CITROEN C5 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 61 of 333

III
!
59
COMFORT

Vervangen van de batterij
De afstandsbediening wordt gevoed door
een meegeleverde 6V-28L-batterij.
Als deze batterij moet worden vervangen,
wordt dit op het display aangegeven.
Maak het huis van de afstandsbediening
los en vervang de batterij.
De afstandsbediening moet vervolgens
opnieuw gesynchroniseerd worden. Deze
procedure wordt hierna behandeld.


Schakel de programmeerbare
verwarming tijdens het tanken uit
om de kans op brand of een ex-
plosie uit te sluiten.
Om de kans op vergiftiging of
verstikking uit te sluiten mag de
programmeerbare verwarming
nooit, zelfs niet voor een korte
tijd, worden gebruikt in een afge-
sloten ruimte zoals een garage of
werkplaats zonder afzuiginstalla-
tie voor uitlaatgassen.
Parkeer om brand te voorkomen
de auto niet op een gemakke-
lijk brandbare ondergrond (zoals
droog gras, afgevallen bladeren,
papier...).
Het systeem van de program-
meerbare verwarming wordt ge-
voed vanuit de brandstoftank
van de auto. Controleer voor het
gebruik van de verwarming of er
voldoende brandstof aanwezig
is. Als het minimum brandstofni-
veau bereikt is, is het raadzaam
de programmeerbare verwarming
niet te gebruiken.

Gooi de lege batterijen niet
weg, maar lever ze in bij een
speciaal inzamelpunt.

Synchroniseren van de
afstandsbediening
Als de accu is losgekoppeld geweest
of de batterij is vervangen, moet de
afstandsbediening gesynchroniseerd
worden.
Druk binnen 5 seconden na het aanslui-
ten van de accu gedurende 1 seconde
op de toets 4
(OFF). Als de handeling
op de juiste wijze is uitgevoerd, wordt
de melding "OK"
op het display van de
afstandsbediening weergegeven.
Bij een storing wordt de melding
"FAIL"
weergegeven. Voer de hande-
lingen nogmaals uit.

De programmeerbare verwar-
ming kan zodanig worden aan-
gepast dat deze het interieur kan
voorverwarmen. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
De werking van de bewegings-
melder van het interieuralarm kan
verstoord worden door de lucht
van de aanjager wanneer de pro-
grammeerbare verwarming aan-
staat.
Om het onbedoeld afgaan van
het interieuralarm te voorkomen,
is het raadzaam dit uit te schake-
len wanneer u de programmeer-
bare verwarming gebruikt.

Page 62 of 333

III
60
COMFORT
VOORSTOELEN MET DE HAND TE BEDIENEN FUNCTIES



1.
Hoofdsteun in hoogte verstel-
len en kantelen


Trek de hoofdsteun omhoog om
deze hoger te stellen.
Om de hoofdsteun lager te zet-
ten drukt u op de ontgrende-
ling A
en duwt u de hoofdsteun
omlaag. Het instelling is correct
wanneer de bovenkant van de
hoofdsteun op dezelfde hoog-
te zit als de bovenkant van uw
hoofd. De hoofdsteunen zijn ook
kantelbaar.
Druk op de ontgrendeling A
en
trek de hoofdsteun omhoog om
deze in zijn geheel te verwijde-
ren. Het verstellen van de rug-
leuning kan noodzakelijk zijn.

2.
Kantelen van de rugleuning


Zet met de daarvoor bestemde
bediening de rugleuning in de
gewenste hellingshoek.

3.
Instellen van de zithoogte


Beweeg de hendel net zo lang
omhoog of omlaag tot de ge-
wenste instelling is bereikt.

4.
Verstellen van de stoel in leng-
terichting


Licht de bedieningsstang op en
schuif de stoel in de gewenste
stand.

5.
Lendensteun verstellen


Zet met de daarvoor bestemde
bediening de lendensteun in de
gewenste positie.

6.
Bediening stoelverwarming


De stoelverwarming werkt alleen
als de motor draait. De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun van de stoel kunnen versteld wor-
den, om een zo comfortabel mogelijke rijpositie te verkrijgen.

Rijd, in verband met uw eigen vei-
ligheid, niet met verwijderde hoofd-
steunen; zorg dat deze geplaatst
en correct afgesteld zijn.

