CITROEN C4 CACTUS 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 311 of 334

4
Veiligheid

Pechhulp met lokalisatiefunctie


Wanneer u uw auto buiten het netwerk
van het Merk hebt gekocht, raden
wij u aan de aanwezigheid van deze
diensten bij het netwerk te laten
controleren en eventueel configureren.
In een meertalig land kunt u het
systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.

Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten,
behoudt de fabrikant zich het recht
voor om op elk willekeurig moment
het telematicasysteem in de auto te
wijzigen.


Bij een storing in dit systeem kan er
met de auto worden gereden.


Druk langer dan 2 seconden op
deze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto..
Een gesproken bericht bevestigt
dat de oproep is verstuurd ** .

Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.



Het rode lampje blijft branden: de noodbatterij
moet worden vervangen.

Werking van het systeem


Bij het aanzetten van het contact,
gaat het groene lampje 3 seconden
branden. Dit duidt op een goede
werking van het systeem.
Het rode lampje knippert en dooft
ver volgens: er is een storing in
het systeem.

** Afhankelijk van de geografische dekking
van "Pechhulp met lokalisatiefunctie" en
"Noodoproep met lokalisatiefunctie" en van
de officiële landstaal die door de eigenaar
van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.

Voor alle landen uitgezonderd Rusland,
Wit-Rusland en Kazachstan.



Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.


In beide gevallen is het mogelijk dat de
Urgence-oproep of Assistance-oproep niet
meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.


Geolokalisatie


U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Noodoproep
met lokalisatiefunctie" en "Pechhulp met
lokalisatiefunctie" te drukken en ver volgens
op "Appel d'Pechhulp met lokalisatiefunctie" te
drukken om te bevestigen.

Druk om de geolokalisatie weer in te schakelen
nogmaals gelijktijdig op de toetsen "Noodoproep
met lokalisatiefunctie" en "Pechhulp met
lokalisatiefunctie"en vervolgens op "Pechhulp
met lokalisatiefunctie" om te bevestigen.

Het rode lampje blijft branden: er
is een storing in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.

Page 312 of 334

6
Storingen verhelpen





Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
Deze set bestaat uit een compressor en een
flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren
.
U kunt ver volgens naar de dichtstbijzijnde
garage rijden.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke
banden worden gerepareerd, als het lek zich in
het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
Met de compressor kunt u de bandenspanning
controleren en aanpassen.















Bandenreparatieset


Toegang tot de set













Beschikbaar gereedschap

Dit gereedschap is specifiek bestemd voor uw
auto, gebruik het niet voor andere doeleinden.
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto
voorzien van het volgende gereedschap.


1.
12V- c ompressor.
De compressor bevat een
afdichtingsproduct voor het tijdelijk
repareren van een band. Bovendien kan
met de compressor de bandenspanning
worden aangepast.

2.
Sleepoog.


Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over slepen
.

Page 313 of 334

7
8
Storingen verhelpen

1. Afdichting van het lek


Reparatiemethode


Ver wijder het voor werp dat de lekkage
heeft veroorzaakt niet uit de band.


)
Zet het contact af.




)
Zet de schakelaar A
in de stand
"Reparatie".

)
Controleer of de schakelaar B
in
de stand "O"
staat.


A.
Schakelaar stand "Reparatie" of "Op
spanning brengen".

B.
Aan/uit schakelaar "I/O"
.

C.
Knop voor leeg laten lopen.

D.
Manometer (bar en psi).


Beschrijving van de set


De sticker met snelheidslimiet H
moet
op het stuur wiel worden geplakt om u
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd.
Rijd na het repareren met behulp van
de bandenreparatieset niet sneller dan
80 km/h.

E.
Opbergvak met een kabel + adapter voor
een 12V-aansluiting.

F.
Flacon met afdichtmiddel.

G.
Witte slang met dop voor de reparatie en
het op spanning brengen.

H.
Sticker met snelheidslimiet.

Page 314 of 334

8
Storingen verhelpen



)
Rol de witte slang G
volledig uit.

)
Draai de dop van de witte slang los.

)
Sluit de witte slang aan op het ventiel van
de lekke band.



)
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting in de auto.

)
Start de motor en laat deze draaien.


Let op: dit product is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
Schakel de compressor niet in voordat
de witte slang is aangesloten op het
ventiel van de band: het afdichtmiddel
wordt anders buiten de band gespoten.


)
Activeer de compressor door de
schakelaar B
in de stand "I"
te zetten, tot
de bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van de
aansluiting (kans op spatten).


Als na vijf tot zeven minuten de
gewenste bandenspanning niet is
bereikt, is de band niet te repareren met
de bandenreparatieset; neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder
te helpen.

Page 315 of 334

9
8
Storingen verhelpen



)
Sluit de stekker van de compressor weer
aan op de 12V-aansluiting in de auto.

)
Start de motor opnieuw en laat de motor
draaien.


Ga zo snel mogelijk naar een
ser vicepunt van het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Vergeet niet de technicus te vertellen
dat u de set hebt gebruikt. Na nadere
inspectie kan de technicus u vertellen
of de band gerepareerd kan worden of
moet worden vervangen.


)
Ver wijder de set en draai de dop van de
witte slang vast.
Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof
niet op of in de auto terecht kunnen komen.
Houd de set binnen handbereik.

)
Maak direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen
20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het
lek kan dichten.

)
Zet de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.



2. Op spanning brengen




)
Zet de schakelaar A
in de stand
"Bandenspanning".

)
Rol de witte slang G
volledig uit.

)
Sluit de witte slang aan op het
ventiel van de gerepareerde
band.

