CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2012, Model line: C5, Model: CITROEN C5 2012Pages: 340, PDF Size: 17.13 MB
Page 91 of 340

V
89 
ZICHT
   
 
 
 
 
 
 
 
 
C. 
  Ring voor de selectie van de mist-
verlichting. 
  De mistlampen werken in combi-
natie met parkeerlicht, dimlicht en 
grootlicht. 
   
 
-   schakelaar één stand naar voren 
draaien: inschakelen mistachter-
lichten. 
   
-   schakelaar één stand naar ach-
teren draaien: uitschakelen mist-
achterlichten.  
    
 
-   schakelaar één stand naar voren 
draaien: inschakelen mistlampen 
voor. 
   
-   schakelaar twee standen naar 
voren draaien: inschakelen mist-
achterlicht. 
   
-   schakelaar één stand naar ach-
teren draaien: uitschakelen mist-
achterlicht. 
   
-   schakelaar twee standen naar 
achteren draaien: uitschakelen 
mistlampen voor.  
 
 
 
Uitvoering met alleen 
mistachterlichten    
Uitvoering met mistlampen 
voor en achter 
   
 
 
 
 
Bij helder of regenachtig weer, zo-
wel overdag als 's nachts, zijn de 
mistlampen vóór en de mistach-
terlichten verblindend voor me-
deweggebruikers en daarom niet 
toegestaan. Gebruik de mistlam-
pen vóór en de mistachterlichten 
uitsluitend bij mist of sneeuwval. 
  Onder deze weersomstandigheden 
dient u de mistlampen vóór en het 
dimlicht handmatig in te schakelen, 
omdat de lichtsensor voldoende 
licht kan waarnemen. 
  Vergeet niet de mistlampen uit te 
zetten zodra ze niet meer nodig 
zijn.  
   
Vergeten verlichting 
  Als het contact is afgezet, de ver-
lichting handmatig is ingeschakeld 
en een van de voorportieren wordt 
geopend, klinkt een geluidssignaal 
om aan te geven dat de verlichting 
nog brandt. 
  Het geluidssignaal stopt zodra de 
verlichting wordt uitgeschakeld. 
  Als de dimlichten bij afgezet con-
tact blijven branden, worden deze 
na 30 minuten automatisch uitge-
schakeld om het ontladen van de 
accu te voorkomen.  
  
Page 92 of 340

V
90 
ZICHT
   
*  
  Afhankelijk van het land van be-
stemming.  
 
 
 
 
 
 
 
Appèlverlichting 
 
Dit systeem bestaat uit een specifi e-
ke lamp in de koplampunit die con-
tinu brandt, zodat u overdag goed 
zichtbaar bent. 
  De appèlverlichting wordt met draai-
ende motor automatisch en continu 
ingeschakeld als: 
   
 
-   De functie is geactiveerd *  in het 
"Hoofdmenu" van het display 
van het instrumentenpaneel. 
   
-   De verlichtingsschakelaar in de 
stand  0 
 of  AUTO 
 staat. 
   
-   Alle koplampen zijn uitgescha-
keld.  
  U kunt deze functie uitzetten *  via het 
"Hoofdmenu" van het display van 
het instrumentenpaneel.  
 
 
 
 
 
 
Handbediende follow me 
home-verlichting 
  Deze functie zorgt ervoor dat na het 
afzetten van het contact de dimlich-
ten nog even blijven branden om het 
uitstappen in het donker te verge-
makkelijken. 
   
Inschakelen 
   
 
 ) 
 Geef bij afgezet contact een 
"lichtsignaal" met de lichtscha-
kelaar. 
   
 ) 
  Geef nogmaals een "lichtsignaal" 
om de functie uit te schakelen.  
 
   
Uitschakelen 
  Na het vergrendelen van de auto 
wordt de handbediende follow me 
home-verlichting na een bepaalde 
tijd automatisch uitgeschakeld.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Automatische verlichting 
 
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als 
de lichtsterkte van de omgeving 
onvoldoende is of in bepaalde ge-
vallen dat de ruitenwissers worden 
ingeschakeld. 
  De verlichting wordt uitgeschakeld 
als de lichtsterkte van de omgeving 
weer voldoende is of nadat het wis-
sen is gestopt. 
   
Inschakelen 
   
 
 ) 
 Draai de ring  A 
 in de stand 
  "AUTO" 
. Het inschakelen wordt 
bevestigd door een melding op 
het display van het instrumen-
tenpaneel.  
 
   
Uitschakelen 
   
 
 ) 
  Draai de ring  A 
 in een andere 
stand dan de stand  "AUTO" 
. Het 
uitschakelen wordt bevestigd 
door een melding op het display 
van het instrumentenpaneel.  
  
