CITROEN C5 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 81 of 340

IV
79
TOEGANG TOT DE AUTO
PORTIEREN

Openen


Van buitenaf
Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd en één keer op de ont-
grendelknop van de afstandsbe-
diening wordt gedrukt, kan alleen
het bestuurdersportier worden ge-
opend.

)
Trek aan de portiergreep van het
voorportier om het te openen; de
auto wordt dan volledig ontgren-
deld.

)
Trek aan de portiergreep van het
achterportier om het te openen;
alleen het desbetreffende portier
wordt ontgrendeld.


Als het selectief ontgrendelen is
geactiveerd:


- met de portiergreep van het be-
stuurdersportier wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld,

- met de overige portiergrepen
worden de overige portieren en
de achterklep ontgrendeld.
De portieren kunnen niet van bin-
nenuit worden geopend als de su-
pervergrendeling is ingeschakeld.












Handmatige centrale
vergrendeling
Deze functie biedt de mogelijkheid
de portieren en de achterklep van
binnenuit handmatig en volledig te
vergrendelen of te ontgrendelen.

Vergrendelen


)
Druk op de knop A
om de auto te
vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat
branden. Het lampje knippert als
alle opengaande delen zijn vergren-
deld (bij stilstaande auto en afge-
zette motor).
Als een van de portieren is ge-
opend, werkt de centrale vergren-
deling van binnenuit niet.

)
Ontgrendel de auto met de af-
standsbediening of de sleutel en
trek aan de portiergreep.



Van binnenuit

Page 82 of 340

IV
80
TOEGANG TOT DE AUTO

Ontgrendelen


)
Druk nogmaals op de knop A
om
de auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat
uit.
Als de auto van buitenaf is ver-
grendeld of de supervergrendeling
is ingeschakeld, knippert het rode
lampje en is de knop A
inactief.


)
Gebruik in dat geval de af-
standsbediening of de sleutel
om de auto te ontgrendelen.




Automatische centrale
vergrendeling
Deze functie zorgt ervoor dat de
portieren en de achterklep tijdens
het rijden automatisch en volledig
worden vergrendeld.
U kunt de functie desgewenst in-
schakelen of uitschakelen.
Vergrendelen
Zodra sneller wordt gereden dan
10 km/h, worden de portieren en de
achterklep automatisch vergrendeld.
De automatische centrale vergren-
deling werkt niet als een van de por-
tieren is geopend.
Als de achterklep is geopend, is de
automatische centrale vergrende-
ling van de portieren actief.

Ontgrendelen


)
Druk als sneller wordt gereden
dan 10 km/h op de knop A
om
de portieren en de achterklep tij-
delijk te ontgrendelen.


Inschakelen


)
Druk langer dan 2 seconden op
de knop A
.
Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt een melding ter
bevestiging, in combinatie met een
geluidssignaal.

Uitschakelen


)
Druk nogmaals langer dan
2 seconden op de knop A
.
Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt een melding ter
bevestiging, in combinatie met een
geluidssignaal.








Noodbediening

Functie die het mogelijk maakt om
de portieren mechanisch te vergren-
delen of te ontgrendelen bij een lege
accu of in het geval van een storing
in de centrale vergrendeling.
Vergrendelen van het
bestuurdersportier


)
Steek de sleutel in het slot en
draai deze rechtsom.


Ontgrendelen van het
bestuurdersportier


)
Steek de sleutel in het slot en
draai deze linksom.


Vergrendelen van het portier
aan passagierszijde en de
achterportieren


)
Controleer of de kindersloten op
de achterportieren niet geacti-
veerd zijn
.
)
Verwijder met behulp van de
sleutel het zwarte dopje op de
smalle zijde van het portier.

)
Steek de sleutel voorzichtig in de
opening en duw de hendel zon-
der de sleutel te verdraaien, naar
de binnenzijde van het portier.

)
Verwijder de sleutel en plaats
het kapje terug.


Ontgrendelen van het portier
aan passagierszijde en de
achterportieren


)
Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.