Page 63 of 333

III
61
COMFORT
VOORSTOELEN
ELEKTRISCH VERSTELLEN

Zet, om de stoelen elektrisch te verstellen, het contact aan of start de motor als
de eco-modus is ingeschakeld.
De stoel kan ook terwijl het contact is afgezet na het openen van een van de
voorportieren gedurende enige tijd versteld worden.

2.
Kantelen van de rugleuning


Beweeg de schakelaar naar vo-
ren of naar achteren om de hel-
lingshoek van de rugleuning in te
stellen.

3.
Bovenste gedeelte van de rug-
leuning kantelen


Beweeg de schakelaar naar vo-
ren of naar achteren om de hel-
lingshoek van het bovenste ge-
deelte van de rugleuning in te
stellen.

1.
Zitting in hoogte verstellen,
kantelen en in lengterichting
verstellen




)
Licht de schakelaar aan de voorzijde
op of druk deze neer om het zitgedeel-
te van de stoel te kantelen.

)
Licht de schakelaar aan de achterzijde
op of druk deze neer om het zitgedeel-
te te verhogen of te verlagen.

)
Beweeg de schakelaar naar voren of
naar achteren om de stoel naar voren
of naar achteren te bewegen.


4.
Lendensteun verstellen


Dit systeem biedt de mogelijk-
heid om onafhankelijk van elkaar
de hoogte en de diepte van de
lendensteun in te stellen.
Bedien de schakelaar:


)

Naar voren of naar achteren voor
meer of minder steun in de lendenen.

)
Omhoog of omlaag om de druk-
zone van de lendensteun om-
hoog of omlaag te bewegen.







Hoofdsteun in hoogte verstellen
en kantelen bij stoelen met
elektrische verstelling


)
Trek het gedeelte C
naar buiten
of duw het in om de hoofdsteun
te kantelen tot aan de gewenste
positie.

)
Trek de hoofdsteun omhoog om
deze hoger te stellen.

)
Om de hoofdsteun lager te zet-
ten drukt u op de ontgrendeling
D
en duwt u de hoofdsteun om-
laag.

)
Druk op de ontgrendeling D
en
trek de hoofdsteun omhoog om
deze in zijn geheel te verwijderen.

Page 64 of 333

III
62
COMFORT
Deze functie zorgt voor een massage ter
hoogte van de lendenen van de bestuur-
der. De functie werkt alleen bij draaiende
motor.


)
Druk op de knop A
.
Het controlelampje gaat branden en de
massagefunctie wordt voor een tijdsduur
van 1 uur ingeschakeld. Gedurende deze
tijdsduur wordt de massage in cycli van
6 minuten uitgevoerd (4 minuten massa-
ge worden gevolgd door 2 minuten rust).
Het systeem voert in totaal 10 cycli uit.
Na 1 uur wordt de functie uitgeschakeld.
Het controlelampje gaat uit.

Massagefunctie
In-/uitstapfunctie

De instapfunctie vergemakkelijkt het
in- en uitstappen.
Zo schuift de stoel automatisch naar
achteren bij het afzetten van het
contact of bij het openen van het
bestuurdersportier; de stoel blijft in
deze stand staan tot u weer instapt.
Bij aanzetten van het contact schuift
de stoel weer naar voren in de ge-
programmeerde stand.
Zorg ervoor dat het verplaatsen van
de stoel niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Deze functie is standaard uitgescha-
keld. U kunt deze functie activeren
of uitschakelen via het “Hoofdmenu”
van het display van het instru-
mentenpaneel. Selecteer hiervoor
“Parameters auto / Comfort / In-/uit-
stappen bestuurder”.

Uitschakelen
U kunt de massagefunctie op elk ge-
wenst moment uitschakelen door op
de knop A
te drukken.










Bediening stoelverwarming


Bij draaiende motor zijn de voor-
stoelen apart regelbaar.


)
Met de corresponderende draai-
knop aan de buitenzijde van bei-
de voorstoelen kan de stoelver-
warming ingeschakeld worden
en kan een verwarmingsstand
worden geselecteerd
:


0 : Uit.

1 : Laag.

2 : Gemiddeld.

3 : Hoog.

Page 65 of 333

III
63
COMFORT












Opslaan van zitposities in het
geheugen
Dit systeem slaat de instellingen van
de bestuurdersstoel op. U kunt twee
standen opslaan met de toetsen aan
de zijkant van de bestuurdersstoel.
Tijdens het opslaan van de zitposi-
ties van de bestuurdersstoel worden
de instellingen van de airconditio-
ning eveneens opgeslagen.
Opslaan van een zitpositie

Met de toetsen M / 1 / 2


)
Zet het contact aan.