Page 93 of 340

V
91 
ZICHT
   
In combinatie met de 
automatische follow me 
home-verlichting 
  De combinatie van de automatische 
follow me home-verlichting met de 
automatische verlichting biedt de 
volgende extra mogelijkheden: 
   
 
-   instellen van de duur van de 
follow me home-verlichting 
(15, 30 of 60 seconden) via het 
confi guratiemenu van de auto op 
het display van het instrumen-
tenpaneel, 
   
-   automatische inschakeling van 
de follow me home-verlichting 
als de automatische verlichting 
is ingeschakeld.  
 
   
Storing 
  Bij een storing in de lichtsensor gaat 
de verlichting branden en verschijnt 
een melding op het display van het 
instrumentenpaneel, in combinatie 
met een geluidssignaal. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde werkplaats. 
  Als de lichtsensor bij mist of sneeuw 
voldoende licht waarneemt, wordt 
de verlichting niet automatisch in-
geschakeld. 
  Dek de met de regensensor ge-
combineerde lichtsensor die zich 
in het midden van de voorruit ach-
ter de binnenspiegel bevindt, niet 
af. De aan de sensor gekoppelde 
functies worden dan niet meer be-
diend.  
 KOPLAMPEN HANDMATIG VERSTELLEN
 
Verstel de hoogte van de koplam-
pen met halogeenlampen afhanke-
lijk van de belading van uw auto om 
verblinding van medeweggebruikers 
te voorkomen. 
   
0.  
1 of 2 personen voorin. 
   
-.  
3 personen. 
   
1.  
5 personen. 
   
-.  
Tusseninstelling. 
   
2.  
5 personen + maximaal toege-
stane belading. 
   
-.  
Tusseninstelling. 
   
3.  
Bestuurder + maximaal toege-
stane belading. 
  Stand  "0" 
: basisinstelling. 
AUTOMATISCHE
HOOGTEVERSTELLING VAN DE
MEEDRAAIENDE KOPLAMPEN 
  Raak de xenonlampen niet aan. 
Raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde werkplaats.    In het geval van een 
storing verschijnt dit 
pictogram op het in-
strumentenpaneel, in 
combinatie met een 
geluidssignaal en een 
melding op het dis-
play van het instrumentenpaneel. 
  Het systeem zet in dat geval de kop-
lampen in de lage stand.    Om verblinding van andere wegge-
bruikers te voorkomen corrigeert dit 
systeem bij stilstaande auto auto-
matisch de hoogte van de lichtbun-
del van de xenonlampen, afhankelijk 
van de belading van de auto.  
Page 94 of 340

V
92 
ZICHT
   
 
 
 
BOCHTVERLICHTING
 
 
Zonder statische bochtverlichting
   
 
 
Met statische bochtverlichting 
 
 
 
 
Functie "statische 
bochtverlichting" 
  Tijdens het rijden met dim- of groot-
licht kan met deze functie de licht-
bundel onder een extra hoek de 
binnenkant van de bocht verlichten 
(tot 40 km/h). 
  Deze verlichting werkt vooral op-
timaal bij lage of gemiddelde snel-
heid (stadsverkeer, bochtige wegen, 
kruispunten, parkeergarages...). 
   
Inschakelen 
  Deze functie wordt in de volgende 
gevallen ingeschakeld: 
   
 
-   bij het inschakelen van een rich-
tingaanwijzer, 
   
-   vanaf een bepaalde stuurhoek.     
Uitschakelen 
  Deze functie wordt in de volgende 
gevallen uitgeschakeld: 
   
 
-   bij een stuurhoek kleiner dan 
een bepaalde waarde, 
   
-   bij stilstand of stapvoets rijden, 
   
-   bij het inschakelen van de ach-
teruitversnelling, 
   
-   bij het uitschakelen van de mee-
draaiende koplampen.  
 
  
Page 95 of 340

V
93 
ZICHT
   
Confi guratie 
  Deze functie kan worden geac-
tiveerd of gedeactiveerd via het 
"Hoofdmenu" van het display van 
het instrumentenpaneel. 
  Selecteer hiervoor "Parameters 
auto  Verlichting  Meedraaiende 
koplampen".  
   
Storing 
  In het geval van een storing 
knippert dit pictogram op het 
display in combinatie met 
een melding op het multi-
functionele display. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk 
of een gekwalifi ceerde werkplaats. 
  Als de auto stilstaat, stapvoets rijdt 
of in de achteruitversnelling staat, 
is deze functie uitgeschakeld. 
  De status van de functie blijft na 
het afzetten van het contact in het 
geheugen opgeslagen.  
  
