CITROEN C3 PICASSO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 131 of 290

9
Rijden
129

Weergave op het instrumentenpaneel


Standen van de selectiehendel
N.
Neutral (neutraalstand). R.Reverse (achteruitversnelling). 1 2 3 4 5 6. Versnellingen bij handmatigschakelen.
AUTO.
Gaat branden als u kiest voor
automatische bediening en gaat uit
als u kiest voor handbediening.
Starten van de auto
) Selecteer de stand N.)
Houd het rempedaal ingetrapt.
)
Start de motor.
Op het displa
y van hetinstrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding N.
) Selecteer de automatische bediening (stand A), de handbediening (stand AM) of
de achteruitversnelling (stand R).R) Zet de handrem vrij. )
Laat het rempedaal geleidelijk los.)
Geef gas.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTO
en 1, 1of R.


Automatische bediening
)
Selecteer de stand A.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding AUTOen de
ingeschakelde versnelling.
De versnellingsbak werkt automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:


- optimaal brandsto
fverbruik,

- rijstijl,

- profiel van de weg,

- belading van de auto.

Tr a p o m
flink te accelereren (bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre) het gaspedaal krachtig
in, tot voorbij het zware punt.
Tijdens het starten van de motor moethet rempedaal worden ingetrapt.

Selecteer tijdens het rijden nooit deneutraalstand N.
De aanduiding N
op het display knippertals u de motor probeer t te star ten zonder dat de selectiehendel in de stand Nstaat.
Als bij het starten van de motor hetrempedaal niet wordt ingetrapt,wordt een melding op het display weergegeven.


De stand kan op elk gewenst moment worden veranderd door de selectiehendel in de stand Aof juist in de stand AM
te zetten (al naar gelang welke stand is ingeschakeld).

Page 132 of 290

Rijden
130
) Selecteer de stand M. Selecteer de achteruitversnelling (stand R
) Ruitsluitend als de auto volledig stilstaat en de
voet op het rempedaal wordt
gehouden.)Selecteer de stand R.

Als bij stapvoets rijden de achteruitversnellingwordt geselecteerd, wordt deze pas
ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand
is gekomen.
Als op hogere snelheid de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, knippert het lampjeNen wordt automatisch de neutraalstandingeschakeld. Zet de selectiehendel weer
in de stand A of M
om een versnelling in te schakelen.

Tijdelijk zelf schakelen
U kunt tijdelijk zelf schakelen met de flippers "+"
et "-": als het motortoerental het toestaat,
wordt de gevraagde versnelling ingeschakeld.
Met deze functie kunt u anticiperen op bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een auto of een bocht in de weg.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op de automatische stand.
De in
geschakelde versnellingen
verschi
jnen achtereenvolgend op het
display van het instrumentenpaneel.

Het schakelen naar een andere versnelling is alleen mogelijk als het motortoerental dit
toestaat.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen
het
gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste versnelling
is geselecteerd op het moment dat u het gaspedaal weer intrapt.
Bij krachtig accelereren wordt de hoogste
versnelling niet ingeschakeld als de bestuurder
de selectiehendel of de flippers achter het stuur
niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens het rijden.
U kunt op elk gewenst moment van rijstandwisselen door de selectiehendel van destand Min de stand A
te zetten of andersom. A

Bij het inschakelen van de achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.


Handbediende stand
Achteruitversnelling

Page 133 of 290

9
Rijden
131

Stilzetten van de auto Storing
Als de aanduiding AUTO
bij het aanzetten
van het contact gaat knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing in de
versnellingsbak.
Laat dit zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Trek bij het parkeren altijd de handrem aan
om de auto volledig stil te zetten.

Selecteer wanneer u de auto met draaiende motor stilzet altijd deneutraalstand N.

Controleer voordat u werkzaamhedenonder de motorkap uitvoer t altijd of deselectiehendel in de neutraalstand Nstaat en de handrem is aangetrokken.
Voordat u de motor a
fzet, kunt u:


- de selectiehendel in de stand N
zetten om
de neutraalstand te selecteren,

of

- een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst.

Page 134 of 290

Rijden
132





Hill Start Assist
(bij de EGS
6-versnellingsbak)
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van hetrempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingetrapt,
- bij het samenvallen van een aantalhellingcondities,
- als het bestuurderspor tier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordtdeze even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:

- als bij de EGS-versnellingsbak de
automatische stand (stand A ) of de Ahandbediende stand (stand M) is
ingeschakeld.Als de auto ber
gafwaar ts stilstaat en deachteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.

Storing

Bij een storing in de Hill Start Assist gaan
deze controlelampjes branden. Raadpleeghet CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te latencontroleren.
Verlaat de auto niet in de korte periodedat u de Hill Start Assist gebruikt. Als u de auto verlaat terwijl de motor draait, gebruik dan de handrem en controleer of het controlelampje van dehandrem op het instrumentenpaneel blijft branden.


Werking

Page 135 of 290

9
Rijden
133








Stop & Start-systeem
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestar t(STA R T- s t a n d) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeur t direct, snel en stil.
Het Stop&Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens het wachten.

Werking


Overgang naar de STOP-stand
Het controlelampje "ECO"op het instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt in de STOP-stand gezet:


- als u,
bij een EGS 6-versnellingsbak,bij een snelheid lager dan 8 km/h het rempedaal intrapt of de selectiehendel inde stand N
zet.

