CITROEN C3 AIRCROSS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2019Pages: 308, PDF Size: 9.16 MB
Page 51 of 308

49
In het geval van een defect of
moeilijkheden bij het bewegen van het
kapje bij het openen en sluiten, moet u
dit laten controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om te voorkomen dat de achterklep
dichtvalt waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
Sluiten
F Trek de achterklep omlaag met behulp van een van de handgrepen aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing van de centrale vergrendeling de
achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen,
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
F
V
erplaats de nok naar links.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
-
b
ij draaiende motor
gaat
het verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een melding,
-
ti
jdens het rijden (snelheid
hoger dan 10
km/h) gaat
het verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
Centrale vergrendeling
Met deze functie kunnen de portieren en de
achterklep van binnenuit worden vergrendeld of
ontgrendeld.
Handbediening
Vergrendelen
Als één van de portieren is geopend,
werkt de centrale vergrendeling van
binnenuit niet.
F
D
ruk op deze knop om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat branden.
2
Toegang tot de auto
Page 52 of 308

50
Ontgrendelen
Bij vergrendeling/supervergrendeling
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of
de supervergrendeling is ingeschakeld,
knippert het rode lampje en is de knop
inactief.
F
A
ls de auto vergrendeld is, trek
dan aan de binnenportiergreep van
een van de portieren om de auto te
ontgrendelen.
F
A
ls de supervergrendeling is
ingeschakeld, moet u het Keyless entry
and start-systeem of de geïntegreerde
sleutel gebruiken om de auto te
ontgrendelen.
Automatisch
Deze functie, ook wel carjackbeveiliging
genoemd, vergrendelt de auto automatisch
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de carjackbeveiliging .
Carjackbeveiliging
Deze functie zorgt er voor dat de portieren
en de achterklep automatisch en gelijktijdig
worden vergrendeld vanaf een wagensnelheid
van 10
km/h.
Werking
U zult de vergrendeling horen
"terugspringen", en op het
instrumentenpaneel gaat dit
lampje branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
De automatische centrale vergrendeling werkt
niet als een van de portieren of de achterklep
is geopend.
Vervoer van lange of grote voorwerpen
Wanneer u wilt rijden met geopende
achterklep, dient u op de schakelaar van
de centrale vergrendeling te drukken om
de portieren te vergrendelen. Wanneer
u dit niet doet, hoort u elke keer dat u de
10
km/h overschrijdt de vergrendeling
'terugspringen', met de bijbehorende
bovenstaande waarschuwingen.
Wanneer u nogmaals op de schakelaar
van de centrale vergrendeling drukt, wordt
de auto weer ontgrendeld.
Bij snelheden boven 10
km/h is dit
ontgrendelen slechts tijdelijk.
Inschakelen/uitschakelen
U kunt de functie desgewenst permanent
inschakelen of uitschakelen.
F
D
ruk als het contact is aangezet op deze
knop tot er een geluidssignaal klinkt en er
een melding ter bevestiging verschijnt.
De status van de functie blijft nadat het contact
is afgezet opgeslagen in het geheugen.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot
het interieur voor de hulpdiensten
bemoeilijken.
In het geval van een ernstige aanrijding
worden de portieren en de achterklep
automatisch ontgrendeld.
Toegang tot de auto
Page 53 of 308

51
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak
en diefstal. Het bestaat uit de volgende typen
beveiliging:
- Uitwendige beveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.
- Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de auto
beweegt.
- Wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
veranderingen in de positie van de auto worden
waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de accu, de knop of de bedrading van de
sirene te saboteren of bij beschadiging
hiervan.
Raadpleeg voor alle werkzaamheden aan
het alarmsysteem het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
F Vergrendel de auto of schakel
de super vergrendeling in met de
afstandsbediening.
of
F
V
ergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met het "Keyless
entry and start"-systeem. Via een commando om de auto te vergrendelen
met de afstandsbediening of het "Keyless entry
and start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging
na 5
seconden geactiveerd en de interieur- en
wegsleepbeveiliging na 45
seconden.
Indien bijvoorbeeld een portier of de achterklep
niet goed is gesloten, wordt de auto niet
vergrendeld maar wordt de omtrekbeveiliging
na 45
seconden ingeschakeld, tegelijkertijd met
interieur- en wegsleepbeveiliging.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem is uitgeschakeld:
het verklikkerlampje is uit en de
richtingaanwijzers knipperen
gedurende ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30
seconden een
van de portieren of de achterklep niet is
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
F
Z
et het contact uit en verlaat de auto.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje van de knop knippert één keer
per seconde en de richtingaanwijzers gaan
gedurende ongeveer 2
seconden branden.
2
Toegang tot de auto
Page 54 of 308