 
 
 
 
 
 
 
Functie meedraaiende 
koplampen 
  Als het dimlicht of grootlicht is in-
geschakeld, zorgt deze functie, ge-
koppeld aan de functie "statische 
bochtverlichting", ervoor dat de 
lichtbundels de richting van de weg 
volgen. 
  Deze functie, die uitsluitend aanwe-
zig is bij uitvoeringen met xenon-
lampen, zorgt voor een aanzienlijke 
verbetering van het zicht in bochten. 
   
met bochtverlichting 
     
zonder bochtverlichting 
  
Page 96 of 340

V
94 
ZICHT
RUITENWISSERSCHAKELAAR 
  Met behulp van de ruitenwisserscha-
kelaar kunt u de ruitenwissers voor 
en achter inschakelen om regen en 
vuil van de ruit te wissen. 
  De ruitenwissers voor en achter zor-
gen voor een optimaal zicht voor de 
bestuurder, ongeacht de weersom-
standigheden. 
   
Instellen 
 
Afhankelijk van de uitvoering zijn de 
volgende automatische functies van 
de ruitenwissers mogelijk: 
   
 
-   automatische werking van de 
ruitenwissers vóór, 
   
-   automatisch inschakelen van 
de ruitenwisser achter bij het in-
schakelen van de achteruitver-
snelling.  
 
 
 
Handmatige functies 
 
De ruitenwisserschakelaar bestaat 
uit de hendel  A 
 en de ring  B 
.    
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ruitenwisser achter (Tourer) 
   
B. 
  ring voor de selectie van de rui-
tenwisser achter: 
  uit, 
  interval, 
  wissen en sproeien 
(gedurende enige tijd).     hoge snelheid 
(hevige neerslag), 
  normale snelheid 
(matige regenval), 
  interval (wissnelheid 
aangepast aan de 
wagensnelheid), 
  automatisch en één 
keer wissen (zie 
volgende bladzijde).    uit,  
 
  één keer wissen (duw de 
hendel even omlaag),     
Ruitenwissers vóór 
   
A. 
  Selecteer de wissnelheid met de 
hendel: 
   
 
 
 
 
of 
 
Schakel de automatische werking van 
de ruitenwisser achter uit bij sneeuw-
val of strenge vorst en bij montage 
van een fi etsendrager op de achter-
klep. Dit kan worden uitgevoerd via 
het confi guratiemenu van het display 
van het instrumentenpaneel.  
Page 97 of 340

V
95 
ZICHT
   
Achteruitversnelling 
  Als de ruitenwissers vóór zijn in-
geschakeld op het moment dat u 
de achteruitversnelling inschakelt, 
wordt automatisch de ruitenwisser 
achter ingeschakeld.  
   
Instellen 
  Deze functie kan worden geacti-
veerd of gedeactiveerd via het confi -
guratiemenu van het display van het 
instrumentenpaneel. 
  Deze functie is standaard geacti-
veerd.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ruitensproeiers vóór en 
koplampsproeiers 
   
 
 ) 
  Trek de ruitenwisserschakelaar 
naar u toe. De ruitensproeiers 
treden in werking, waarna enige 
tijd de ruitenwissers worden in-
geschakeld om de ruit schoon te 
wissen.  
  De koplampsproeiers worden al-
leen geactiveerd  als de dimlichten 
branden 
.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Automatische ruitenwissers 
vóór 
  De ruitenwissers worden automa-
tisch ingeschakeld als de sensor 
achter de binnenspiegel regen de-
tecteert. De snelheid van de ruiten-
wissers wordt aangepast aan de 
hoeveelheid neerslag. 
   
Inschakelen 
  Dit gebeurt handmatig door de hen-
del  A 
 naar de stand  "AUTO" 
 te du-
wen. 
  Dit wordt bevestigd door een mel-
ding op het display van het instru-
mentenpaneel.     
Uitschakelen 
  Beweeg de hendel  A 
 omhoog en 
vervolgens in de stand  "0" 
 om de 
ruitenwissers handmatig te bedie-
nen. 
  Dit wordt bevestigd door een mel-
ding op het display van het instru-
mentenpaneel. 
  Als het contact meer dan 1 minuut 
afgezet is geweest, moet de auto-
matische werking van de ruitenwis-
sers opnieuw worden geactiveerd 
door de hendel  A 
 kort omlaag te 
duwen.  
 
 Storing 
 
In het geval van een storing in de 
automatische werking van de ruiten-
wissers werken deze in de interval-
stand. 
  Laat dit controleren door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats. 
  Dek de regensensor, die zich ge-
combineerd met de lichtsensor in 
het midden van de voorruit achter 
de binnenspiegel bevindt, niet af. 
  Schakel de automatische werking 
van de ruitenwissers uit als de auto 
wordt gewassen in een wasstraat. 
  Wacht 's winters met het inschake-
len van de automatische ruitenwis-
sers tot de voorruit ontdooid is.  
  
