CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 151 of 340

IX
!
149
RIJDEN

Standen SPORT en
SNEEUW

Stand SPORT "S" Deze twee standen vormen een
aanvulling op de automatische wer-
king van de versnellingsbak en kun-
nen in specifi eke gevallen gebruikt
worden.


)
Zet met draaiende mo-
tor de selectiehendel in
stand D
en druk op de
toets A
.
Stand SNEEUW " 7
"


)
Zet met draaiende motor de se-
lectiehendel in stand D
en druk
op de toets B
.
De versnellingsbak past zijn pro-
gramma aan het rijden op wegen
met glad wegdek aan.
In deze stand worden het wegrijden
en de aandrijving onder omstandighe-
den met weinig grip vergemakkelijkt.
Het pictogram 7
op het in-
strumentenpaneel brandt.
De versnellingsbak zal automatisch
een sportievere rijstijl mogelijk ma-
ken.
Het pictogram S
op het instrumen-
tenpaneel brandt.
Terugkeren naar de automatische
werking


)
Door nogmaals op een van de
toetsen te drukken kunt u op
elk gewenst moment terugkeren
naar de automatische werking
volgens het autoadaptatieve
principe.


Bij het kiezen van stand R

voor de achteruitversnelling
kan een harde schok merk-
baar zijn.
Als een storing in de versnel-
lingsbak optreedt, wordt de ver-
snellingsbak in een versnelling
geblokkeerd. Rijd in dat geval niet
harder dan 100 km/h.
Zet de motor niet af als de selectie-
hendel in stand D
of R
staat.
Trap nooit gelijktijdig het rempe-
daal en het gaspedaal in. Gebruik
voor het remmen en gasgeven
uitsluitend uw rechtervoet. Als de
twee pedalen gelijktijdig worden
ingetrapt, kan de versnellingsbak
beschadigd raken.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 152 of 340

IX
150
RIJDEN
STUURWIEL MET BEDIENINGSTOETSEN OP VASTE NAAF


1


Draaien


-
Scrollen door de verschillende informatiepagina's van het display van het
instrumentenpaneel.

-
Scrollen door de verschillende menu's van het display van het instrumentenpaneel.
-
Verhogen/verlagen van waarden.


Kort indrukken

- Openen van het menu van het display van het instrumentenpaneel (alleen bij stilstaande auto).
-
Selecteren en bevestigen van informatie.


Lang indrukken
Resetten van de boordcomputer (als de pagina van de boordcomputer
wordt weergegeven).


2


Kort indrukken


-
Annuleren van de huidige opdracht.
-
Terug naar de vorige weergave van het display van het instrumentenpaneel.


Lang indrukken
Terug naar de oorspronkelijke weergave van het display van het instrumentenpaneel.



3


Kort indrukken
Verhogen van de snelheid in stappen van 1 km/h/opslaan snelheid.


Ingedrukt houden
Verhogen van de snelheid in stappen van 5 km/h.



4


Kort indrukken
Verlagen van de snelheid in stappen van 1 km/h/opslaan snelheid.


Ingedrukt houden
Verlagen van de snelheid in stappen van 5 km/h.



5


Kort indrukken
Onderbreken of hervatten van de snelheidsregelaar/-begrenzer
(afhankelijk van de geselecteerde functie).


6


Kort indrukken
Selecteren van de functie snelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer (de cyclus
van deze toets begint altijd met het selecteren van de snelheidsbegrenzer).


7


Kort indrukken
Uitschakelen snelheidsregelaar/-begrenzer.



8


Kort indrukken



- Inkomend gesprek aannemen.

- Gesprek afbreken.

- Openen contextmenu voor telefoon.

- Bevestigen in de lijst en het telefoonmenu.


Lang indrukken
Inkomend gesprek weigeren.



9



Kort indrukken/Lang indrukken
Claxon.



10


Kort indrukken
Activeren/deactiveren van de Black Panel-functie (rijden in het donker).



11


Kort indrukken
Activeren van de spraakbediening.


Lang indrukken Herhaling van de navigatie-instructie.

