenders in afl opende/oplopende volgorde.
Selecteren van het vorige/
volgende nummer van de CD,USB, Streaming audio.
Navigeren in een lijst.

Annuleren van de bewerkin
g.
Omhoog in de menustructuur (menu of afspeellijst).
Stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/hogere frequentie. pg jpg j
Selecteren van de vorige/volgendeMP3-afspeellijst. Selecteren van de vorige/volgendemap/muziekstijl/artiest/playlist van het gggg
USB-apparaat. pjp
Navigeren in een lijst.
Selecteren van de
geluidsbron:
Radio, CD, AUX, USB,Streaming.
A
annemen van een
inkomende oproep.
To e
gang tot het hoofdmenu.

Instellen van de audio-opties:
klankkleur, ho
ge tonen,
bassen, loudness,
geluidsverdeling, balans
links/rechts, voor/achter,
snelheidsafhankelijke
volumeregeling.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 next >