CITROEN C4 CACTUS 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 181 of 328
179
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
F Plaats het voetstuk van de krik 2  op de 
grond en controleer of deze zich loodrecht 
onder het steunpunt A aan de voorzijde of 
het steunpunt B aan de achterzijde bevindt. 
Gebruik het steunpunt dat zich het dichtste 
bij het te verwisselen wiel bevindt. F
 V ouw de krik 2   uit tot de kop van de krik tegen het steunpunt A of B aan komt: het steunpunt A 
of B moet goed in het centrale gedeelte van de kop van de krik steken.
F
  k
r
 ik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) 
reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. 
o
p e
 en gladde of zachte ondergrond kan de krik 
wegschuiven of wegzakken: kans op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en controleer of het 
contactvlak van het steunpunt correct in de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan de auto 
beschadigd raken en/of de krik wegzakken: kans op letsel!
9 
Praktische informatie  
Page 182 of 328
180
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
Monteren van het wiel
Bevestiging van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van 
lichtmetalen velgen is het normaal dat 
bij het monteren van het reservewiel de 
ringen van de bouten de velg niet raken. 
Als de bouten volledig zijn aangedraaid, 
zorgt het conische draagvlak van de 
bouten voor de bevestiging van het 
reservewiel.
Na het verwisselen van het wiel
Laat zo snel mogelijk het 
aanhaalmoment van de wielbouten en 
de bandenspanning van het reservewiel 
controleren door het CI
t
ro
Ën-
 netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk 
repareren en verwissel hem met het 
reservewiel.
F
 
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een 
schone plaats weg.
F
 V
erwijder het wiel. 
Praktische informatie  
Page 183 of 328
181
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
Procedure
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de wielbouten met de hand vast.
F
 
D
 raai de wielbouten enigszins vast met 
alleen de wielsleutel 1 . F
 L aat de krik zakken.
F  V ouw de krik 2   op en verwijder hem.F
 D raai de wielbouten uitsluitend vast met de 
wielsleutel 1 .
F
  b evestig de sierdop(pen) (volgens 
uitvoering).
9 
Praktische informatie  
Page 184 of 328
182
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
sneeuwkettingen
onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de 
auto.Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn 
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af 
fabriek gemonteerde  banden Maximale afmeting 
van de schakels
195/65
 r1
59
  mm
205/55
 r1
6
205/50
 r1
7sneeuwkettingen niet 
mogelijk
ne
em voor meer informatie over 
sneeuwkettingen contact op met het 
CI
t
ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet  monteren, zet de auto dan langs de kant 
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
  t
r
 ek de handrem aan en plaats eventueel 
wielblokken voor of achter de wielen om te 
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
 
M
 onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij 
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
  r
i
 jd langzaam weg en rijd een klein stukje 
met een snelheid van maximaal 50
  km/h.
F
 
Z
 et de auto stil en controleer of de 
kettingen correct gespannen zijn.
Houd u altijd aan de ter plekke 
geldende regelgeving over het gebruik 
van sneeuwkettingen en de maximaal 
toegestane snelheid.
ui
tsluitend de voor wielen mogen van 
sneeuwkettingen worden voorzien. ee
n noodreservewiel mag niet worden 
voorzien van een sneeuwketting.
ri
jd niet met sneeuwkettingen op een 
sneeuwvrij gemaakte weg om schade 
aan de banden en het wegdek te 
voorkomen. Als uw auto is voorzien van 
lichtmetalen velgen, controleer dan of 
de ketting en de bevestigingen de velg 
niet raken.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek 
het monteren van de sneeuwkettingen 
te oefenen; doe dit op een vlakke en 
droge ondergrond. 
Praktische informatie  
Page 185 of 328
183
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
een lamp vervangen
Verlichting vóór
1. Dagrijverlichting / parkeerlicht (LED).
2. Dimlicht (H7).
3.
 G
rootlicht (H1).
4.
 R
ichtingaanwijzers (PY21W).
5.
 M
istlampen (PS24W).
ond
 er bepaalde weersomstandigheden 
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich 
een laagje condens aan de binnenzijde 
van de koplampen en de achterlichten 
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na 
het ontsteken van de koplampen. De koplampunits zijn voorzien van glas 
van polycarbonaat met een speciale 
vernislaag:
F  
r
 einig de koplampen nooit met 
een droge of schurende doek en 
gebruik geen oplosmiddelen,
F  
g
 ebruik een spons met zeepwater 
of een pH-neutraal product,
F  
w
 anneer u met een 
hogedrukreiniger hardnekkig vuil 
probeert te verwijderen, houd 
de straal dan nooit langdurig op 
de koplampen, de achterlichten 
en de randen ervan gericht, om 
beschadiging van de vernislaag en 
de afdichtrubbers te voorkomen.
bi
j het vervangen van lampen moet de 
verlichting minstens enkele minuten 
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige 
verbranding).
F
  r
a
 ak de lamp niet met de vingers 
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
In verband met het behoud van de kwaliteit 
van de koplampen mogen uitsluitend anti-
uV
-lampen worden gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd 
door een nieuwe lamp met dezelfde 
specificaties.
9 
Praktische informatie  
Page 186 of 328
184
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
Dagrijverlichting / parkeerlicht 
(LED)
neem voor het vervangen van LeD-lampen 
(light-emitting diodes) contact op met het 
CI
t
ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. F
  ne em de stekker van de lamp los.
F
 
