CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 111 of 340

VII
109
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
DOOR CITROËN AANBEVOLEN KINDERZITJES

CITROËN levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel
kunnen
worden vastgemaakt:


Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg









L1

"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.


Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg








L3

"RECARO Start"






L4

"KLIPPAN Optima"
Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg):
gebruik alleen de zitverhoging.







L5

"RÖMER KIDFIX"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.

Page 112 of 340

VII
110
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
ZITPLAATSEN BESTEMD VOOR KINDERZITJES DIE MET DE AUTOGORDEL WORDEN BEVESTIGD
Deze tabel, die conform de Europese regelgeving is opgesteld, toont per zitplaats van de auto op welke manier er een
kinderzitje kan worden geplaatst dat kan worden vastgezet met de autogordel en dat universeel gehomologeerd (a) is
voor één of meer gewichtsklassen.
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met behulp van de autogordel geplaatst kan worden.
(b) Raadpleeg de in uw land geldende wetgeving voor het installeren van een kinderzitje op deze plaats.
(c) Categorie 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Op de rechter voorstoel kan geen reiswieg of reisbedje worden geplaatst.

U:
zitplaats geschikt voor het met de rug of het gezicht in de rijrichting plaatsen van een universeel kinderzitje.

U (R):
Idem U
. Zet de autostoel in de hoogste stand.

Zitplaats(en)



Gewicht van het kind



Categorie 0 (c)
en 0+
tot 13 kg


Categorie 1
9 tot 18 kg


Categorie 2
15 tot 25 kg


Categorie 3
22 tot 36 kg



Eerste zitrij
Rechter voorstoel (b)
met hoogteverstelling

U (R)



U (R)



U (R)



U (R)



Rechter voorstoel (b)
zonder hoogteverstelling

U



U



U



U



Tweede Zitrij
Buitenste zitplaatsen
achter

U



U



U



U



Middelste zitplaats
achter

U



U



U



U

Page 113 of 340

VII
111
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
ISOFIX-BEVESTIGINGEN
Uw auto voldoet aan de nieuwe
ISOFIX-normen
.
De buitenste zitplaatsen achterin
zijn voorzien van goedgekeurde
ISOFIX-bevestigingspunten.

Achterin
De ISOFIX-bevestigingen zorgen
voor een veilige, degelijke en snel-
le montage van het kinderzitje in
uw auto.
De ISOFIX-kinderzitjes
beschik-
ken over twee vergrendelingen
die eenvoudig, na het aanbrengen
van de geleiders (meegeleverd
met het kinderzitje), aan de twee
bevestigingsringen A
kunnen wor-
den verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn boven-
dien voorzien van een bovenste
bevestigingsriem
die kan worden
vastgemaakt aan de bovenste be-
vestigingsring B
of C
.
Verwijder, om deze riem aan de
achterzitplaatsen vast te maken,
de hoofdsteun van de achterzit-
plaats en berg deze op. Open het
klepje op de hoedenplank (Sedan)
of aan het dak (Tourer). Bevestig
vervolgens de haak aan de ring B
of C
en span de bovenste beves-
tigingsriem.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje
kan het kind bij een aanrijding ern-
stig letsel oplopen.
De ISOFIX-kinderzitjes die in de
auto gebruikt kunnen worden,
staan vermeld in de tabel.
Sedan
Het systeem is voorzien van 3 be-
vestigingsringen bij elk van de bui-
tenste zitplaatsen achterin:


- twee ringen A
, die zich tussen
de rugleuning en de zitting van
de zitplaats bevinden, aangege-
ven met een sticker,

- de op de hoedenplank bevestig-
de bovenste ring B
. Deze wordt
aan het oog onttrokken door een
klepje met het TOP TETHER-
logo, achter de hoofdsteun
.



Tourer


- twee ringen A
, die zich tussen
de rugleuning en de zitting van
de zitplaats bevinden, aangege-
ven met een sticker,

- de bovenste ring C
die aan het
dak aan de zijde van de baga-
geruimte is bevestigd. Deze ring
wordt door een klepje met het
TOP TETHER-logo aan het oog
onttrokken.

Page 114 of 340

VII
112
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN

*
Volgens land van bestemming en
de wetgeving in uw land.

ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES


Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals
te raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:


- geen kinderen zonder toezicht
achter in een auto,

- nooit een kind of een dier in een
auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de
zon staat,

- de sleutels nooit binnen bereik van
de kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voor-
komen dat de portieren per ongeluk
geopend worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten
niet verder dan voor 1/3 deel ge-
opend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te beschermen.


