CITROEN C3 AIRCROSS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2019Pages: 308, PDF Size: 9.16 MB
Page 131 of 308

129
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan naast de pijl ook
de geadviseerde versnelling worden
weergegeven.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat ter wijl u het
rempedaal intrapt,
-
al
s aan bepaalde hellingcondities wordt
voldaan,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
u Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek dan de parkeerrem
met de hand aan. Controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel permanent brandt. De functie Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto stil te
zetten, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt deze even
op zijn plaats gehouden als u het rempedaal loslaat
en:
Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak:
als de eerste versnelling is ingeschakeld of als de
versnellingsbak in de neutraalstand staat.
Bij een auto met een automatische transmissie: als de
stand D of M is geselecteerd.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in het systeem gaat dit
verklikkerlampje branden en wordt een melding
weergegeven. Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om de
systemen te laten controleren.
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u weer
weg wilt rijden.
Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een
lager brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
6
Rijden
Page 132 of 308

130
Overgang naar de STOP-
stand
Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
gaat branden en de motor wordt automatisch
in de STOP-stand gezet.
- bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak , wanneer u bij stilstaande
auto de versnellingshendel in de
neutraalstand zet en het koppelingspedaal
loslaat,
-
A
ls u, bij een automatische transmissie ,
bij stilstaande auto het rempedaal intrapt of
de selectiehendel in de stand N zet.
Teller van het Stop & Star t-
systeem.
(minuten/seconden of uren/minuten)
Voor uw comfort tijdens
parkeermanoeuvres zal de STOP-stand
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling niet werken.
Het Stop & Start-systeem heeft geen
invloed op andere componenten, zoals de
remmen en de stuurbekrachtiging; deze
blijven normaal functioneren. Tank nooit als de motor in de STOP-stand
is gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af met de knop "START/STOP".
Als uw auto met dit systeem is uitgerust,
registreert een teller hoelang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact
aanzet weer op nul gezet.Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- d e auto op een steile helling staat
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he
t bestuurdersportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is vastgemaakt,
-
d
e auto sinds de laatste start niet sneller
dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dit niet
toelaat,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, airconditioning...) die
regeling van het systeem vereisen.
Overgang naar de START-
stand
Dit verklikkerlampje gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart:
-
a
ls u, bij een handgeschakelde
versnellingsbak, het koppelingspedaal
volledig intrapt,
-
B
ij een automatische transmissie:
•
a
ls u, met de selectiehendel in de stand
D of M , het rempedaal loslaat,
•
o
f als u, met de selectiehendel in de
stand N en het rempedaal losgelaten, de
selectiehendel in de stand D of M zet,
•
o
f wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
Bijzonderheden: START wordt
automatisch geactiveerd
Uit veiligheids- of comfortover wegingen wordt
de START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
-
s
neller wordt gereden dan 3 km/h,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, airconditioning...)
die regeling van het systeem of de auto
vereisen.
Dit verklikkerlampje knippert een
paar seconden en gaat dan uit.
Dit is volkomen normaal.
Rijden
Page 133 of 308

131
Uitschakelen/weer inschakelen
Dit verklikkerlampje knippert een
paar seconden en gaat dan uit.
Dit is volkomen normaal.
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in het interieur op peil te
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet in de STOP-stand,
wordt hij onmiddellijk weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch
weer ingeschakeld als het contact wordt
aangezet.
Met/zonder audiosysteem
F Druk op deze toets.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het
branden van het lampje van de toets en de
weergave van een melding. Druk nogmaals op deze toets om de functie
weer in te schakelen.
Het lampje van de toets gaat uit en er wordt
een melding weergegeven.
Met touchscreen
F Selecteer in het menu Rijden/
Auto het tabblad " Rijfuncties"
en daarna " Stop & Star t ".
Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te
voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen , met name over het
rijden op overstroomde wegen. Als er in de STOP-stand een storing optreedt,
kan de motor afslaan.
Alle verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden.
In dat geval moet u het contact uitzetten en de
motor opnieuw starten.
Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12V-accu.
Laat werkzaamheden aan dit type accu
alleen door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu .
Storing
Bij een storing in het systeem knippert het
lampje van de toets enige tijd en gaat het
vervolgens permanent branden.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
6
Rijden
Page 134 of 308

132
Head-up-display
Systeem dat bepaalde informatie op een getint
scherm projecteert, in het directe gezichtsveld
van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet
van de weg hoeft af te wenden.
Informatie op het head-up
display
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer:
A.De rijsnelheid.
B. De informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer.
C. Indien uw auto met deze systemen
is uitgerust: informatie van de
autom. noodremassistentie en het
navigatiesysteem.
D. Indien uw auto met dit systeem
is uitgerust: informatie van de
snelheidsbegrenzer. Raadpleeg voor meer informatie over het
navigatiesysteem
de rubriek "Audio en
datacommunicatie ".
Toetsen
1.Aan.
2. Uit (lang indrukken).
3. Instellen van de lichtsterkte.
4. Instellen weergavehoogte.
F
D
ruk bij draaiende motor op de toets 1 om
het systeem in te schakelen en het scherm
uit te klappen.
Hoogteverstelling
F Stel het display bij draaiende motor op de gewenste hoogte af met de toetsen 4 :
-
o
mhoog om het display hoger af te
stellen,
-
o
mlaag om het display lager af te stellen.
Helderheid instellen
F Stel bij een draaiende motor de helderheid van het informatiedisplay in met toets 3 :
-
"
zon" om de lichtsterkte te verhogen,
-
"
maan" om de lichtsterkte te verlagen.Inschakelen/uitschakelen
F Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem uit te schakelen en het scherm in te klappen.
De ingeschakelde/uitgeschakelde status van
het head-up display blijft behouden als de motor
opnieuw wordt gestart.
Rijden
Page 135 of 308