Page 153 of 340

IX
151
RIJDEN


12


Draaien

-
Radio: door de opgeslagen zenders scrollen.

- Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: door de cd's of de
speellijsten scrollen.

- In de menu's van het multifunctionele display: navigeren en
verhogen/verlagen.


Kort indrukken

-
In de menu's van het multifunctionele display: bevestigen.

- Openen van verkorte menu's (afhankelijk van de pagina van het
multifunctionele display).


Lang indrukken
Openen van het hoofdmenu van het multifunctionele display.



13


Kort indrukken

Annuleren van de huidige opdracht en terug naar de vorige weer-
gave van het multifunctionele display.
Tijdens een inkomend gesprek: gesprek weigeren.


Lang indrukken

Terug naar de oorspronkelijke weergave van het multifunctionele display.



14


Kort indrukken
Toegang tot het hoofdmenu van het multifunctionele display.



15



Kort indrukken/Ingedrukt houden
Verhogen van het volume.



16



Kort indrukken/Ingedrukt houden
Verlagen van het volume.



17


Kort indrukken

-
Eerste maal drukken: geluid onderbreken.

- Tweede maal drukken: geluid weer inschakelen.



18


Kort indrukken


- Radio: automatisch zoeken naar de hogere frequenties.

- Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: zoeken naar de volgende track.


Ingedrukt houden

-
Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: versneld vooruitspoelen.



19


Kort indrukken

- Radio: automatisch naar lagere frequenties zoeken.

- Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: zoeken naar
de vorige track.

Ingedrukt houden

Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: versneld terugspoelen.



20


Kort indrukken

- Radio: weergave van de lijst met beschikbare zenders.

- Cd-/MP3-cd en cd-wisselaar: alle nummers van cd en de
speellijsten weergeven.

- Jukebox: weergave van de lijst van albums.

Lang indrukken

Lijst met zenders actualiseren.



21



Kort indrukken/Lang indrukken
Claxon.



22


Kort indrukken
MODE : kiezen van het type informatie dat wordt weergegeven op het multifunctionele display.

Page 154 of 340

IX
152
RIJDEN
SNELHEIDSBEGRENZER
Dit systeem voorkomt dat de wagen-
snelheid boven een vooraf door de
bestuurder ingestelde waarde komt.
Als deze snelheid is bereikt, heeft
het intrappen van het gaspedaal
geen effect meer.
De snelheidsbegrenzer wordt hand-
matig ingeschakeld: de ingestel-
de wagensnelheid moet minimaal
30 km/h bedragen.
De snelheidsbegrenzer is slechts
een hulpmiddel. Het is de verant-
woordelijkheid van de bestuurder
zich aan de maximumsnelheden te
houden en oplettend te blijven.

Bediening op het stuurwiel

De toetsen van de snelheidsbegren-
zer bevinden zich op het linker ge-
deelte van het stuurwiel.


Weergave op het
instrumentenpaneel
De informatie met betrekking tot de
snelheidsbegrenzer wordt weerge-
geven op het instrumentenpaneel
bij A
.


Instellen



)
Druk op de toets 4
om de snel-
heidsbegrenzer “ LIMIT
” te selec-
teren.
De selectie wordt bevestigd door de
weergave van de functie op het in-
strumentenpaneel bij A
.

Activeren



)
Druk op de toets 3
als de ge-
wenste maximumsnelheid wordt
weergegeven.
De informatie “ ON
” wordt bij A
ge-
toond.
Bij het selecteren van de functie
wordt de laatst opgeslagen snelheid
en de informatie “ PAUSE
” weerge-
geven.
U kunt, bij draaiende motor, de op-
geslagen maximumsnelheid die bij A

wordt weergegeven, veranderen
door te drukken op:


)
Toets 1
om de ingestelde maxi-
mumsnelheid te verhogen.

)
Toets 2
om de ingestelde maxi-
mumsnelheid te verlagen. Druk de toets achter elkaar opnieuw
in om de ingestelde kruissnelheid
in stappen van 1 km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de snel-
heid in stappen van 5 km/h te ver-
hogen.