Page 98 of 340

V
96 
ZICHT
   
 
 
 
 
 
 
 
 
Speciale stand van de 
ruitenwissers voor 
  Deze stand maakt het mogelijk de rui-
tenwissers los te zetten van de voorruit. 
  In deze stand kunnen de ruitenwisser-
bladen worden gereinigd of de ruiten-
wissers worden vervangen. In de winter 
kan deze stand tevens worden gebruikt 
om de ruitenwissers los te zetten van de 
voorruit. 
  Als de ruitenwisserschakelaar meteen 
nadat het contact is afgezet wordt be-
diend, bewegen de ruitenwissers naar 
het midden van de voorruit. 
  Zet het contact aan en bedien de ruiten-
wisserschakelaar om de ruitenwissers 
na de werkzaamheden weer in de rust-
stand te zetten. 
  Om een goede werking van de fl at-
blade ruitenwissers te behouden, advi-
seren wij u: 
   
 
-   voorzichtig met de ruitenwissers om 
te gaan, 
   
-   de ruitenwissers regelmatig te reini-
gen met zeepsop, 
   
-   de ruitenwissers niet te gebruiken 
om een stuk karton tegen de voor-
ruit te houden, 
   
-   de ruitenwissers te vervangen zodra 
ze tekenen van slijtage vertonen.  
 
PLAFONNIERS
 
 
 
1. 
  Plafonnier vóór 
 
   
2. 
  Kaartleeslampjes 
 
 
 
 
Plafonnier vóór  
   
Plafonnier achter 
 
 
 
1. 
  Plafonnier achter 
 
   
2. 
  Kaartleeslampjes 
 
   In deze stand gaat de inte-
rieurverlichting geleidelijk 
branden: 
  Permanent uit. 
  Permanent aan.     
 
-   als de auto wordt ontgrendeld, 
   
-   bij het openen van een portier, 
   
-   als de sleutel uit het contact 
wordt verwijderd, 
   
-   als op de ontgrendelingsknop van 
de afstandsbediening wordt ge-
drukt om de auto te lokaliseren.  
  De interieurverlichting gaat geleide-
lijk uit: 
   
 
-   als de auto wordt vergrendeld, 
   
-   als het contact wordt aangezet, 
   
-   30 seconden na het sluiten van 
het laatste portier.   
Page 99 of 340

V
97 
ZICHT
  Als de interieurverlichting permanent 
is ingeschakeld, blijft deze geduren-
de een bepaalde tijd branden: 
   
 
-   bij afgezet contact: ongeveer 
10 minuten, 
   
-   in de eco-modus: ongeveer 
30 seconden, 
   
-   bij draaiende motor: onbeperkt.  
 
 
 
Kaartleeslampjes 
 
 
 
 ) 
  Druk bij aangezet contact op de 
desbetreffende schakelaar.  
 
 
 
Kaartleeslampjes achter 
(Tourer met glazen 
panoramadak) 
  Met de sleutel in het contactslot of 
met aangezet contact: 
   
 
 ) 
  Druk op de desbetreffende scha-
kelaar.  
  Het desbetreffende kaartleeslampje 
gaat gedurende tien minuten bran-
den. 
  De kaartleeslampjes achter gaan 
branden: 
   
 
-   als de sleutel uit het contactslot 
wordt gehaald, 
   
-   als de auto wordt ontgrendeld.  
  De lampjes gaan geleidelijk uit: 
   
 
-   als de auto wordt vergrendeld, 
   
-   als het contact wordt aangezet.  
  
Page 100 of 340

V
98 
ZICHT
SFEERVERLICHTING 
  De sfeerverlichting verlicht de mid-
denconsole en de binnenportiergre-
pen. 
   
Middenconsole 
 
De verlichting bevindt zich in de dak-
console, naast de plafonnier vóór. 
Deze verlicht de middenconsole. 
   
Verlichting van de 
binnenportiergrepen 
   
Werking 
  Deze verlichting wordt ingeschakeld 
als de koplampen automatisch van-
wege een lage lichtsterkte worden 
ingeschakeld. De verlichting dooft 
zodra de verlichting van het instru-
mentenpaneel wordt uitgeschakeld. 
  De lichtsterkte is gekoppeld aan die 
van het instrumentenpaneel. 
   
 
 ) 
 Druk op de toetsen  A 
 om de 
lichtsterkte te verhogen of te ver-
lagen.  
 
   Deze bevindt zich in de binnenpor-
tiergrepen van de voor- en achter-
portieren. 
  De verlichting in de binnenportier-
grepen van de achterportieren is 
uitgeschakeld wanneer de kinderbe-
veiliging is ingeschakeld.