133
Leg nooit voorwerpen rondom het scherm
(of in de uitsparing) zodat het uitklappen
en de goede werking van het scherm niet
verhinderd worden.
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, ...)
kan de informatie op het head-up display
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen
van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
microvezeldoekje) om het projectiescherm
te reinigen. Gebruik nooit een droge doek,
een schuurspons, of een schoonmaak-
of oplosmiddel om te voorkomen dat er
krassen ontstaan op het scherm of de
anti-reflecterende laag beschadigd raakt.
Dit systeem werkt bij draaiende motor en
de instellingen worden opgeslagen bij het
afzetten van het contact.Snelheden opslaan
Via deze functie kunnen snelheidsinstellingen
worden opgeslagen die vervolgens worden
gebruikt ter configuratie van twee systemen:
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
U kunt maximaal zes snelheidsinstellingen in
het systeem opslaan voor iedere voorziening.
De standaard snelheidsinstellingen zijn reeds
opgeslagen.Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
Deze functie is toegankelijk via
het menu Rijden/Auto van het
touchscreen. F
S
electeer het tabblad "
Rijfuncties".
F
Sel
ecteer de functie "
Instelling
snelheden ".
F
S
electeer het tabblad "
Begrenzer" of
" Regelaar " afhankelijk van de functie
waar voor u nieuwe snelheden wilt opslaan.
F
Sel
ecteer de ingestelde snelheid die u wilt
wijzigen.
F
V
oer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig.
F
B
evestig het opslaan van de wijzigingen en
sluit het menu af.
6
Rijden
Page 136 of 308

134
To e t s " M E M "
Zie de desbetreffende rubrieken voor meer
informatie over de snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar .
Met deze toets kunt u een opgeslagen snelheid
selecteren om deze te gebruiken voor de
snelheidsbegrenzer of de programmeerbare
snelheidsregelaar.
Snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviesfunctie
De eenheden voor de snelheidslimieten
(mph of km/h) hangen af van het land
waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u rijdt; anders
werkt het systeem niet correct.
Het snelheidslimietherkenningssysteem
is een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven
de weg hebben altijd prioriteit boven
de door het systeem weergegeven
snelheidslimieten.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van het
voertuig aanpassen aan het weer en het
verkeer.
Het is mogelijk dat het systeem de
snelheidslimiet niet weergeeft wanneer
binnen een vooraf ingestelde periode geen
snelheidslimietbord wordt gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden.
Voor een correcte werking van het
systeem: reinig regelmatig het gebied vóór
de camera.
De binnenkant van de voorruit kan ook
rondom de camera beslagen worden. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Werkingsprincipes
Met dit systeem kan de door de camera
gedetecteerde snelheidslimiet worden
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Het systeem maakt tevens gebruik van
informatie over snelheidslimieten uit de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Met dit systeem kan de door de camera
gedetecteerde snelheidslimiet worden
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor
vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De weergave van de snelheidslimiet in het
instrumentenpaneel wordt bijgewerkt als u een
snelheidslimietbord bedoeld voor auto's (lichte
motorvoertuigen) passeert.
Rijden
Page 137 of 308

135
Om er zeker van te zijn dat de informatie
over snelheidslimieten afkomstig van
het navigatiesysteem actueel is, dienen
de kaartgegevens geregeld te worden
geüpdatet.
Weergave op het instrumentenpaneel
Head-up display
1.Weergave van de snelheidslimiet.
Weergave van de snelheid
Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt
geen informatie over de snelheidslimiet.
Zodra er informatie over de snelheidslimiet
wordt ontvangen, geeft het systeem de waarde
w e e r.
De bestuurder kan, als hij dat wil, zijn snelheid
aanpassen op basis van de door het systeem
geleverde gegevens.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Zonder audiosysteem
F In het menu " RIJHULP" op het display
van het instrumentenpaneel, inschakelen/
uitschakelen " ADVIESSNELH ".
(snelheidslimietherkenning).
Met audiosysteem
F Activeer of deactiveer in het menu " Persoonlijke instelling
– configuratie " de functie
" Snelheidsadviezen ".
Op het touchscreen
F Selecteer in het Rijden/
Auto menu het tabblad
" Voertuiginstellingen " en
dan " Beveiliging " en activeer/
deactiveer " Weergave van de
adviessnelheid. ".
Weergave van de informatie
De informatie met betrekking tot de
snelheidslimietherkenning wordt weergegeven
na de gegevens van de boordcomputer op het
LCD-instrumentenpaneel.
Om deze informatie weer te geven:
F
D
ruk op deze knop aan het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar .
6
Rijden
Page 138 of 308