Page 83 of 340

IV
81
TOEGANG TOT DE AUTO
ACHTERKLEP (SEDAN)


)
Druk de hendel 1
omhoog en til
de achterklep op.
Bij stilstaande auto kan dit met be-
hulp van:


- De afstandsbediening.

- De sleutel in een portierslot.

- De schakelaar voor de centrale
vergrendeling/ontgrendeling in
het interieur.
De achterklep wordt automatisch
vergrendeld zodra de auto sneller
rijdt dan circa 10 km/h, zelfs als de
automatische vergrendeling uitge-
schakeld is. De achterklep wordt
weer ontgrendeld als een portier
wordt geopend of als u de toets van
de centrale vergrendeling bedient
(snelheid lager dan 10 km/h).


Openen
Vergrendelen/ontgrendelen





Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of
een eventuele storing in de centrale
vergrendeling de achterklep mecha-
nisch ontgrendeld worden.

Ontgrendelen


)
Klap de achterbank naar voren
om bij het slot in de bagageruim-
te te komen.

)
Steek een kleine schroeven-
draaier in de opening A
van het
slot om de achterklep te ontgren-
delen.

)
Duw het witte gedeelte aan de
binnenkant van het slot naar
links om de achterklep te ont-
grendelen.

Page 84 of 340

IV
82
TOEGANG TOT DE AUTO

Elektrisch openen ACHTERKLEP
(TOURER)

Handmatig openen



)
Druk de hendel A
omhoog en til
de achterklep op.



)
Druk hendel A
naar boven of
druk op knop B
van de afstands-
bediening. Laat de achterklep los nadat u op
A
heeft gedrukt.


Handmatig sluiten



)
Trek de achterklep aan lus C
aan
interieurzijde dicht.



Elektrisch sluiten



)
Druk op knop D
om de achter-
klep elektrisch te sluiten.
Zorg ervoor dat niets het sluiten
van de achterklep hindert; obsta-
kels verhinderen het sluiten en
zorgen ervoor dat de achterklep
enkele centimeters omhoog komt.


Vergrendelen/ontgrendelen

Dit is mogelijk bij stilstaande auto met:


- De afstandsbediening.

- De sleutel in een van de portier-
sloten.

- De interieurvergrendelknop.


Het openen/sluiten van de
achterklep onderbreken
Het elektrisch openen of sluiten van
de achterklep kunt u elk moment on-
derbreken door op de knop D
van de
achterklep, de hendel A
of de knop
B
te drukken.
U kunt vervolgens de achterklep
elektrisch of handmatig openen of
sluiten, eventueel in de tegenge-
stelde richting, om deze te deblok-
keren. De achterklep wordt automatisch
vergrendeld zodra u harder rijdt dan
10 km/h, zelfs wanneer het automa-
tisch vergrendelen van de toegan-
gen uitgeschakeld is. Bij het openen
van een portier of wanneer u bij een
snelheid onder de 10 km/h op de
centrale ontgrendelknop in het inte-
rieur drukt, wordt de achterklep ont-
grendeld.


Opslaan van het gedeeltelijk
openen van de achterklep
Zo programmeert u een gedeelte-
lijke openingsstand van de achter-
klep:


)
Zet de achterklep elektrisch
of handmatig in de gewenste
stand.

)
Houd de knop D
ingedrukt. U
hoort een korte piep.

)
Laat de knop D
los.

Page 85 of 340

IV
83
TOEGANG TOT DE AUTO

Geheugen wissen

Als de achterklep in de gedeeltelijke
openingsstand staat, kunt u de pro-
grammering opheffen:


)
Houd de knop D
ingedrukt. U
hoort een lange piep.

)
Laat de knop D
los. De achter-
klep keert bij de volgende be-
diening terug naar de maximale
openingsstand.