52
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto achterblijft,
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt ver voerd.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen tien seconden op de knop tot het
verklikkerlampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het lampje van de toets gaat uit.
F
S
chakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het lampje van de knop knippert weer één keer
per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden.
De omtrek- en wegsleepbeveiliging blijven
actief totdat het alarm voor de tiende keer wordt
geactiveerd.
Als het lampje van de knop snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing van de afstandsbediening
Doe het volgende om de beveiligingsfuncties
uit te schakelen:
F
O
ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier,
F
O
pen het portier; het alarm gaat af,
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop blijft branden,
duidt dit op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Toegang tot de auto
Page 55 of 308

53
Panoramisch schuifdak
Het schuifdak en het zonnescherm kunnen
met de schakelaars op de dakconsole worden
geopend en gesloten.
A.Schakelaar van het zonnescherm.
B. Schakelaar van het schuifdak.
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of vervoerde
lading de beweging van het dak niet kunnen
hinderen.
Leg geen zware voor werpen op het vaste
en beweegbare deel van het schuifdak.
Werkingsprincipes
Bij het volledig openen van het schuif-/kanteldak
gaat het beweegbare deel van het glas eerst iets
omhoog en schuift het ver volgens over het vaste
deel.
Elke tussenstand is mogelijk. De bedieningsknoppen van het schuifdak en
zonnescherm kunnen worden gebruikt:
-
b
ij aangezet contact, als de acculading
voldoende is;
-
a
ls de motor draait;
-
i
n de STOP-modus van het Stop & Start-
systeem;
-
b
innen 45 seconden nadat het contact uit is
gezet;
-
t
ot 45 seconden na het vergrendelen van de
auto.
Voor het bedienen van de knoppen van het
schuifdak en zonnescherm moet u controleren
of de beweging niet door voor werpen of
personen kan worden belemmerd.
Schuifdak openen en sluiten
Openen
Als het dak verder is geopend dan de
opengekantelde stand:
F
d
ruk om het dak volledig te openen kort op
het achterste deel van de schakelaar B ,
zonder het zware punt te passeren.
Als het dak gedeeltelijk of volledig gesloten is:
F
d
ruk om het dak volledig te openen kort op
het achterste deel van de schakelaar B , tot
voorbij het zware punt.
Als u nogmaals op deze schakelaar drukt,
wordt de beweging onderbroken.
F
H
oud het achterste deel van de
schakelaar
B ingedrukt, zonder het zware
punt te passeren: het dak gaat open en
stopt als u de schakelaar loslaat.
Als het schuifdak door regen of het
wassen van de auto nat is geworden,
wacht dan tot het volledig droog is
alvorens het dak te bedienen.
Open het schuifdak niet als het met
sneeuw of ijs is bedekt – Kans op
beschadiging!
Gebruik alleen kunststof werktuigen om
het schuifdak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Steek tijdens het rijden niet uw hoofd of
armen uit het geopende dak – Kans op
ernstig letsel!Bij het openen van het schuifdak wordt
automatisch ook het zonnescherm geopend. Het
is echter mogelijk om het zonnescherm open te
laten als het schuifdak wordt gesloten.
Als het dak volledig gesloten
of gedeeltelijk opengekanteld
is:
F
d
ruk om het dak volledig
te openen kort op het
achterste deel van de
schakelaar B , zonder het
zware punt te passeren.
2
Toegang tot de auto
Page 56 of 308