Page 316 of 334

10
Storingen verhelpen

Verwijderen van de slang en de flacon




)
Beweeg de volledige slang 2
naar links, tot
hij contact maakt met de behuizing.

)
Maak de aansluiting 1
van de flacon los
door hem een kwart omwenteling linksom
te draaien.

)
Beweeg de volledige slang 2
iets naar
buiten en maak ver volgens de aansluiting
3
van de luchttoevoerslang los door hem
een kwart omwenteling linksom te draaien.

)
Ver wijder de volledige slang 2
.

)
Houd de compressor rechtop.

)
Draai de flacon 4
aan de onderzijde los.
Voer deze handelingen in omgekeerde
volgorde uit om de nieuwe flacon en de nieuwe
slang te plaatsen.
Let op dat er geen afdichtmiddel uit de
flacon stroomt.
De uiterste gebruiksdatum staat op de
patroon vermeld.
De patroon met afdichtmiddel kan
slechts één keer gebruikt worden en
moet daarna worden ver vangen, ook
als hij niet leeg is.
Werp de patroon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het CITROËN-
netwerk of een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats een nieuwe patroon met
afdichtmiddel te kopen.



)
Breng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschreven
spanning (spanning verhogen:
schakelaar B
in stand "I"
; spanning
verlagen: schakelaar B
in stand "O"

en knop C
indrukken), zoals vermeld
op de bandenspanningssticker in de
portieropening aan bestuurderszijde.
Als de bandenspanning sterk daalt, is
het lek niet goed gedicht; neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te
helpen.

)
Ver wijder de set en berg deze op.

)
Rijd niet harder dan 80 km/h en niet verder
dan 200 km.

Page 317 of 334

11
8
Storingen verhelpen

Controle / aanpassen bandenspanning


U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om uw
bandenspanning te controleren of uw banden
op spanning te brengen.



)
Draai de schakelaar A
in de
stand "Op spanning brengen".

)
Rol de witte slang G
volledig uit.


)
Sluit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.

)
Start de auto en laat de motor draaien.

)
Breng de band op spanning met behulp
van de compressor (op spanning brengen:
schakelaar B
in stand "I"
; leeg laten lopen:
schakelaar B
in stand "O"
en druk op de
knop C
), zoals staat aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto.

)
Ver wijder de set en berg deze op.








Als de spanning van een of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.

)
Sluit de slang aan op het ventiel van de
band.

Page 318 of 334

1
6
Rijden
Automatische transmissie
( E AT 6)
Bij deze automatische transmissie met 6 versnellingen kunt u kiezen voor automatisch schakelen, aangevuld met de programma's Sport en Sneeuw, of voor handmatig schakelen. De transmissie heeft dus twee gebruiksmogelijkheden: - automatisch schakelen: het schakelen wordt elektronisch aangestuurd door de transmissie, waarbij u kunt kiezen voor het programma Sport voor een meer dynamische rijstijl of het Sport voor een meer dynamische rijstijl of het Sportprogramma Sneeuw om het rijden op een Sneeuw om het rijden op een Sneeuwondergrond met weinig grip te vergemakkelijken, - handmatig schakelen: deze stand maakt het zelf schakelen met de selectiehendel mogelijk.
Standen van de
selectiehendel
1. Selectiehendel. 2. Toets S (Spor t) . 3. To e t s "" (Sneeuw). 4. Schema met de standen van de selectiehendel.
P. Parkeerstand. - Stilzetten van de auto, met of zonder aangetrokken handrem. - Starten van de motor. R. Reverse (achteruitversnelling). - Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental. N. Neutraalstand. - Stilzetten van de auto, met aangetrokken handrem. - Starten van de motor. D. Automatische werking. M + / -. Zelf schakelen tussen de zes versnellingen.  Beweeg de selectiehendel kort naar voren om

Page 319 of 334

2
Rijden
Bij het remmen schakelt de transmissie automatisch terug om sterker op de motor af te remmen. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de transmissie niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand Nals de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de stand Pof R als de auto niet volledig stilstaat.
Programma's Sport en Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de automatische werking aan onder bijzondere rijomstandigheden.
Programma Sport "S"
 Druk op de toets S als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S .
Automatische werking
Starten van de auto
 Trek de parkeerrem aan.  Selecteer de stand P of N .  Start de motor. Als niet aan deze voor waarden is voldaan, klinkt een geluidssignaal in combinatie met een waarschuwingsmelding.  Trap bij draaiende motor het rempedaal in.  Zet de handrem vrij.  Selecteer de stand R , D of M .
 Laat het rempedaal geleidelijk los. De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de stand D en trap het gaspedaal weer in. Laat bij temperaturen onder -23 °C de motor gedurende vier minuten stationair draaien. Dit is belangrijk voor de goede werking en de levensduur van de motor en transmissie.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R , Dof M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt. Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto achter. Trek de handrem aan en selecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.
 Selecteer de stand D om automatischte laten schakelen tussen de zes versnellingen. De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De transmissie kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto. Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown). De transmissie schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximumtoerental bereikt.

Page 320 of 334

3
6
Rijden
Programma Sneeuw "  "
 Druk op de toets "  " als de motor is gestart. De transmissie past zich aan voor het rijden op gladde wegen. Het schakelprogramma zorgt er voor dat u gemakkelijker kunt starten en rijden op een ondergrond met weinig grip.
Terugkeren naar het automatische
standaardprogramma
Handbediende werking
 Selecteer de stand M om sequentieel te schakelen in de zes versnellingen.  Beweeg de selectiehendel naar het symbool + om één versnelling op te schakelen.  Beweeg de selectiehendel naar het symbool - om

Page:   < prev 1-10 ... 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 next >