Elektrische bescherming van
de motor
Nadat de achterklep diverse keren
achtereen is geopend en gesloten,
kan het voorkomen dat door over-
verhitting van de elektromotor de
achterklep niet meer geopend of ge-
sloten kan worden.
Laat de elektromotor afkoelen door
de achterklep tien minuten niet te
bedienen.
De noodvergrendeling blijft moge-
lijk.
Om letsel uit te sluiten, raden wij
u aan erop te letten dat zich geen
personen in de nabijheid van de
achterklep bevinden,
wanneer
deze via
de elektrische bediening
wordt geopend of gesloten.
Door gewicht op de achter-
klep (sneeuw, fi etsdrager, enz.)

kan deze ongewenst sluiten.

Ondersteun de achterklep, demon-
teer de fi etsdrager of verwijder de
sneeuw.
Vergeet niet de achterklep te ver-
grendelen voordat u de auto in een
wasstraat rijdt, om te voorkomen
dat de achterklep door de achter-
klepmotor
geopend wordt.

Page 86 of 340

IV
84
TOEGANG TOT DE AUTO
PANORAMISCH OPEN DAK (SEDAN)

Als het open dak gesloten is


- Druk de schakelaar B
tot de eer-
ste stand in: kantelen.

- Druk de schakelaar B
tot de
tweede stand in: volledig auto-
matisch openkantelen.

- Druk de schakelaar A
tot de
eerste stand in: naar achteren
schuiven.

- Druk de schakelaar A
tot de
tweede stand in: automatisch
volledig openschuiven.

Open dak geopend


- Druk de schakelaar B
tot de eer-
ste stand in: sluiten.

- Druk de schakelaar B
tot de
tweede stand in: automatisch
volledig sluiten.


Neem bij het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, ook
wanneer u de auto maar even ver-
laat.
Als er iets of iemand bij het bedie-
nen van het open dak klem komt te
zitten, moet u de beweging van het
dakpaneel meteen omkeren.
Doe dat door de schakelaar aan de
andere kant in te drukken.
Als u het schuifdak bedient, moet
u ervoor zorgen dat de passagiers
op geen enkele manier het sluiten
van het dak belemmeren.
De bestuurder moet ervoor zorgen
dat de passagiers het schuifdak op
de juiste manier bedienen.
Houd vooral kinderen goed in de
gaten bij het bedienen van het
dak.
Het achteraf inbouwen van een
schuifdak is niet toegestaan.


Werking


Open dak in de kantelstand


- Druk de schakelaar A
tot de eer-
ste stand in: sluiten.

- Druk de schakelaar A
tot de
tweede stand in: automatisch vol-
ledig sluiten.

Het open dak is voorzien van een
handbediend blinderingspaneel.


Antiklemvoorziening

Een antiklemvoorziening stopt het
sluiten van het dak, zowel bij het
dichtschuiven als het dichtkantelen.
Als een obstakel wordt gedetec-
teerd, wordt de beweging van het
dak omgekeerd.


Resetten

Nadat de accupolen zijn losgeno-
men of als het dak niet goed werkt,
moet de antiklemvoorziening gere-
set worden .


)
kantel het dak volledig open met
schakelaar B
,

)
houd de schakelaar B
minimaal
1 seconde ingedrukt.

Tijdens deze handeling is de anti-
klemvoorziening niet actief.

Page 87 of 340

IV
85
TOEGANG TOT DE AUTO
GLAZEN PANORAMADAK (TOURER)
Deze voorziening heeft een pano-
ramisch oppervlak van getint glas
1
voor een beter zicht en meer licht
in het interieur.
Het is voorzien van een elektrisch
bediend zonnescherm 2
ter verho-
ging van het thermische en akoesti-
sche comfort.

Openen



)
Druk op toets A
.
Wanneer u de toets in de eerste
stand
zet schuift het zonnescherm
stap voor stap open.
Wanneer u de toets in de tweede
stand
zet, schuift het zonnescherm
volledig open.
Het zonnescherm stopt in de eerst-
volgende openingsstand (11 stan-
den) zodra u de toets loslaat.


