CITROEN C3 AIRCROSS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 91 of 308

89
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en er verschijnt een melding.
Uitschakelen
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
en er verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel omlaag te
duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat ze controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor aan de
bovenzijde van het midden van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot de
voorruit volledig ontdooid is.
Duw de hendel kort omlaag of zet de hendel in
een andere stand (Int., 1 of 2).
4
Verlichting en zicht

Page 92 of 308

90
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in
staat u dit te bieden.Belangrijke informatie:
-

H
et monteren van elektrische
uitrustingen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het
assortiment van CITROËN voorkomen,
kan tot een hoger verbruik leiden
en storingen in het elektronische
systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het CITROËN-netwerk voor
meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
-
U

it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische
systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is
over geschikt gereedschap (kans op
storingen in de elektronische systemen
die kunnen leiden tot pech of ernstige
ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-

W
ijzigingen of aanpassingen die
niet door CITROËN zijn voorzien
of toegestaan, of die niet volgens
de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot
het ver vallen van de wettelijke en
contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het CITROËN-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van
de voor montage geschikte zenders
opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
Veiligheid

Page 93 of 308

91
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode schakelaar indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers
tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatische werking van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
F

U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door op de schakelaar te
drukken.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Urgence-noodoproep met lokalisering
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze knop.
Het knipperen van het groene
ledlampje en het gesproken
bericht bevestigen dat de
oproep is verstuurd naar de
alarmcentrale "Urgence-
noodoproep met lokalisering"*.
Door nogmaals op deze knop te drukken wordt de
opdracht geannuleerd en gaat het groene ledlampje uit.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale "Urgence-noodoproep met
lokalisering" lokaliseert onmiddellijk uw auto,
neemt in uw landstaal contact met u op** en
roept indien nodig de hulp in van de bevoegde
hulpdiensten. In landen waar de alarmcentrale
niet operationeel is of wanneer de lokalisatie
uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep
meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten
(112), zonder lokalisatie.
Als een aanrijding wordt gedetecteerd
door de elektronische eenheid airbags,
wordt ongeacht of er airbags worden
geactiveerd automatisch een noodoproep
verstuurd.
5
Veiligheid

Page 94 of 308

92
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Urgence-noodoproep met lokalisering",
"Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Werking van het systeem (type 1)
Bij het aanzetten van het
contact, gaat het groene lampje
3
seconden branden. Dit duidt
op een goede werking van het
systeem.
Het knipperen en vervolgens
doven van het oranje lampje
duidt op een storing in het
systeem.
Als het oranje lampje blijft branden, moet de
noodbatterij worden vervangen.
In beide gevallen kan er mogelijk geen
noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend
reparateur. Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
*

A

fhankelijk van de algemene
gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem.
Werking van het systeem (type 2)
Bij het aanzetten van het
contact gaat het groene lampje
3
seconden branden. Dit duidt
op een goede werking van het
systeem.
Voor alle landen uitgezonderd Rusland,
Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje knippert en dooft ver volgens:
er is een storing in het systeem.
Het rode lampje blijft branden: de noodbatterij
moet worden vervangen.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje blijft branden: er is een storing
in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
Urgence-noodoproep of Assistance-
pechhulpoproep niet meer werkt.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend
reparateur.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Assistance-pechhulpoproep met lokalisering
** Afhankelijk van de geografische dekking van "Urgence-noodoproep met lokalisering"
en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken. Druk langer dan 2
seconden op
deze knop voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze knop meteen opnieuw in te drukken,
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.
Veiligheid

Page 95 of 308

93
U kunt de geolokalisatie opnieuw inschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.Wanneer u uw auto buiten het netwerk van
het merk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen en met name ter
verbetering van de telematicadiensten
behoudt de fabrikant zich het recht
voor om op elk willekeurig moment het
telematicasysteem in de auto te wijzigen.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Citroën Connect Box met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de internetsite voor uw land.Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-
de

noodremassistentie (BAS),
-
d

e antispinregeling (ASR),
-
d

e dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via
de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de
vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers
van de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting, automatisch in via de
remmen van een of meerdere wielen en het
motorkoppel om de auto voor zover mogelijk
weer in de juiste koers te brengen. Het systeem wordt geactiveerd als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde. Dit is voelbaar
door een afname van de benodigde
bedieningskracht en een toename van de
remeffectiviteit.
5
Veiligheid