Page 155 of 340

IX
153
RIJDEN
De snelheidsbegrenzer, die geen
invloed heeft op het remsysteem
van de auto, is bij een steile afda-
ling of een te snelle acceleratie niet
altijd in staat de ingestelde snel-
heid te handhaven.
Bij het gebruik van andere dan door
CITROËN goedgekeurde matten
bestaat de kans dat het intrappen
van het gaspedaal gehinderd wordt
en de werking van de snelheidsre-
gelaar belemmerd wordt.
De door CITROËN goedgekeurde
matten hebben een derde bevesti-
gingspunt bij de pedalen waardoor
ze de beweging van de pedalen
niet kunnen hinderen.

Onderbreken / hervatten



)
Druk op de toets 3
.
Bij deze handeling wordt de informa-
tie “ PAUSE
” op het instrumentenpa-
neel weergegeven bij A
.
Deze handeling annuleert de inge-
stelde maximumsnelheid niet; op
het instrumentenpaneel bij A
wordt
deze nog steeds weergegeven.


Ingestelde snelheid
overschrijden
Het gaspedaal heeft aan het einde
van de slag een mechanisch “zwaar
punt”. Door het pedaal volledig in te
trappen kunt u op elk gewenst mo-
ment de ingestelde maximumsnel-
heid overschrijden. Gedurende de
tijd dat de maximumsnelheid wordt
overschreden, knippert de weerge-
geven snelheid bij A
. De snelheids-
begrenzer treedt automatisch weer
in werking als u het gas loslaat en
de rijsnelheid weer onder de inge-
stelde waarde komt.
De snelheid knippert ook als de be-
grenzer niet in staat is de ingestelde
snelheid te handhaven (bij een stei-
le afdaling of een te snelle accele-
ratie).
Laat om de begrenzer weer te acti-
veren het gas los, zodat de snelheid
weer onder de ingestelde waarde
komt.


Functie uitschakelen



)
Door op toets 5
te drukken.

)
Door de functie snelheidsbe-
grenzer te selecteren.

)
Door de motor af te zetten.



Storing

Als er een storing in het systeem
optreedt, verschijnt er een bericht
op het display, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het controlelampje
SERVICE
branden.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwali-
fi ceerde werkplaats.

Page 156 of 340

IX
154
RIJDEN
SNELHEIDSREGELAAR
Dit systeem stelt u in staat om con-
stant met een door u ingestelde
snelheid te rijden zonder het gaspe-
daal aan te raken.
Dit systeem kan handmatig worden
ingeschakeld vanaf 40 km/h en wan-
neer:


- u minimaal de vierde versnelling
hebt ingeschakeld bij een hand-
geschakelde versnellingsbak,

- minimaal de tweede versnelling
is ingeschakeld bij een automa-
tische versnellingsbak.


Weergave op het
instrumentenpaneel
De informatie over het systeem wordt
op het instrumentenpaneel bij A

weergegeven.


Instellen



)
Druk op toets 4
om de snelheids-
regelaar “ CRUISE
” te selecte-
ren.

Bediening op het stuurwiel

De toetsen van de snelheidsregelaar
bevinden zich op het linker gedeelte
van het stuurwiel. De selectie wordt bevestigd door de
weergave van de functie op het in-
strumentenpaneel bij A
.
Bij het selecteren van de functie is er
geen kruissnelheid opgeslagen.
Druk op toets 1
of 2
wanneer u de
gewenste snelheid met behulp van
het gaspedaal hebt bereikt. De
kruissnelheid wordt dan opgeslagen
en de regelaar ingeschakeld. De
snelheid en de informatie “ ON
” wor-
den op het instrumentenpaneel bij A

weergegeven.