)
Zet uw stoel in de gewenste
stand.

)
Druk op de toets M
en vervol-
gens binnen vier seconden op
de toets 1
of 2
.
Een geluidssignaal geeft aan dat
de zitpositie is opgeslagen.
Het opslaan van een andere stand
annuleert de vorige in het geheugen
opgeslagen stand.

Oproepen van een opgeslagen
zitpositie

Contact aan of draaiende motor


)
Druk kort op de toets 1
of 2
om
de desbetreffende zitpositie op
te roepen.
Een geluidssignaal geeft aan dat de
opgeslagen zitpositie is ingenomen.
Als bij aangezet contact een opge-
slagen stand een aantal keer achter
elkaar is opgeroepen, zal om het
ontladen van de accu te voorkomen
de functie worden uitgeschakeld tot-
dat de motor wordt gestart.
Voor uw veiligheid: probeer niet
een stand op te slaan tijdens het
rijden.
HOOFDSTEUNEN ACHTER

De hoofdsteunen achter zijn verwij-
derbaar en kunnen in twee standen
worden gezet:


- omhoog, om ze te gebruiken.

-
omlaag, als ze niet worden gebruikt.
Trek aan de hoofdsteun om hem
omhoog te zetten.
Druk op de blokkeerpal en duw de
hoofdsteun vervolgens omlaag om
hem omlaag te zetten.
U kunt de hoofdsteun verwijderen
door hem omhoog te zetten, op de
blokkeerpal te drukken en de hoofd-
steun omhoog te trekken.
Steek om de hoofdsteun te plaatsen
de pennen recht in de openingen.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen
zijn verwijderd; de hoofdsteunen
moeten zijn geplaatst en correct
zijn afgesteld. Voor het instellen van de aircon-
ditioning, raadpleeg de rubriek
"Airconditioning".

Page 66 of 333

III
64
COMFORT
ACHTERBANK
U kunt het linkerdeel (2/3) en/of het
rechterdeel (1/3) van de achterbank
neerklappen om de bagageruimte te
vergroten.

Verwijderen van de zitting



)
Schuif de voorstoel aan de des-
betreffende zijde indien nodig
naar voren.

)
Til de voorzijde van de zitting
1
omhoog.

)
Kantel de zitting 1
volledig tegen
de rugleuning van de voorstoel.

)
Verwijder de zitting 1
uit de be-
vestigingen door de zitting om-
hoog te trekken.



Terugplaatsen van de zitting



)
Plaats de zitting 1
in verticale
richting in de bevestigingen.

)
Klap de zitting 1
omlaag.

)
Druk de zitting vast.



Neerklappen van de achterbank

Kantel om beschadiging van de ach-
terbank te voorkomen altijd eerst
de zitting naar voren voordat u de
rugleuning neerklapt:



)
schuif de voorstoel indien nodig
naar voren,

)
til de voorzijde van de zitting
1
omhoog,

)
kantel de zitting 1
volledig tegen
de rugleuning van de voorstoel,

)
controleer of de veiligheidsgor-
del langs de rand van de rugleu-
ning loopt,

)
zet de hoofdsteunen in de laag-
ste stand of verwijder deze zo
nodig,

)
trek de hendel 3
naar voren om
de rugleuning 2
te ontgrendelen,

)
klap de rugleuning 2
neer.
De zitting 1
kan worden verwijderd
voor extra laadruimte.


Terugplaatsen van de achterbank

Bij het terugplaatsen van de achter-
bank:


)
zet de rugleuning 2
rechtop en
vergrendel deze,

)
klap de zitting 1
terug,

)

zet de hoofdsteunen weer in de
hoogste stand of plaats deze terug.
Let erop dat bij het terugplaatsen
van de achterbank de veiligheids-
gordels niet klem komen te zitten
en dat de gesphouders op de juiste
plek komen te zitten.
De rode controlemarkering van de
bediening 3
mag niet meer zichtbaar
zijn, anders moet u de rugleuning zo
ver mogelijk naar achteren duwen.

Page 67 of 333

III
65
COMFORT
SPIEGELS

Buitenspiegels

De verstelbare buitenspiegels zor-
gen voor het benodigde zicht naar
achteren bij een inhaalmanoeuvre
of het parkeren van de auto. De bui-
tenspiegels kunnen ook worden in-
geklapt.