54
Sluiten
Als het dak gedeeltelijk of
volledig geopend is:
F
d
ruk om het dak volledig
te sluiten kort op het
voorste deel van de
schakelaar B , tot voorbij
het zware punt.
Als u nogmaals op deze
schakelaar drukt, wordt de
beweging onderbroken.
Als het dak gedeeltelijk of volledig geopend is:
F
d
ruk om het dak te sluiten tot de volledig
opengekantelde stand kort op het voorste
deel van de schakelaar B , zonder het zware
punt te passeren.
F
d
ruk om het dak volledig te sluiten
nogmaals op het voorste deel van de
schakelaar B .
Als het dak gedeeltelijk of volledig is
opengekanteld:
F
d
ruk om het dak volledig te sluiten kort
op het voorste deel van de schakelaar B ,
zonder het zware punt te passeren.
F
H
oud het voorste deel van de schakelaar
B ingedrukt, zonder het zware punt te
passeren: het dak sluit en stopt als u de
schakelaar loslaat. Laat de auto nooit achter met geopend
schuifdak.
Antiklemvoorziening
Als het dak tijdens het sluiten op een obstakel
stuit, wordt de beweging automatisch
omgekeerd.
De antiklemvoorziening werkt doeltreffend tot
een snelheid van 120
km/h.
Resetten
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu, bij een storing van het schuifdak of bij het
schokkerig bewegen er van, moet het schuifdak
worden gereset:
F
d
ruk op het achterste deel van de schakelaar
B tot het schuifdak volledig is geopend,
F
h
oud het achterste deel van de schakelaar B
gedurende ten minste 3
seconden ingedrukt.
Controleer geregeld de staat van de
rubbers van het schuifdak (aanwezigheid
van vuil, dode bladeren, enz.).
Zorg er bij het wassen van de auto in een
wasstraat of met een hogedrukreiniger voor
dat het dak volledig is gesloten en houd de
spuitmond van de hogedrukreiniger altijd op
meer dan 30 cm van de rubbers.
Openen en sluiten van het
zonnescherm
Het sluiten van het zonnescherm is afhankelijk
van de stand van het schuifdak: het scherm
kan slechts tot het voorste gedeelte van het
beweegbare deel van het dak worden gesloten.
Openen
F Druk op het achterste deel van de schakelaar A,
t
ot voorbij het zware punt;
het zonnescherm wordt
volledig geopend.
Als u nogmaals op deze
schakelaar drukt, wordt de
beweging onderbroken.
F
H
oud het achterste deel van de schakelaar
A ingedrukt, zonder het zware punt te
passeren: het zonnescherm opent en stopt
als u de schakelaar loslaat.
Sluiten
F Druk op het voorste deel van de schakelaar A , tot
voorbij het zware punt;
het zonnescherm wordt
volledig gesloten.
Als u nogmaals op deze
schakelaar drukt, wordt de
beweging onderbroken.
Toegang tot de auto
Page 57 of 308

55
F Houd het voorste deel van de schakelaar A ingedrukt, zonder het zware punt te
passeren; het zonnescherm sluit en stopt
als u de schakelaar loslaat.
Antiklemvoorziening
Als het zonnescherm tijdens het sluiten op een
obstakel stuit, wordt de beweging automatisch
omgekeerd.
Resetten
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu, bij een storing van het zonnescherm of
bij het schokkerig bewegen er van, moet het
scherm worden gereset:
F
d
ruk op het achterste deel van de
schakelaar A tot het scherm volledig is
geopend,
F
h
oud het achterste deel van de schakelaar
A gedurende ten minste 3
seconden
ingedrukt.
Als tijdens het gelijktijdig sluiten van
het schuifdak en het zonnescherm, het
zonnescherm het dak dreigt in te halen,
houdt het scherm op te bewegen tot het
schuifdak volledig is gesloten. Laat, zelfs als u de auto slechts voor een
korte tijd verlaat, de elektronische sleutel
nooit in de auto achter.
Als er iets klem komt te zitten tijdens
de bediening van het schuifdak of het
zonnescherm, moet u de beweging er van
omdraaien door op de desbetreffende
schakelaar te drukken.
De bestuurder moet zich er van
vergewissen dat de passagiers het
schuifdak en het zonnescherm correct
bedienen.
Let vooral op kinderen tijdens het
bedienen van het schuifdak of het
zonnescherm.
Elektrisch bedienbare ruiten
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
van de elektrisch
bedienbare ruiten vóór
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de
ruit volledig. Druk opnieuw op de schakelaar
om het openen of sluiten te stoppen.
Druk opnieuw op de schakelaar om het
openen of sluiten te stoppen.
Na die tijd kunnen de ruiten niet meer
worden bediend. Zet het contact aan om
de ruiten weer te kunnen bedienen.
1. Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
3. Rechtsachter (afhankelijk van de
uitvoering). 4.
Linksachter (afhankelijk van de uitvoering).
5. Uitschakelen van de bedieningsknoppen
van de elektrische achterruiten (afhankelijk
van de uitvoering).
2
Toegang tot de auto
Page 58 of 308