Een teller telt de duur van demomenten dat de motor afgezet
is, op. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op
0 gezet.


Bijzonderheden: STOP-stand nietbeschikbaar

De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:


- het bestuurderportier geopend is,

- de autogordel van de bestuurder
losgemaakt is,

- de auto sinds de laatste start met de sleutelniet sneller dan 10 km/h heeft gereden,

- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,

- de voorruitontwaseming is ingeschakeld,

- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motor temperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...
).
Het controlelampje "ECO"knippert
een paar seconden en gaat
ver volgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem in de STOP-stand isgezet. Zet in dat geval altijd het contact af en neem de sleutel uit het contactslot.
Het systeem werkt de eerste10 seconden na het inschakelen van deachteruitversnelling niet. Als de motor door het systeem in deSTOP-stand wordt gezet, blijven alle andere componenten zoals de remmenen de stuurbekrachtiging normaalfunctioneren.

Page 136 of 290

Rijden
134
Overgang naar de START-stand
Het controlelampje "ECO"
gaat uit ende motor wordt automatisch gestart(EGS-versnellingsbak):
- met de selectiehendel in de stand A
of M ,
wanneer u het rempedaal loslaat,
- m
et de selectiehendel in de stand N
en hetrempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A
of Mzet,
- of wanneer u de achteruitversnellinginschakelt.


Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Uit veiligheids- of comfor tover wegingen kan
de START-stand automatisch wordengeactiveerd als:


- het bestuurderportier wordt geopend,

- de autogordel van de bestuurder wordt losgemaakt,

- de snelheid van de auto hoger is dan
11 k m
/h (EGS-versnellingsbak),

- er bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het controlelamp
je "ECO"
knippert
een paar seconden en gaat
ver volgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.

Uitschakelen

U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"inte drukken.
Het controlelampje in de schakelaar gaatbranden en er verschijnt een melding op het
display.

Als het systeem in de STOP-standwordt uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer gestart.

Page 137 of 290

9
Rijden
135
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat hetcontrolelampje in de schakelaar "ECO OFF"knipperen en ver volgens constant branden. Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de
STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat. Alle lampjes ophet instrumentenpaneel gaan dan branden. Zet in dat geval het contact af en start de auto dan
met behulp van de sleutel.


Onderhoud

Dit systeem heeft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een speciale accu(raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.

Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Star t-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wiltuitvoeren.


Het Stop & Star t-systeem maakt gebruikvan geavanceerde technologie. Laat eventuele werkzaamheden aan dit type accu uitvoeren door het CITROËN-netwerkof door een gekwalificeerde werkplaats.

Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF".

Het systeem is dan weer ingeschakeld; hetcontrolelampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contactopnieuw aanzet.



Inschakelen

Page 138 of 290

Rijden
136





Snelheidsbegrenzer
De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A.1. Knop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer 2. Toets voor het verlagen van deingestelde snelheid 3.Toets voor het verhogen van de
ingestelde snelheid 4. Toets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
De informatie van de snelheidsbe
grenzer
wordt weergegeven op het display van hetinstrumentenpaneel.
5. Snelheidsbegrenzer A AN/UIT
6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd
7. Ingestelde snelheid
Stuurkolomschakelaars
Weergave op het display
Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30 km/h te bedragen.
H
et uitschakelenvan de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het
gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal ver volgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De in
gestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in hetgeheugen.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijnaandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De snelheidsbe
grenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaalgeen effect.

Page 139 of 290

9
Rijden
137
Programmeren
)Draai de knop 1 in de stand"LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE).
Er kan een snelheid worden in
gesteldzonder de begrenzer in te schakelen.

Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet
verhoo
gd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbijhet zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat deingestelde snelheid op het display knipperen.

Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gaspedaal wordt losgelaten.


Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
)Draai de knop 1in de stand "0"
: de selectie van desnelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. Op het display
wordt weer de kilometerteller weer
gegeven.

Storing
In het geval van een storing in desnelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op
het display.
Laat het s
ysteem controleren door hetCITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
) Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3te drukken (bijv.: 90 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3:


- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden. )Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4
. )Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUS E). )Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4.


Bij een steile afdaling of bij het krachtigintrappen van het gaspedaal kan desnelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordtoverschreden. Om te voorkomen dat de pedalenblijven hangen:


- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- leg nooit meerdere matten op elkaar.

Page 140 of 290

Rijden
138
Met behulp van de snelheidsregelaar kan
de bestuurder met een ingestelde constantesnelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
De bedienin
g van de snelheidsregelaar is geïntegreerd in de hendel A . De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Stuurkolomschakelaars
Weergave op het display
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig. Om de snelheidsregelaar
te kunnen inschakelen, moet de ingesteldesnelheid minimaal 40 km/h bedragen en moet de vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Het uitschakelenvan de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen door activering van het
ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de in
gestelde snelheid tijdelijk wordenoverschreden.Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
Na het afzetten van het contact worden alleingestelde snelheden gewist.1
.Knop voor het selecteren van desnelheidsregelaar
2. Toets voor het programmeren van een snelheid en het verlagen van de ingestelde snelheid3.Toets voor het programmeren van een snelheid
en het verhogen van de ingestelde snelheid4.Toets voor het uitschakelen / hervatten vande snelheidsregeling
5. Snelheidsregelaar uitgeschakeld / ingeschakeld
6. Snelheidsregelaar geselecteerd
7. Ingestelde snelheid
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde desnelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.






Snelheidsregelaar

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 290 next >