Verstellen
Zet het contact aan:


)
zet de knop A
naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren,

)
duw de knop B
in de vier richtin-
gen om de spiegel af te stellen,

)
zet de knop A
weer in het mid-
den. Het ontdooien/ontwasemen van de
buitenspiegels is gekoppeld aan
die van de achterruitverwarming.


Inklappen


)
van buitenaf: vergrendel de auto met
de afstandsbediening of de sleutel.

)
vanuit het interieur: trek bij aangezet
contact de schakelaar A
naar achte-
ren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met
behulp van de schakelaar A
, worden ze
niet automatisch uitgeklapt als de auto
wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de
schakelaar A
naar achteren om de bui-
tenspiegels uit te klappen.


Uitklappen


)
van buitenaf: ontgrendel de auto
met de afstandsbediening of de
sleutel.

)
vanuit het interieur: trek bij aange-
zet contact de schakelaar A
naar
achteren.
Als de spiegels handmatig van po-
sitie zijn veranderd, kunt u door de
schakelaar A
ingedrukt te houden de
automatische bediening weer inscha-
kelen.
Het automatisch in- en uitklappen van
de buitenspiegels kan worden gede-
activeerd door het CITROËN-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.


De weergegeven objecten in de buiten-
spiegels lijken verder af dan ze in werke-
lijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden
om de afstand ten opzichte van achterop-
komend verkeer goed in te schatten.






Binnenspiegel

Verstelbare spiegel voor het zicht
recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van
een nachtstand waardoor de spie-
gel donkerder wordt en de bestuur-
der minder hinder ondervindt van de
zon en van koplampverlichting van
achteropkomend verkeer ...


Binnenspiegel met handbediende
dag-/nachtstand

Verstellen


)
Stel de spiegel af als deze in de
dagstand staat.


Dag-/nachtstand



)
Trek aan het hendeltje om de spiegel
in de nachtstand te zetten.

)
Duw het hendeltje naar voren om de
spiegel terug te zetten in de dagstand.




Om veiligheidsrdenen moeten de
spiegels zo zijn ingesteld dat de
"dode hoek" zo klein mogelijk is.

Page 68 of 333

III
66
COMFORT
Voer deze handelingen om veilig-
heidsredenen uitsluitend uit bij stil-
staande auto.
STUURWIELVERSTELLING

Het stuurwiel kan in hoogte en diep-
te worden versteld voor een optima-
le zithouding van de bestuurder.

Verstellen



)
Verstel eerst de bestuurdersstoel
in een voor u optimale stand.

)
Zorg dat de auto stilstaat
en
trek aan de hendel A
om het
stuurwiel te ontgrendelen.

)
Verstel het stuurwiel in hoogte
en diepte.

)
Druk de hendel goed vast om
het stuurwiel te vergrendelen.
Wanneer u na de vergrendeling ste-
vig op het stuur drukt, kunt u een
zachte klik waarnemen.







Automatisch dimmende binnenspiegel


Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal
zicht naar achteren. Dankzij een sensor die de hoeveel-
heid licht die vanaf de achterzijde
van de auto op de spiegel valt, meet,
gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de
nachtstand.
De binnenspiegel is voorzien van
een nachtstand (antiverblindings-
stand) waardoor het spiegelglas
automatisch donker wordt: de be-
stuurder heeft hierdoor minder last
van de verlichting van achteropko-
mend verkeer, zonneschijn enz.... Auto's voorzien van elektrochromen
buitenspiegels hebben een aan/uit-
schakelaar gecombineerd met een
controlelampje.

Aan


)
Zet het contact aan en druk op
de schakelaar 1
.
Lampje 2
gaat branden en de spie-
gel wordt in de automatische anti-
verblindingsstand gezet.

Uit


)
Druk op schakelaar 1
.
Het lampje 2
gaat uit en de onge-
dimde stand van de spiegel blijft ge-
handhaafd.

Page 69 of 333

IV
67
TOEGANG TOT DE AUTO
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
U kunt om de auto te ontgrendelen
of vergrendelen de centrale vergren-
deling bedienen met de sleutel in
het portierslot of met de afstandsbe-
diening. De sleutel met afstandsbe-
diening dient tevens voor de lokali-
satie, de follow me home-verlichting
en het starten van de auto en maakt
deel uit van de diefstalbeveiliging.

Openen van de auto


Ontgrendelen met de
afstandsbediening

Uitklappen van de sleutel


)
Druk op de knop A
om de sleutel
uit te klappen.


)
Druk op het geopende
hangslot om de auto te
ontgrendelen.