V
 erwijder de lamp en vervang hem.
Dimlicht
F  trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
 
H
 oud de stekker en de lamphouder vast, 
beweeg het geheel omhoog en maak het 
los.
F
 
H
 aal de stekker met de lamphouder naar 
buiten. Voer het monteren uit in de omgekeerde 
volgorde; richt daarbij de pasnok van de 
lamp naar boven
. 
Praktische informatie  
Page 187 of 328
185
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
Grootlicht
F  trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
  n
e
 em de stekker van de lamp los 
(verwijder de eronder geplaatste 
massastekker niet).
F
 
D
 ruk op de veer en beweeg deze richting 
het midden van de auto om de lamp los te 
kunnen maken.
F
 
V
 erwijder de lamp en vervang hem.
Richtingaanwijzers
De amberkleurige lampen, zoals die 
van de richtingaanwijzers, moeten 
worden vervangen door lampen met 
dezelfde kleur en specificaties.
Wanneer het verklikkerlampje van de 
richtingaanwijzer (rechts of links) met 
een hogere frequentie dan normaal 
knippert, duidt dit op een defecte lamp 
aan de desbetreffende zijde.
F
 
D
raai de lamphouder een achtste 
omwenteling linksom en verwijder hem.
F
 
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde 
volgorde. Verricht voor het monteren van de lamp deze 
handelingen in de omgekeerde volgorde.
9 
Praktische informatie  
Page 188 of 328
186
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
Mistlampen
Voor het vervangen van deze lampen kunt 
u ook terecht bij het CItroËn- netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
F
 D
raai onder de voorbumper de drie 
bevestigingsbouten van de spatplaat los.
F
  b
e
weeg de spatplaat opzij om bij de 
mistlamp te kunnen komen.
F
 
M
aak de stekker van de lamphouder 
los door op de borglip te drukken. Deze 
bevindt zich in het bovenste gedeelte. F
 V
er wijder de lamphouder door de twee 
klemmen (boven en onder) met duim en 
wijsvinger samen te drukken.
F
 
V
ervang de unit (lamphouder en lamp).
Voer het monteren uit in de omgekeerde 
volgorde. 
Praktische informatie  
Page 189 of 328
187
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
Zijknipperlichten
F Druk met een schroevendraaier tegen de zijkant van het zijknipperlicht.
F
 
W
 ip het zijknipperlicht met de 
schroevendraaier los.
F
  n
e
 em de stekker van het zijknipperlicht los.
F
 
V
 ervang het zijknipperlicht.
ee
n nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar bij 
het CI
t
ro
Ën-
 netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. Voer het monteren uit in de omgekeerde 
volgorde.Demonteren:
-
 
l
 et erop dat u bij het demonteren 
met de schroevendraaier niet de lak 
van de auto beschadigt,
-
 
l
 aat niet de draad en de stekker 
aan de binnenkant van het scherm 
vallen. Voor vragen over het demonteren kunt 
u contact opnemen met het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
9 
Praktische informatie  
Page 190 of 328
188
C4-cactus_nl_Chap09_info-pratiques_ed02-2014
1. Parkeerlicht (W5W).
2. Remlicht (P21W).
3.
 R
ichtingaanwijzers (PY21W).
4.
 Mi
stachterlicht of achteruitrijlicht 
(P21W ).
Achterlichten
Lampen vervangen
Voer het monteren uit in de omgekeerde 
volgorde. F   b
e
 weeg de borglippen van de lamphouder 
uit elkaar en verwijder de lamphouder.
F  
V
 ervang de defecte lamp:
-  
l
 amp van het parkeerlicht: trek aan de 
lamp (boven),
-
 a
 ndere lamp: draai de desbetreffende 
lamp (onder) een kwart omwenteling.
Deze lampen kunnen vanuit de bagageruimte 
worden vervangen.
F
  o
p
en de achterklep.
F
 
V
erwijder de desbetreffende klep in de 
bekleding.
F
  n
e
em de stekker van de lichtunit los door 
op de ontgrendelknop te drukken (onder 
de stekker bij de rechter lichtunit, boven de 
stekker bij de linker lichtunit).
F
 
D
raai de moer los en ver wijder deze 
( laat de moer niet in het achterscherm 
vallen ).
F
  b
e
weeg de borglip van de lichtunit omlaag 
en haal de lichtunit voorzichtig naar buiten.
bevestig de lichtunit in de geleiders door goed in de 
lengteas van de auto tegen de lichtunit te drukken.
Draai de moer zodanig vast dat een goede afdichting 
is gewaarborgd. Draai de moer echter niet al te vast, 
om te voorkomen dat de lichtunit beschadigd raakt. 
Praktische informatie