Sluiten



)
Druk op toets B
.
Wanneer u de toets in de eerste
stand
zet, schuift het zonnescherm
stap voor stap dicht.
Wanneer u de toets in de tweede
stand
zet, schuift het zonnescherm
volledig dicht.
Het zonnescherm stopt in de eerst-
volgende openingsstand (11 stan-
den) zodra u de toets loslaat. Na het opnieuw aansluiten van de
accu of als er een storing optreedt in
het zonnescherm tijdens de bewe-
ging of meteen na het stoppen er-
van, moet u de antiklemvoorziening
als volgt resetten:


)
zet toets B
in de tweede stand
(volledig sluiten),

)
wacht tot het zonnescherm vol-
ledig gesloten is,

)
druk ten minste drie seconden
op toets B
.
Wanneer het zonnescherm spon-
taan open schuift tijdens het sluiten,
dient u, meteen na het stoppen van
het zonnescherm, als volgt te werk
te gaan:


)
Druk op de toets B
tot het zon-
nescherm volledig sluit.

Let op, de antiklemfunctie werkt
niet tijdens deze handelingen.



Laat, wanneer er tijdens het bedie-
nen van het zonnescherm iets klem
komt te zitten, het scherm de ande-
re kant op schuiven. Druk hiervoor
op de desbetreffende toets.
Als u het zonnescherm bedient,
dient u erop te letten dat niemand
het sluiten belemmert.
De bestuurder dient erop toe te
zien dat de inzittenden het zonne-
scherm correct bedienen.
Let op kinderen tijdens het bedie-
nen van het zonnescherm.


Antiklemvoorziening

Als het zonnescherm bij het slui-
ten een obstakel tegenkomt, stopt
het en schuift het weer gedeeltelijk
open.
U moet de antiklemvoorziening ui-
terlijk binnen vijf seconden nadat het
zonnescherm is gestopt resetten:


)
druk op de toets B
tot het zonne-
scherm volledig gesloten is (het
scherm sluit in stappen van en-
kele centimeters).

STAPSGEWIJS TE OPENEN EN TE SLUITEN ELEKTRISCH
ZONNESCHERM

Page 88 of 340

IV
!
86
TOEGANG TOT DE AUTO
BRANDSTOFTANK

Inhoud van de brandstoftank: on-
geveer 71 liter
* .


Minimumbrandstofniveau

Als het minimumbrand-
stofniveau is bereikt,
gaat dit controlelampje
op het instrumentenpa-
neel branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display. Als dit
lampje gaat branden, zit er nog on-
geveer 5 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te
voorkomen dat u zonder brandstof
komt te staan.


)
Druk linksboven op de klep om
deze te openen en trek vervol-
gens aan de rand.


)
draai de sleutel een kwartslag
om de tankdop te openen of te
sluiten,

)
plaats de tankdop tijdens het
tanken op de daarvoor bestem-
de steun A
,

)
vul de brandstoftank, maar stop
met tanken als het vulpistool
al drie keer is afgeslagen
, aan-
gezien er anders storingen in de
werking van uw auto kunnen op-
treden.

De brandstoftank mag alleen ge-
vuld worden
als het
contact
uit
staat

.


Voor benzinemotoren met een ka-
talysator moet u loodvrije benzine

tanken

.



Openen van de
brandstoftankklep
Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter is het raadzaam mi-
nimaal 5 liter brandstof te tanken.
De opening in de vulhals heeft een
aangepaste diameter, waardoor u
uitsluitend loodvrije brandstof kunt
tanken.
Bij het openen van de brandstof-
tankdop kan een aanzuiggeluid
van lucht hoorbaar zijn. Dit is nor-
maal en komt doordat de afdichting
van het brandstofcircuit een onder-
druk veroorzaakt.


Brandstof tanken







Tank nooit als de motor door
het Stop & Start-systeem is
afgezet; zet in dat geval al-
tijd het contact af met de sleutel.

*
55 Liter voor Slowakije.

