CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 161 of 340

IX
159
RIJDEN
De parkeerhulp is een hulpmid-
del voor de bestuurder die deson-
danks waakzaam moet blijven en
verantwoordelijk is. PARKEERHULP VOOREN/OF ACHTER METGRAFISCHE WEERGAVE EN GELUIDSSIGNALEN

Dit systeem bestaat uit afstands-
sensoren die zijn aangebracht in de
voor- en/of achterbumper.
Het systeem waarschuwt de be-
stuurder voor elk obstakel (persoon,
auto, boom, hek, …) dat zich achter
de auto bevindt. Het waarschuwt u
echter niet voor objecten die zich di-
rect onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamhe-
den of gelijksoortige voorwerpen wor-
den waargenomen bij aanvang van de
manoeuvre, maar niet meer wanneer
de auto te dicht genaderd is.
Het systeem wordt ingeschakeld
:


- zodra de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld,

- bij vooruitrijden met een snelheid
lager dan 10 km/h.
Dit wordt aangegeven door een ge-
luidssignaal en/of door de weergave
van de auto op het multifunctionele
display.
De afstand tot het obstakel wordt
aangegeven door:


- geluidssignalen, die elkaar snel-
ler opvolgen naarmate de auto
dichter bij het obstakel komt,

- een grafi sche weergave op het
multifunctionele display, met
blokjes die steeds dichter bij de
auto komen.
De plaats van het obstakel wordt
aangegeven door de luidsprekers
die het geluidssignaal weergeven
(voor/achter en links/rechts).
Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel ver-
wijderd is, is het geluidssignaal con-
tinu hoorbaar en/of verschijnt het
symbool "Gevaar", afhankelijk van
het type multifunctioneel display.
De parkeerhulp wordt uitgescha-
keld
:


- als de achteruit wordt uitgescha-
keld,

- als bij het vooruitrijden de wagen-
snelheid hoger dan 10 km/h is,

- als de auto langer dan 3 seconden
stilstaat.
Deactiveren


)
Druk op de toets A
. Het verklik-
kerlampje gaat branden en het
systeem is volledig uitgescha-
keld.
Het systeem zal automatisch wor-
den uitgeschakeld bij het trekken
van een aanhangwagen of de mon-
tage van een fi etsendrager (auto
uitgerust met een door CITROËN
aanbevolen trekhaak of fi etsendra-
ger).

Page 162 of 340

IX
160
RIJDEN

Activeren

Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt
zijn met modder, ijs of sneeuw. Als
de sensoren vuil zijn, wordt dit bij
het inschakelen van de achteruitver-
snelling aangegeven door een ge-
luidssignaal (lange piep).
Als de wagensnelheid lager is dan
10 km/h, kunnen door sommige
geluiden (motorfi ets, vrachtwagen,
wegwerkzaamheden, ...) de geluids-
signalen van de parkeerhulp onno-
dig worden geactiveerd.


)
Druk nogmaals op de toets A
.
Het verklikkerlampje gaat uit en
het systeem is weer ingeschakeld.
ELEKTRONISCH GESTUURDE VERINGHYDRACTIVE III +

De vering past zich onmiddellijk au-
tomatisch aan uw rijstijl en het pro-
fi el van de weg aan en zorgt zo voor
een optimaal comfort en een perfec-
te wegligging.
Het veersysteem heeft het voordeel
om afwisselend soepel en stug te
zijn, waardoor een voortdurend sa-
menspel van maximaal comfort en
hoge veiligheid mogelijk is. De ve-
ring verzorgt ook de automatische
wagenhoogteregeling, afhankelijk
van de belading en de rijomstandig-
heden.
Bovendien kunt u met de vering
Hydractive III + kiezen uit twee stan-
den van de vering.
De stand van de vering kan zowel
rijdend als bij stilstaande auto wor-
den gewijzigd door op de toets A
te
drukken.

Weergave op het
instrumentenpaneel
De geselecteerde stand van de ve-
ring wordt weergegeven op het dis-
play van het instrumentenpaneel.

Normale stand
Deze stand zorgt dankzij de
soepele demping voor een
optimaal comfort.
Indien de voor een bepaalde
stand toegestane snelheid
wordt overschreden, keert de auto
automatisch terug naar de normale
wagenhoogte.

Stand SPORT
Deze stand is meer geschikt
voor een dynamische rijstijl.
Het controlelampje van de
bedieningsknop A
gaat
branden en er wordt een
melding weergegeven op het dis-
play van het instrumentenpaneel.
Wanneer de motor wordt afgezet,
blijft de vering in de stand SPORT

staan.