Page 96 of 308

94
Het antiblokkeersysteem
(ABS) en de elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking blijft behouden. Rijd
wel voorzichtig en matig uw snelheid. Als deze verklikkerlampjes gaan
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, duidt
dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Zorg er bij ver vanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto zijn
gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal. Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Antispinregeling
(ASR)/Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen ASR (afhankelijk
van de uitvoering)
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,
...) kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
F
S
electeer in het menu Rijden/
Auto menu van het touchscreen
het tabblad " Rijfuncties" en
dan " Antispinregeling ".
of afhankelijk van de uitvoering, F
Z
et de knop "
Grip control" in
deze stand.
Het uitschakelen wordt bevestigd
door het branden van dit
verklikkerlampje in combinatie met
een melding alsmede het verlichten
van de toets (afhankelijk van de
uitvoering).
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de
werking van de motor en het remsysteem als
de auto uit de koers raakt.
Opnieuw inschakelen ASR
(afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
telkens wanneer u het contact aanzet of als een
snelheid van 50
km/h wordt bereikt.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u het systeem
handmatig weer inschakelen.
Veiligheid

Page 97 of 308

95
F Selecteer in het menu Rijden/Auto menu van het touchscreen
het tabblad " Rijfuncties" en
dan " Antispinregeling ".
of afhankelijk van de uitvoering, F

Z
et de knop " Grip control" in
deze stand.
Storing
Als dit verklikkerlampje brandt, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding, wijst dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats. ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's of te hard
rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen
leiden (regen, sneeuw, ijzel) wordt de
kans dat de wielen hun grip verliezen
groter. Het is voor uw veiligheid dus van
het grootste belang dat de systemen
altijd ingeschakeld zijn, zeker als de
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de fabrikant met
betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede van
de montageprocedures die door het
CITROËN-netwerk worden toegepast.
Voor een doeltreffende werking van deze
systemen onder winterse omstandigheden
is het noodzakelijk de auto te voorzien van
winterbanden voor en achter die er voor
zorgen dat de wegligging zo neutraal
mogelijk is.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Grip control
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling
voor betere tractie (grip) op ondergronden met
sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie optimaal en
zorgt er voor dat u ook onder omstandigheden
met weinig grip uw weg kunt ver volgen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden
ingetrapt om het systeem optimaal gebruik
te laten maken van het motor vermogen. De
elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de
stand selecteren die het meest geschikt is voor
de rijomstandigheden die u tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een
lampje branden ter bevestiging van uw keuze.
In combinatie met de Peak Mountain Snow
Flake vierseizoenenbanden biedt dit systeem
een optimaal compromis tussen veiligheid,
grip en tractie. Deze banden leveren zowel 's
zomers als 's winters uitstekende prestaties.
5
Veiligheid

Page 98 of 308

96
Normaal (ESP)
Dit is de stand voor situaties waarin weinig
wielslip optreedt, gebaseerd op de meest
voorkomende omstandigheden tijdens het
rijden.F

Z
et de draaiknop in deze
stand.
Telkens wanneer u het contact uitschakelt,
neemt het systeem automatisch deze
stand aan.
Sneeuw
In deze stand past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid
grip die elk voor wiel op dat moment heeft.
(regeling actief tot 80 km/h)
F

Z
et de draaiknop in deze
stand.
Off-road (modder, nat
gras,

...)
In deze stand wordt bij het wegrijden veel
wielslip toegestaan bij het wiel met de minste
grip, zodat de modder van de band wordt
ver wijderd en het wiel ver volgens weer grip
krijgt. Tegelijkertijd wordt zo veel mogelijk
koppel naar het wiel met de meeste grip
overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de
wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 50
km/h)
F

Z
et de draaiknop in deze
stand.
Zand
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen toegestaan, zodat
de auto vooruit komt en het risico van ingraven
wordt beperkt.
(regeling actief tot 120
km/h)
F