Aanpassen van de ingestelde
snelheid bij ingeschakelde
regelaar
U kunt de ingestelde snelheid, weer-
gegeven bij A
, aanpassen door te
drukken op:


- toets 1
, om de snelheid te verho-
gen,

- toets 2
, om de snelheid te verla-
gen.
Druk de toets achter elkaar opnieuw in
om de ingestelde kruissnelheid in stap-
pen van 1 km/h te verhogen. Houd de
toets ingedrukt om de snelheid in stap-
pen van 5 km/h te verhogen. U kunt nu het gaspedaal loslaten. de
auto houdt de gekozen snelheid au-
tomatisch aan.
De snelheid van uw auto kan iets af-
wijken ten opzichte van de gekozen
snelheid.
Als het systeem niet in staat is de
ingestelde kruissnelheid te handha-
ven (bijvoorbeeld bij een steile afda-
ling), zal de snelheid op het display
knipperen. Pas zo nodig uw snel-
heid aan.

Page 157 of 340

IX
!
155
RIJDEN

Gebruik de snelheidsregelaar
alleen als de verkeersomstan-
digheden het rijden met een
constante snelheid toelaten.
Gebruik het systeem niet als het
druk is, op slechte wegen of wegen
met weinig grip, of onder andere
omstandigheden die het rijden be-
moeilijken.
Blijf attent en houd de auto altijd
onder controle .

Het is raadzaam om uw voeten in
de buurt van de pedalen te hou-
den.


Ingestelde snelheid
overschrijden
Tijdens het gebruik van de snel-
heidsregelaar kunt u door het
gaspedaal in te trappen op elk wil-
lekeurig moment de ingestelde snel-
heid overschrijden (bijvoorbeeld om
in te halen).
De bij A
weergegeven snelheid
knippert.
Als u vervolgens het gaspedaal los-
laat, vertraagt de auto weer tot de
ingestelde snelheid is bereikt.


Onderbreken/hervatten



)
Door het intrappen van rem- of
koppelingspedaal.

)
Of door het indrukken van toets 3
.

)
Of door het ingrijpen van het
ESP of de ASR.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak wordt de snelheids-
regelaar uitgeschakeld als de ver-
snellingspook in de neutraalstand
staat.

Opnieuw inschakelen



- Door het oproepen van de op-
geslagen snelheid


Druk na het uitschakelen op
toets 3
. Het systeem vertraagt of
versnelt de auto automatisch tot
de opgeslagen kruissnelheid is
bereikt. De opgeslagen snelheid
en de informatie " ON
" worden bij
A
weergegeven.
Als de opgeslagen kruissnelheid
aanzienlijk hoger is dan de ac-
tuele snelheid, versnelt de auto
vlot tot de ingestelde snelheid is
bereikt.

- Door de huidige rijsnelheid te
kiezen


Druk op toets 1
of 2
zodra de ge-
wenste snelheid is bereikt.
De nieuwe gewenste snelheid
en de informatie " ON
" worden bij
A
weergegeven.



Snelheidsregelaar
uitschakelen


)
Door op de toets 5
te drukken.

)
Door selectie van de functie
snelheidsregelaar.

)
Door de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt uit het
geheugen gewist. Bij deze handelingen wordt de infor-
matie “ PAUSE
” bij A
weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Bij deze handelingen wordt de kruis-
snelheid niet gewist; deze blijft zicht-
baar op het instrumentenpaneel.


Storing


Als er een storing in het systeem
optreedt
, verschijnt er een bericht
op het display, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het controlelampje
SERVICE
branden.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.

Page 158 of 340

IX
156
RIJDEN
LANE DEPARTURE
WARNING SYSTEM (LDWS)
Dit systeem registreert wanneer de
bestuurder onvrijwillig een rijstrook-
markering (doorgetrokken of onder-
broken streep) overschrijdt.
Op basis van de signalen van sen-
soren in de voorbumper wordt de
bestuurder gewaarschuwd als de
auto de markering overschrijdt
(bij een wagensnelheid hoger dan
80 km/h).
Dit systeem werkt optimaal op snel-
wegen en autowegen.

Activering



)
Druk op de knop: het lampje gaat
branden.



Uitschakelen



)
Druk opnieuw op de knop: het
lampje gaat uit.
De status van het systeem blijft na
het afzetten van het contact in het
geheugen opgeslagen.