Page 163 of 340

IX
161
RIJDEN

Standen van de wagenhoogte


Hoogste stand
Niet mogelijk bij snelheden > 10 km/h.
Gebruik deze stand voor het verwis-
selen van een wiel.

Verhoogde stand
Geeft een grotere bodemvrijheid (niet
mogelijk bij snelheden > 40 km/h).
Voor gebruik op slechte wegen en bij
het in- en uitrijden van bijvoorbeeld
een parkeergarage. Rijd in deze
stand altijd met lage snelheid.
De wagenhoogte kan alleen bij
draaiende motor versteld worden.

Dankzij de verstelbare wagenhoogte
kunt u elke situatie het hoofd bieden.
Behoudens enkele uitzonderingen
moet altijd in de normale rijstand ge-
reden worden.


)
Druk één keer op een van de be-
dieningsschakelaars.
De verandering van de wagenhoogte
wordt aangegeven door een melding
op het display van het instrumenten-
paneel.
Normale stand
Indien de voor een bepaalde stand
toegestane snelheid wordt over-
schreden, keert de auto automatisch
terug naar de normale stand.


Laagste stand
Handig bij het in- of uitladen van ba-
gage.
Deze stand wordt gebruikt voor con-
troles in de werkplaats.
Niet gebruiken om mee te rijden (niet
mogelijk bij snelheden > 10 km/h).

Page 164 of 340

IX
162
RIJDEN

Niet toegestane wagenhoogte

Het display van het instrumentenpa-
neel geeft tijdelijk een melding dat
de gekozen wagenhoogte niet mo-
gelijk is.
De wagenhoogte blijft in de toege-
stane stand; deze stand wordt op
het display van het instrumentenpa-
neel aangegeven.


Automatische aanpassing van de
hoogte


- Als op een goed wegdek de wa-
gensnelheid boven de 110 km/uur
uitkomt, wordt de wagenhoogte
automatisch verlaagd. Op een
slechter wegdek of wanneer de
snelheid onder de 90 km/uur zakt,
keert de wagenhoogte automa-
tisch terug in de normale stand.

- Op een slechter wegdek wordt
bij lagere of gemiddelde snelheid
de wagenhoogte automatisch
verhoogd. Zodra de omstan-
digheden het toelaten, keert de
auto terug in de normale stand.

- Wanneer u het contact afzet,
zakt de wagenhoogte naar de
parkeerstand.


Omwille van uw eigen veiligheid
is het verplicht om uw auto met
goedgekeurde blokken of assteu-
nen te stutten, wanneer u ingre-
pen onder de auto verricht.

Page 165 of 340

X
163
ONDERHOUD
163

Innovatie voor nog betere prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de
Research & Development-teams van TOTAL
voor CITROËN smeermiddelen die geschikt
zijn voor de nieuwste technologieën die in
auto’s van het merk CITROËN worden toe-
gepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als
gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties
van de motor.

Een optimale bescherming
van uw motor
Het gebruik van TOTAL smeer-
middelen bij het onderhoud van
uw auto CITROËN zorgt voor
een langere levensduur en be-
tere prestaties van de motor
waarbij tevens het milieu wordt
gerespecteerd.

prefereert

Page 166 of 340

X
!
X
164
ONDERHOUD
MOTORKAP

Openen


)
Til de hendel B
op en open de
motorkap.

)

Neem de motorkapsteun C
uit de
houder en klap hem uit om de steun
in de met een gele pijl aangegeven
uitsparing D
te kunnen plaatsen.


)
Bevestig de motorkapsteun in
de uitsparing om de motorkap
geopend te houden.


Sluiten



)
Haal de motorkapsteun uit de
uitsparing.

)
Bevestig de motorkapsteun in de
houder.

)
Laat de motorkap zakken en
druk deze aan het einde van de
slag in het slot.

)
Trek aan de motorkap om te
controleren of deze goed is ver-
grendeld.
Als de motor heet is, let dan goed
op. De hendel en de motorkap-
steun kunnen in dat geval ook heet
zijn (brand uw handen niet).
De plaats van de ontgrendelings-
hendel in het interieur zorgt ervoor
dat de motorkap niet geopend kan
worden als het portier aan bestuur-
derszijde is gesloten.
Verricht deze handeling uitsluitend
bij stilstaande auto.
Mijd het openen van de motorkap
bij harde wind.


)
Open het linker voorportier.

)
Trek de hendel A
aan de onder-
zijde van het portierkader naar u
toe.