Z
et de draaiknop in deze
stand.
Activeer op zand geen andere standen
omdat de kans bestaat dat de auto vast
komt te zitten. U kunt het ASR-systeem
uitschakelen door de
draaiknop in de stand "
OFF"
te draaien.
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer
in op de werking van de motor en het
remsysteem als de auto uit de koers raakt.
Dit systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het
contact opnieuw wordt aangezet.
Rijadviezen
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor
het gebruik op verharde wegen, maar u
kunt er ook mee uit de voeten op minder
goed begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto,
en is niet ontworpen voor de volgende
omstandigheden:
- h et rijden op terreinen die de
onderzijde van de auto zouden kunnen
beschadigen of waarop onderdelen
(brandstofleiding, brandstofkoeler, ...)
geraakt zouden kunnen worden door
stenen of andere objecten,
-

h
et rijden op terrein met steile
hellingen en weinig grip,
-

h
et door waden van beekjes en
stroompjes, enz.
Veiligheid

Page 99 of 308

97
Hill Descent Assist
Hulpsysteem bij het afdalen van een helling op
onverhard wegdek (gravel, modder enz.) of bij
het afdalen van een steile helling.
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden van
de auto en de kans dat de auto te veel vaart
maakt tijdens het voorruit of achteruit afdalen.
Bij het afdalen van een helling assisteert dit
systeem de bestuurder, afhankelijk van de
ingeschakelde versnelling, bij het wegrijden
en constant houden van de snelheid door
geleidelijk de remdruk te verminderen.Het systeem werkt alleen bij hellingen van
meer dan 5%.
Het systeem kan worden gebruikt met de
versnellingsbak in de neutraalstand.
Het is echter raadzaam een voor de
wagensnelheid geschikte versnelling in te
schakelen om te voorkomen dat de motor
afslaat.
Bij een automatische transmissie kan het
systeem worden gebruikt als de stand N ,
D of R is geselecteerd.
Als het systeem in werking treedt,
wordt het Active Safety Brake-systeem
automatisch uitgeschakeld. Het systeem is niet langer beschikbaar
als de snelheid van de auto hoger is dan
50
km/h.
Werking
Inschakelen
Het systeem is standaard niet geselecteerd.
De status van het systeem wordt niet
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
De bestuurder kan het systeem bij draaiende
motor selecteren, bij stilstaande auto of tot een
snelheid van ongeveer 50
km/h.
F

S
nelheid lager dan 50 km/h:
houd deze toets ingedrukt tot
het lampje gaat branden om
het systeem te selecteren;
dit verklikkerlampje gaat
grijs branden op het
instrumentenpaneel.
Het systeem wordt actief bij een snelheid lager
dan 30
km/h. F

Z
odra de afdaling begint, kunt u het
gaspedaal en het rempedaal loslaten. Het
systeem regelt de snelheid:
Wanneer u stilstaat in een afdaling en u
het gaspedaal en het rempedaal loslaat,
vermindert het systeem de remdruk om de auto
geleidelijk in beweging te brengen.
De remlichten gaan automatisch branden als
het systeem in werking is.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan
30 km/h, wordt de regeling automatisch
onderbroken. Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt dan weer grijs,
maar het lampje van de toets blijft branden.
De regeling wordt automatisch her vat als de
wagensnelheid weer lager is dan 30
km/h en
aan de voor waarden met betrekking tot het
hellingspercentage en het loslaten van de
pedalen wordt voldaan.
U kunt op elk gewenst moment het gaspedaal
of het rempedaal weer intrappen. -

a
ls de 1e of 2e versnelling is
ingeschakeld, wordt de snelheid
verminderd en knippert het
verklikkerlampje snel,
- a ls de versnellingsbak in de
neutraalstand staat of het
koppelingspedaal is ingetrapt,
wordt de snelheid verminderd
en knippert het verklikkerlampje
langzaam. In dat geval is de
constante snelheid waarmee
wordt afgedaald lager.
5
Veiligheid

Page 100 of 308

98
Uitschakelen
Storing
Bij een storing in het systeem gaat
dit verklikkerlampje branden in
combinatie met een melding op het
instrumentenpaneel.
F Houd deze toets ingedrukt tot het lampje uitgaat; het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan 70
km/h,
wordt het systeem automatisch gedeactiveerd;
het lampje van de toets gaat uit.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners er voor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.
Vast maken
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F

C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F H oud de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.
Hoogteverstelling
F Knijp de knop A in en schuif deze in de gewenste stand om het bevestigingspunt in
hoogte te verstellen.
Veiligheid

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 310 next >