Ontgrendelen met de sleutel


)
Draai de sleutel linksom in het
slot van het bestuurdersportier
om de auto te ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt beves-
tigd door het gedurende ongeveer
2 seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers en het branden
van de plafonnier (als deze functie
geactiveerd is).
Tegelijkertijd worden, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, de
buitenspiegels uitgeklapt.



Selectieve ontgrendeling met de
afstandsbediening


)
Druk één keer op het ge-
opende hangslot om al-
leen het bestuurderspor-
tier te ontgrendelen.

)
Druk nogmaals op het geopende
hangslot om de overige portie-
ren en de achterklep te ontgren-
delen. Tegelijkertijd worden, afhankelijk van
de uitvoering, bij de eerste ontgren-
deling de buitenspiegels uitgeklapt.
Het volledig of selectief ontgrende-
len kan worden ingesteld met be-
hulp van het confi guratiemenu van
het display van het instrumentenpa-
neel (zie hoofdstuk "Controle tijdens
het rijden").
Standaard is de volledige ontgren-
deling geactiveerd.
Selectieve ontgrendeling met de
sleutel is niet mogelijk.
Het ontgrendelen wordt beves-
tigd door het gedurende ongeveer
2 seconden snel knipperen van de
richtingaanwijzers en het gaan bran-
den van de interieurverlichting.


Elektrisch bediende achterklep
)
Met een druk op de
schakelaar B
wordt de
achterklep automatisch
geopend.

Page 70 of 333

IV
68
TOEGANG TOT DE AUTO

Normale vergrendeling met de
sleutel


)
Draai de sleutel rechtsom in het
slot van het bestuurdersportier
om de auto te vergrendelen.
Het vergrendelen wordt beves-
tigd door het gedurende ongeveer
2 seconden branden van de rich-
tingaanwijzers en het doven van de
interieurverlichting.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, de
buitenspiegels ingeklapt. Als een van de portieren, de achterruit
of de achterklep geopend is, werkt de
centrale vergrendeling niet.
Als de auto is vergrendeld en per on-
geluk wordt ontgrendeld zonder dat
binnen 30 seconden een van de por-
tieren wordt geopend, wordt de auto
automatisch weer vergrendeld.
Bij stilstaande auto en afgezette mo-
tor wordt de vergrendeling bevestigd
door het knipperen van het controle-
lampje van de schakelaar van de ver-
grendeling in het interieur.
Het in- en uitklappen van de buiten-
spiegels met de afstandsbediening
kan worden uitgeschakeld door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.



Supervergrendeling met de
afstandsbediening


)
Druk op het gesloten
hangslot om de auto
volledig te vergrende-
len of druk langer dan
2 seconden op het ge-
sloten hangslot om ook
de ruiten en het open
dak te sluiten.

)
Druk binnen 5 seconden nog-
maals op het gesloten hangslot
om de supervergrendeling van
de auto in te schakelen.



















Sluiten van de auto


Normale vergrendeling met de
afstandsbediening


)
Druk op het gesloten
hangslot om de auto te
vergrendelen.

)
Druk langer dan 2 seconden op
het gesloten hangslot om ook de
ruiten en het open dak automa-
tisch te sluiten.



Supervergrendeling met de
sleutel


)
Draai de sleutel rechtsom in het
slot van het bestuurdersportier
om de auto volledig te vergren-
delen en houd de sleutel langer
dan 2 seconden in deze stand
om ook de ruiten te sluiten.

)
Draai binnen 5 seconden de
sleutel nogmaals rechtsom om
de supervergrendeling van de
auto in te schakelen.
De supervergrendeling wordt beves-
tigd door het gedurende ongeveer
2 seconden branden van de rich-
tingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden de buitenspie-
gels ingeklapt (afhankelijk van de
uitvoering).
De supervergrendeling blokkeert het
van buitenaf en van binnenuit ope-
nen van de portieren.
Als de supervergrendeling is ingescha-
keld, is ook de vergrendelingsschake-
laar in het interieur buiten werking.
Als de auto stilstaat en de motor is
afgezet, is aan het knipperen van
het controlelampje in de schakelaar
van de centrale vergrendeling op
het dashboard te zien dat de auto
vergrendeld is.
Als een portier of de achterklep niet
goed gesloten is, zal de centrale ver-
grendeling niet werken.
Schakel daarom nooit de superver-
grendeling in als er zich iemand in de
auto bevindt.

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 340 next >