Detectie

U wordt gewaarschuwd door het
trillen van de zitting van de bestuur-
dersstoel:


- rechts: als de rechter rijstrook-
markering wordt overschreden,

- links: als de linker rijstrookmar-
kering wordt overschreden.
Als de richtingaanwijzer is ingescha-
keld, en ongeveer 20 seconden nadat
deze is uitgeschakeld, wordt er geen
enkele waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing
wordt gegeven bij het overschrijden
van een pijl op de weg of een niet-of-
fi ciële markering (bijv. graffi ti).


Storing

In het geval van een storing gaat dit
controlelampje branden vergezeld
van een geluidssignaal en een mel-
ding op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats. Het Lane Departure Warning
System is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks waak-
zaam moet blijven en verantwoor-
delijk is.

Er kunnen storingen in de detectie
optreden:


- als de sensoren vuil zijn (mod-
der, sneeuw, ...),

- als de rijstrookmarkeringen
weggesleten zijn,

- als er weinig contrast is tussen
het wegdek en de markeringen.

Page 159 of 340

IX
157
RIJDEN
PARKEERPLAATSASSISTENT
Dit systeem meet de afmetingen
van een parkeerplek tussen twee
auto's of obstakels en geeft informa-
tie over:


- de mogelijkheid om in een leeg
vak te parkeren, rekening hou-
dend met het formaat van de
auto en de ruimte die nodig is
voor de parkeermanoeuvre,

- de moeilijkheidsgraad van het
inparkeren.
Het systeem meet geen parkeervak-
ken op waarvan de afmetingen aan-
merkelijk groter of kleiner zijn dan
uw auto.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Het controlelampje van de parkeer-
plaatsassistent kan drie verschillen-
de toestanden aangeven:


- gedoofd:
de functie is niet inge-
schakeld,

- permanent brandend:
de func-
tie is ingeschakeld, maar er is
nog niet aan de meetvoorwaar-
den voldaan (richtingaanwijzer
niet bediend, snelheid te hoog)
of de meting is beëindigd,

- knipperend:
bezig met meten,
of de melding wordt weergege-
ven. U kunt de functie parkeerplaatsas-
sistent selecteren door de schake-
laar A
in te drukken. Een permanent
brandend controlelampje geeft aan
dat de functie geselecteerd is.
Tijdens de meting verschijnt op het
display van het instrumentenpaneel
de melding "Meting wordt uitge-
voerd -maximumsnelheid 20 km/u".

Page 160 of 340

IX
158
RIJDEN

Werking

U hebt een beschikbare parkeerplek
ontdekt:


)
Druk op de schakelaar A
om de
functie te selecteren.

)
Schakel de richtingaanwijzer aan
de zijde van de parkeerplek in.

)
Rijd tijdens de meting langs de
parkeerplek, met een snelheid
van minder dan 20 km/h, en be-
reid u voor op het inparkeren.
Het systeem meet nu de afmetingen
van de plek.

)
Het systeem geeft de moeilijk-
heidsgraad voor het inparkeren
aan met een melding op het
display van het instrumentenpa-
neel, vergezeld van een geluids-
signaal.

)
Afhankelijk van de melding die
het systeem geeft, kunt u de par-
keermanoeuvre al dan niet uit-
voeren. De functie kan de volgende meldin-
gen weergeven:

Inparkeren JA


Inparkeren moeilijk


Inparkeren NEE
De functie wordt automatisch uitge-
schakeld:


- bij het inschakelen van de ach-
teruitversnelling,

- bij het afzetten van het contact,

- als geen meting nodig is,

- vijf minuten na het selecteren
van de functie,

- als gedurende langer dan een
minuut met meer dan 70 km/h
wordt gereden.
Als de zijdelingse afstand tussen
uw auto en de parkeerplek te groot
is, bestaat de kans dat het systeem
geen meting uitvoert.
De functie blijft na een berekening
ingeschakeld en kan dus meerdere
parkeermogelijkheden achter elkaar
bepalen.
Zorg ervoor dat de sensoren bij
slecht weer en in de winter niet be-
dekt worden door vuil en sneeuw.
Tijdens het bepalen van de beschik-
bare ruimte wordt de parkeerhulp
vóór uitgeschakeld.
Laat het systeem bij een storing
controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 340 next >