56
Antiklemvoorziening van de
elektrisch bedienbare ruiten vóór
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet automatisch wil sluiten, druk
dan op de schakelaar om de ruit helemaal
te openen en trek ver volgens de schakelaar
omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Houd
de schakelaar na het sluiten nog ongeveer
1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Blokkering van de
ruitbediening achterin
(afhankelijk van de uitvoering)
Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op
de schakelaar 5 om de ruitbediening achterin,
ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.
Als het lampje brandt, zijn de bedieningsknoppen
achterin geblokkeerd. Wanneer het lampje uit is,
kunnen de ruitbedieningsschakelaars achterin
worden bediend.
Resetten van de
ruitbediening vóór
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
antiklemvoorziening worden gereset.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld:
-
l
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal bij iedere druk op
de knop een paar centimeter hoger komen.
Herhaal deze procedure totdat de ruit
volledig dicht is,
-
e
n houd de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vast.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze er van
verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Let er goed op dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen
bezeren.
Toegang tot de auto
Page 59 of 308

57
Vo or stoelen
Voer het verstellen van
de bestuurdersstoel uit
veiligheidsoverwegingen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om te profiteren
van de ergonomie van de cockpit uw zitpositie
af in de volgende volgorde:
-
d
e hoogte van de hoofdsteun,
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e positie in lengterichting van de stoel,
-
d
e hoogte en diepte van het stuur wiel,
-
d
e buitenspiegels en binnenspiegel.
Controleer ver volgens of u vanuit uw
zitpositie een goed zicht hebt op het
instrumentenpaneel.
Instellingen
Lengterichting
F Trek de beugel A omhoog en schuif de stoel in de gewenste stand.
Hoek rugleuning
bestuurdersstoel
F Draai aan de knop B om de rugleuning te verstellen.
3
Ergonomie en comfort
Page 60 of 308

58
Hoogte
(alleen bestuurdersstoel)
F Trek de hendel C omhoog of duw hem omlaag tot de gewenste stand van de
hoogteverstelling van de stoel bereikt is.
Hoek rugleuning passagiersstoel
F Draai aan knop B of trek aan B om de rugleuning te verstellen.
Laat de hendel los zodra de rugleuning in de
gewenste stand staat.
Houd tijdens het instellen de rugleuning
tegen met uw rug of hand om te
voorkomen dat de rugleuning plotseling
naar voren kantelt en u raakt wanneer u
de hendel beweegt.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de
stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de
stoel als grote voor werpen op de vloer
achter de stoel zijn geplaatst.
Tafelstand rugleuning
passagiersstoel
Controleer of er geen voor werpen boven
of onder de stoel de beweging van de
stoel kunnen hinderen.
F
Z
et de hoofdsteunen in de lage stand.
F
T
rek de hendel B op de achter naar voren
en kantel de rugleuning naar voren.
Om de stoel in de normale stand terug te zetten
beweegt u de rugleuning naar achteren tot hij in
zijn oorspronkelijke stand staat.
Met de rugleuning en de achterbank
neergeklapt kunt u lange voor werpen
vervoeren.
Ergonomie en comfort