De onjuiste bevestiging van een kin-
derzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar in geval van een bot-
sing.
Wanneer u een kinderzitje met de
veiligheidsgordel in de auto instal-
leert, let er dan wel op dat de gordel
goed gespannen is; het zitje moet
namelijk strak aan de autostoel zijn
bevestigd.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mo-
gelijk moet worden beperkt
.
Zorg er voor een optimale beves-
tiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat de
rugleuning van het zitje tegen de
rugleuning van de stoel van de auto
aandrukt en dat de hoofdsteun geen
belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig
op om te voorkomen dat de hoofd-
steun door de auto vliegt bij krachtig
afremmen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd, behalve als de achterzitplaat-
sen al bezet zijn door andere kinderen
of als de achterbank niet bruikbaar,
neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagiers-
zijde * uit zodra een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voor-
stoel wordt geplaatst. Het kind kan
anders bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.

Page 115 of 340

VII
11 3
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat
geval verplicht het kinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen.

Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.

Het RÖMER Duo Plus ISOFIX
kinderzitje (gewichtsgroep B1
)


Groep 1: van 9 tot 18 kg





Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste
bevestiging B
of C
, de TOP TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.

Page 116 of 340

VII
114
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
OVERZICHTSTABEL VOOR HET PLAATSEN VAN ISOFIX-KINDERZITJES
Deze tabel, die conform de Europese regelgeving (ECE 16) is opgesteld, toont op welke manier er een kinderzitje kan
worden geplaatst dat kan worden vastgezet op de plaatsen die voorzien zijn van ISOFIX-verankeringspunten.
Voor universeel of semi-universeel gehomologeerde ISOFIX-kinderzitjes geldt dat de ISOFIX-lengtemaat van het kinderzitje,
aangeduid door de letter A
en G
, naast het ISOFIX-logo op het kinderzitje is aangebracht.

IUF:
Zitplaats geschikt voor het plaatsen van een universeel ISOFIX-kinderzitje met het gezicht in de rijrichting dat vast-
gezet wordt met de bovenste riem.

IL-SU:
Zitplaats geschikt voor het plaatsen van een semi-universeel ISOFIX-kinderzitje:


- "met de rug in de rijrichting", voorzien van een bovenste bevestigingsriem of een bevestigingssteun,

- "met het gezicht in de rijrichting", voorzien van een bevestigingssteun,

- een reiswieg, voorzien van een bovenste bevestigingsriem of een bevestigingssteun.

Raadpleeg de paragraaf "Isofi x-bevestigingspunten" voor meer informatie over het vastmaken van de bovenste bevestigingsriem.

X:
Zitplaats niet geschikt voor een ISOFIX-kinderzitje voor de aangegeven lengtemaat.



Gewicht van het kind /
leeftijdsindicatie


Onder de 10 kg
(categorie 0)

Tot circa
6 maanden

Minder dan 10 kg
(categorie 0)


Minder dan 13 kg
(categorie 0+)

Tot circa 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (categorie 1)

Van circa 1 tot 3 jaar


Type ISOFIX-kinderzitje



Reiswieg



“rug in rijrichting”



“rug in rijrichting”





“gezicht in rijrichting”





ISOFIX-lengtemaat



F



G



C



D



E



C



D



A



B



B1




Universele en semi-universele
ISOFIX-kinderzitjes die
geplaatst kunnen worden op:


- Zitplaats voorpassagier




X



IL-SU



IL-SU



IUF / IL-SU






- Buitenste zitplaatsen achterin





*
IL-SU


*

IL-SU



IL-SU



IUF / IL-SU






- Middelste zitplaats achterin





Zitplaats zonder ISOFIX-bevestiging




*

De Isofi x-reiswieg die met de onderste bevestigingspunten op een Isofi x-zitplaats wordt vastgezet, neemt twee zitplaat-
sen achterin in beslag.

Page 117 of 340

VII
11 5
VEILIG VERVOEREN VAN KINDEREN
ELEKTRISCHE
KINDERBEVEILIGING

Inschakelen


)
Druk op de knop A
.
Het controlelampje van de knop A

gaat branden en er verschijnt een
melding op het display van het in-
strumentenpaneel. De elektrische kinderbeveiliging
voorkomt dat beide achterportieren
van binnenuit kunnen worden ge-
opend en blokkeert de bediening
van de achterportierruiten.
Uitschakelen


)
Druk nogmaals op de knop A
.
Het controlelampje van de knop A

gaat uit en er verschijnt een melding
op het display van het instrumenten-
paneel.
Het lampje blijft uit zolang de elektri-
sche kinderbeveiliging is uitgescha-
keld.
Dit systeem werkt onafhankelijk
van de centrale vergrendeling; ge-
bruik het nooit in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
Neem vóór het verlaten van de
auto altijd de sleutel uit het contact,
zelfs voor korte periodes.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging auto-
matisch uitgeschakeld, zodat de
achterpassagiers de auto ongehin-
derd kunnen verlaten.
Als het lampje een ander signaal
geeft, wijst dit op een storing in de
elektrische kinderbeveiliging. Laat
dit controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
De schakelaar bevindt zich bij de
schakelaars van de ruitbediening op
het bestuurdersportier.