Schakel het Stop & Start-sy-
steem altijd uit als u hande-
lingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het auto-
matisch activeren van de START-
stand te voorkomen.
164

Page 167 of 340

XX
165
ONDERHOUD
AFTAPPEN VAN HET
BRANDSTOFFILTER

Afdekkap


Afdekkap verwijderen


Aftappen van water uit het
brandstoffilter
Tap het systeem regelmatig af (bij
elke keer dat de motorolie wordt
ververst).
Draai de aftapplug of de sensor wa-
ter in brandstof aan de onderzijde
van het brandstoffi lter los om het
water weg te laten lopen.
Laat het water geheel weglopen.
Draai vervolgens de aftapplug of
de sensor water in brandstof weer
vast.

HDi 110-, HDi 160- en V6
HDi 240-motor



)
Trek de afdekkap omhoog om
deze te verwijderen.

HDi 140-motor



)
Verwijder de afdekkap door deze
eerst bij punt 3
los te maken en
vervolgens bij punt 1
en 4

.


)
Maak de kap bij punt 2
los door
deze naar u toe te trekken en
vervolgens op te tillen.
Terugplaatsen


)
Maak de kap als eerste bij punt
2
weer vast.

)
Beweeg de kap omlaag en ge-
lijktijdig naar het midden toe.

)
Maak de kap bij de punten 3
en
4
vast door deze omlaag en iets
naar achteren te drukken.

)
Maak de kap bij punt 1
vast door
deze omlaag te drukken.


165

Page 168 of 340

X
!
X
166
ONDERHOUD
BRANDSTOFPECH (DIESEL)


HDi 110-motor



)
Maak de afdekkap los om toe-
gang te krijgen tot de brandstof-
opvoerpomp.




HDi 140- en HDi 160-motor



)
Maak de afdekkap los om toe-
gang te krijgen tot de brandstof-
opvoerpomp.



Ontluchten van het
brandstofcircuit
In geval van brandstofpech:


)
Vul de brandstoftank met mi-
nimaal 5 liter brandstof en ver-
wijder de afdekkap. Bedien
vervolgens de opvoerpomp tot u
weerstand voelt.

)
Start de motor terwijl u het gas-
pedaal iets intrapt, totdat de mo-
tor loopt.

In de HDi-motoren is veel hoog-
waardige technologie toegepast.
Laat werkzaamheden aan deze mo-
toren daarom altijd over aan het per-
soneel van het CITROËN-netwerk,
dat daar speciaal voor is opgeleid, of
aan een gekwalifi ceerde werkplaats
die over het benodigde gereedschap
beschikt.


V6 HDi 240-motor met elektrische
pomp
In geval van brandstofpech:


)
Zet het contact in de stand M
na-
dat u brandstof hebt bijgevuld en
wacht enkele seconden.

)
Bedien de startmotor tot de mo-
tor aanslaat.
Mocht de auto na meerdere pogin-
gen nog niet aanslaan, raadpleeg
dan het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats. Indien de motor niet bij de eerste
poging wil aanslaan, wacht dan vijf-
tien seconden alvorens opnieuw te
starten.
Als de motor na enkele pogingen
nog niet aanslaat, bedien dan op-
nieuw de opvoerpomp en probeer
vervolgens weer te starten.
Geef, terwijl de motor stationair
draait, iets gas om het ontluchten te
voltooien.
166

Page 169 of 340

XX
167
ONDERHOUD
BENZINEMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij
het controleren van de verschillende
vloeistofniveaus en het vervangen
van bepaalde onderdelen.


1.
Reservoir ruiten- en koplamp-
sproeiers.

2.
Reservoir vloeistof stuurbe-
krachtiging of reservoir vloeistof
stuurbekrachtiging/LHM.

3.
Reservoir koelvloeistof.

4.
Oliepeilstok.

5.
Motorolie (bij)vullen.

6.
Reservoir remvloeistof.

7.
Accu.

8.
Luchtfi lter.
1.6i THP


1.6i VTi

167

Page 170 of 340

X
!
168
ONDERHOUD
Auto's met de 2.0i 16V
-motor
kunnen zijn voorzien van een
conventioneel veersysteem.
In dat geval wijkt het reservoir van
de stuurbekrachtigingsvloeistof af.
2.0i 16V


1.
Reservoir vloeistof ruiten- en
koplampsproeiers.

2.
Reservoir stuurbekrachtigings-
vloeistof of reservoir stuurbe-
krachtigingsvloeistof/LHM.

3.
Koelvloeistofreservoir.

4.
Oliepeilstok.

5.
Motorolie (bij)vullen .

6.
Remvloeistofreservoir.

7.
Accu.

8.
Luchtfi lter.

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 340 next >