Page 89 of 340

IV
87
TOEGANG TOT DE AUTO










Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren

Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstof-
fen van het type E10 (deze bevat-
ten 10% ethanol) die voldoen aan
de Europese richtlijnen EN 228 en
EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uit-
sluitend geschikt voor auto's die
speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwali-
teit van de ethanol moet voldoen aan
de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brand-
stoffen met een ethanolgehalte tot
100% (type E100), worden alleen
verkocht in Brazilië.














Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren

Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstof-
fen die aan de huidige en toekom-
stige Europese richtlijnen voldoen
(diesel die voldoet aan de richtlijn EN
590 gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN 14214)
en die aan de pomp getankt kunnen
worden (met een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof
B30 is mogelijk bij bepaalde diesel-
motoren op voorwaarde dat de bij-
zondere onderhoudsvoorschriften
strikt worden nageleefd. Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stook-
olie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en
het brandstofcircuit).

VULPISTOOLRESTRICTIE(DIESEL)
*

Dit mechanisme is aangebracht in
auto's met een dieselmotor, waardoor
het onmogelijk is om benzine te tan-
ken. Hiermee wordt schade aan mo-
toren, ontstaan door het tanken van
de verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankope-
ning is ingebouwd, is zichtbaar zodra
u de brandstoftankdop verwijdert.

Werking

Wanneer u bij een dieseluitvoering
een benzinetankpistool in de tank-
opening plaatst, wordt dit tegenge-
houden door een klep, waardoor het
vergrendeld blijft en er dus niet ge-
tankt kan worden.

Probeer in dat geval niet toch te tan-
ken maar kies een dieseltankpistool.



Het voorzichtig vullen van de brandstof-
tank met behulp van een jerrycan is wel
mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht en
druk deze niet tegen de klep van de vulpi-
stoolrestrictie, om ervoor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.

*
Volgens land van bestemming.

Page 90 of 340

V
88
ZICHT
SCHAKELAAR VERLICHTINGEXTERIEUR
Met de lichtschakelaar kunt u de
verlichting van de auto selecteren
en inschakelen.

Hoofdverlichting

De verlichting van de auto voor en
achter is ontwikkeld om de zicht-
baarheid van de auto en het zicht
van de bestuurder aan te passen
aan de omgeving en de weersom-
standigheden:


- parkeerlicht: om gezien te wor-
den,

- dimlicht: voor een optimaal zicht
zonder medeweggebruikers te
verblinden,

- grootlicht: voor een optimaal
zicht op wegen zonder tegenlig-
gers.



Aanvullende verlichting

Uw auto is voorzien van aanvullen-
de verlichting voor specifi eke rijom-
standigheden:


- mistachterlicht: voor een optima-
le zichtbaarheid van achteren,

- mistlampen vóór: voor extra zicht
bij slecht weer,

- bochtverlichting: voor een opti-
maal zicht in bochten,

- appèllichten: voor een betere zicht-
baarheid van uw auto overdag.



Instellingen

Het verlichtingssysteem van uw
auto heeft verschillende extra au-
tomatische functies die afzonderlijk
kunnen worden ingesteld:


- follow me home-verlichting,

- automatische verlichting,

- bochtverlichting.



Handbediende functies

Lichten uit.





Automatische verlichting.
Alleen parkeerlicht .
Dimlicht of grootlicht.

B.
Trek de hendel naar u toe om
over te schakelen van dim- naar
grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld
of wanneer alleen de parkeerlichten
zijn ingeschakeld, kunt u een licht-
signaal geven door de hendel naar
u toe te trekken.

Verklikkerlampjes

Een verklikkerlampje op het instru-
mentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is inge-
schakeld. De lichtschakelaar bestaat uit de
ring A
en de hendel B
.
A.
Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting:
draai aan de ring om het symbool
van de gewenste stand tegen-
over het merkteken te zetten.
Onder bepaalde weersomstandig-
heden (lage temperatuur, vochtig-
heid) kan zich een laagje condens
aan de binnenzijde van de kop-
lampen en de achterlichten vor-
men; dit verdwijnt enkele minuten
na het ontsteken van de koplam-
pen.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 340 next >