Page 118 of 340

VIII
116
VEILIGHEID
RICHTINGAANWIJZERS


)
Links: duw de hendel helemaal
omlaag, tot voorbij de weer-
stand.

)
Rechts: duw de hendel helemaal
omhoog, tot voorbij de weer-
stand.







Functie “snelweg”



)
Beweeg de schakelaar kort om-
hoog of omlaag, zonder deze
door de weerstand te drukken.
De desbetreffende richtingaanwij-
zers zullen drie keer knipperen.

ALARMKNIPPERLICHTEN

Gebruik de alarmknipperlichten om
het overige verkeer te waarschuwen
in het geval van fi le, pech, slepen of
een ongeval.










Automatisch inschakelen van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarm-
knipperlichten, afhankelijk van de
mate van remvertraging, automa-
tisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven
gaan de alarmknipperlichten uit.


)
U kunt de alarmknipperlichten
echter ook uitschakelen door de
knop in te drukken.



Gebruik de claxon om medewegge-
bruikers te waarschuwen bij gevaar. Gebruik de richtingaanwijzers om
een verandering van rijrichting of rij-
strook aan te geven.


)
Druk deze knop in: de richtingaan-
wijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook
als het contact is afgezet.

)
Druk op het linker- of rechterge-
deelte van het stuurwiel met vast
middengedeelte.

Gebruik de claxon alleen wanneer het
echt nodig is, in de volgende gevallen:


- onmiddellijk gevaar,

-
inhalen van fi etsers of voetgangers,


- naderen van een onoverzichte-
lijke bocht.


Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten
of de desbetreffende CITROËN-help-
desk.
Raadpleeg het hoofdstuk "Audio en da-
tacommunicatie" voor meer informatie
over het gebruik van deze voorziening.
URGENCE-OPROEP OF
ASSISTANCE-OPROEP

Page 119 of 340

VIII
11 7
VEILIGHEID
BANDENSPANNINGSCONTROLE
Dit systeem controleert automatisch
de bandenspanning tijdens het rij-
den.

Weergave als de
bandenspanning in orde is

Controlemogelijkheden

Dankzij deze functie wordt u ge-
waarschuwd in het geval van een te
lage bandenspanning of een lekke
band.

Automatische controle
Sensoren controleren de banden-
spanning.
In het geval van een storing ver-
schijnt er een bericht op het display
van het instrumentenpaneel.

Controle op verzoek van de
bestuurder
U kunt de bandenspanning op elk
moment controleren.


)
Druk op de toets A
(CHECK) om
de informatie weer te geven op
het display van het instrumen-
tenpaneel.



)
Druk op de toets A
(CHECK).
Dit systeem geeft aan of uw banden
de juiste spanning hebben.
Deze informatie wordt alleen weer-
gegeven op verzoek van de be-
stuurder.


Te lage bandenspanning


automatische controle


controle op verzoek van
de bestuurder


Automatische controle:

Een bericht op het display geeft aan
welke band een te lage spanning heeft.


Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto geeft
aan welke band een te lage span-
ning heeft.
Naast de melding op het display
gaat het lampje SERVICE
branden
en klinkt er een geluidssignaal.


)
Controleer de bandenspanning
zo snel mogelijk.

Page 120 of 340

VIII
118
VEILIGHEID

Lekke band


automatische controle


controle op verzoek van de
bestuurder


Automatische controle:
Een melding op het display geeft
aan welke band lek is.

Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto op het
display geeft aan welke band lek is.
Naast de melding op het display
gaat het lampje STOP
branden en
klinkt er een geluidssignaal.



Niet-gecontroleerd wiel


automatische controle


controle op verzoek van de
bestuurder


Automatische controle:
Een bericht op het display geeft aan
welk wiel niet wordt gecontroleerd.

Controle op verzoek van de
bestuurder:
Het bovenaanzicht van de auto op het
display geeft aan welk wiel niet gecon-
troleerd wordt.


)
Naast het verschijnen van een
bericht brandt het SERVICE
-
lampje en klinkt er een ge-
luidssignaal. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats. De bandenspanningscontrole is
slechts een hulpmiddel. De be-
stuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de juiste bandenspanning.
Dit systeem ontslaat u niet van de
verplichting om regelmatig de ban-
denspanning te controleren (zie
“Identifi catie”), om er zeker van te
zijn dat het weggedrag van de auto
veilig blijft en om een voortijdige
bandenslijtage, met name veroor-
zaakt tijdens het rijden met zware
belading en bij hoge snelheid, te
voorkomen.
Vergeet niet om ook het reserve-
wiel te controleren.
Laat werkzaamheden aan wielen
voorzien van een sensor uitsluitend
verrichten door het CITROËN-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Signalen van systemen buiten de
auto kunnen de bandenspannings-
controle tijdelijk verstoren.



)
Mocht u wielen zonder banden-
spanningsdetector monteren (bij-
voorbeeld winterbanden), neem
dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 340 next >