136
Grenzen van het systeem
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen
van kracht kunnen zijn:
-
s
lecht weer (regen, sneeuw),
-
luchtvervuiling,
-
t
rekken van een aanhanger, caravan,
-
r
ijden met een noodreser vewiel of
sneeuwkettingen,
-
r
ijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
b
eginnende bestuurders enz.
F
O
f druk op de rolknop op het stuurwiel
(volgens uitvoering).
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, regen, mist),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
Opslaan van de ingestelde
snelheid
Deze geheugenfunctie vormt een
aanvulling op de weergave van de
Snelheidslimietherkenning .
Zie de desbetreffende rubrieken
voor meer informatie over de
snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar .
Stuurkolomschakelaars
Weergave op het instrumentenpaneel
Head-up-display
De bestuurder kan er voor kiezen de ingestelde
snelheid af te stemmen op de voorgestelde
snelheidslimiet door op de knop te drukken
voor het opslaan van de waarde voor de
snelheidsbegrenzer en de snelheidsregelaar.
Deze snelheid ver vangt dan de ingestelde
snelheid voor de snelheidsbegrenzer en/of de
snelheidsregelaar. 1.
Selecteren van de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar.
2. Opslaan van de ingestelde snelheid.
-
s
toring van de camera,
-
v
erouderde of onjuiste kaartgegevens,
-
a
fgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
s
nelheidslimietborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of ver vormd zijn.
Rijden
Page 139 of 308

137
Opslaan van de snelheid
3.Weergave van de snelheidslimiet.
4. Opslaan van de snelheid.
5. Actuele rijsnelheid.
6. Actuele ingestelde snelheid.
F
S
chakel de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Als er een verschil van minder dan
10
km/h is tussen de snelheidsinstelling
en de door het herkenningssysteem
weergegeven snelheid, dan wordt het
MEM -symbool niet weergegeven.
Als een verkeersbord wordt gedetecteerd, toont
het systeem de snelheidslimiet en een melding
waarin u wordt gevraagd of u deze limiet als
nieuwe ingestelde snelheid wenst op te slaan.
De letters "
MEM" knipperen enkele seconden
op het display. F
Druk eerst op deze toets om de
voorgestelde snelheidslimiet te
kunnen opslaan.
Via een bericht wordt u gevraagd een tweede
keer op de toets te drukken om uw verzoek te
bevestigen.
F
Druk nogmaals op deze toets
om deze nieuwe ingestelde
snelheid te bevestigen en op te
slaan.
Het display keert na enige tijd terug naar de
vorige weergave.
Snelheidsbegrenzer
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
maximumsnelheid overschrijdt. De ingestelde snelheid moet minimaal 30
km/h
bedragen.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
De snelheidsbegrenzer is niet meer dan
een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat
de snelheidslimiet altijd gerespecteerd
moet worden en dat de bestuurder altijd
waakzaam moet blijven.
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2. Verlagen van de ingestelde snelheid.
3. Verhogen van de ingestelde snelheid.
4. Inschakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzer.
5.
Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de opgeslagen snelheden of
programmeren van de door de
snelheidslimietherkenning weergegeven
snelheid.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig
worden ingeschakeld .
6
Rijden
Page 140 of 308

138
Weergave op het display
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken
voor meer informatie over het opslaan van
snelheden of de snelheidslimietherkenning .
Head-up-display
8.Ingestelde snelheid.
9. De door de snelheidslimietherkenning
weergegeven snelheid.
Inschakelen
F Als de ingestelde snelheid (laatste in het
systeem opgeslagen snelheid) de door u
gewenste snelheidslimiet is, druk dan op
de toets 4 om de snelheidsbegrenzer in te
schakelen.
F
D
raai de knop 1 in de stand LIMIT: de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk nogmaals op de toets 4 om de werking
van de functie tijdelijk te onderbreken
(Pause).
Instellen van de snelheidslimiet
(ingestelde snelheid)
Wijzigen van de ingestelde snelheidslimiet:
F i n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op de toets 2 of 3 ,
F
i
n stappen van +/- 5 km/h: blijf de toets 2 of
3 ingedrukt houden.
Wijzigen van de snelheidslimiet met behulp van
de opgeslagen snelheden via het touchscreen:
F
d
ruk op de toets 5 voor weergave van de
zes geprogrammeerde snelheden,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Deze snelheid wordt de nieuwe snelheidslimiet.
Wijzigen van de ingestelde snelheid van de
snelheidsbegrenzer op basis van de door
de snelheidslimietherkenning weergegeven
snelheid:
F
d
e snelheid die u kunt opslaan verschijnt op
het instrumentenpaneel,
F
d
ruk één keer op de toets 5 ; er verschijnt
een melding ter bevestiging van het verzoek
om de snelheid op te slaan.
F
D
ruk nogmaals op toets 5 om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
7. Snelheidsbegrenzer A AN/UIT.
Rijden