CITROEN C5 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 81 of 333

IV
79
TOEGANG TOT DE AUTO
ACHTERKLEP (SEDAN)


)
Druk de hendel 1
omhoog en til
de achterklep op.

Bij stilstaande auto kan dit met be-
hulp van:


- De afstandsbediening.

- De sleutel in een portierslot.

- De schakelaar voor de centrale
vergrendeling/ontgrendeling in
het interieur.
De achterklep wordt automatisch
vergrendeld zodra de auto sneller
rijdt dan circa 10 km/h, zelfs als de
automatische vergrendeling uitge-
schakeld is. De achterklep wordt
weer ontgrendeld als een portier
wordt geopend of als u de toets van
de centrale vergrendeling bedient
(snelheid lager dan 10 km/h).


Openen

Vergrendelen/ontgrendelen





Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of
een eventuele storing in de centrale
vergrendeling de achterklep mecha-
nisch ontgrendeld worden.

Ontgrendelen


)
Klap de achterbank naar voren
om bij het slot in de bagageruim-
te te komen.

)
Steek een kleine schroeven-
draaier in de opening A
van het
slot om de achterklep te ontgren-
delen.

)
Duw het witte gedeelte aan de
binnenkant van het slot naar
links om de achterklep te ont-
grendelen.




Vergrendelen van het portier aan
passagierszijde en de achterportieren


)
Open de portieren.

)
Controleer of de kinderbeveili-
ging van de achterportieren niet
geactiveerd is (zie het hoofdstuk
"Kinderbeveiliging").

)
Verwijder met behulp van de
sleutel het zwarte dopje op de
smalle zijde van het portier.

)
Steek de sleutel voorzichtig in de
opening en duw de hendel zon-
der de sleutel te verdraaien, naar
de binnenzijde van het portier.

)
Verwijder de sleutel en plaats
het kapje terug.

)
Sluit de portieren en controleer
van buitenaf of de auto goed is
vergrendeld.


Ontgrendelen van het portier
aan passagierszijde en de
achterportieren


)
Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde.

Page 82 of 333

IV
80
TOEGANG TOT DE AUTO

Elektrisch openen ACHTERKLEP
(TOURER)

Handmatig openen



)
Druk de hendel A
omhoog en til
de achterklep op.



)
Druk hendel A
naar boven of
druk op knop B
van de afstands-
bediening. Laat de achterklep los nadat u op
A
heeft gedrukt.


Handmatig sluiten



)
Trek de achterklep aan lus C
aan
interieurzijde dicht.



Elektrisch sluiten



)
Druk op knop D
om de achter-
klep elektrisch te sluiten.
Zorg ervoor dat niets het sluiten
van de achterklep hindert; obsta-
kels verhinderen het sluiten en
zorgen ervoor dat de achterklep
enkele centimeters omhoog komt.


Vergrendelen/ontgrendelen

Dit is mogelijk bij stilstaande auto met:


- De afstandsbediening.

- De sleutel in een van de portier-
sloten.

- De interieurvergrendelknop.


Het openen/sluiten van de
achterklep onderbreken
Het elektrisch openen of sluiten van
de achterklep kunt u elk moment on-
derbreken door op de knop D
van de
achterklep, de hendel A
of de knop
B
te drukken.
U kunt vervolgens de achterklep
elektrisch of handmatig openen of
sluiten, eventueel in de tegenge-
stelde richting, om deze te deblok-
keren. De achterklep wordt automatisch
vergrendeld zodra u harder rijdt dan
10 km/h, zelfs wanneer het automa-
tisch vergrendelen van de toegan-
gen uitgeschakeld is. Bij het openen
van een portier of wanneer u bij een
snelheid onder de 10 km/h op de
centrale ontgrendelknop in het inte-
rieur drukt, wordt de achterklep ont-
grendeld.


Opslaan van het gedeeltelijk
openen van de achterklep
Zo programmeert u een gedeelte-
lijke openingsstand van de achter-
klep:


)
Zet de achterklep elektrisch
of handmatig in de gewenste
stand.

)
Houd de knop D
ingedrukt. U
hoort een korte piep.

)
Laat de knop D
los.

Page 83 of 333

IV
81
TOEGANG TOT DE AUTO

Geheugen wissen

Als de achterklep in de gedeeltelijke
openingsstand staat, kunt u de pro-
grammering opheffen:


)
Houd de knop D
ingedrukt. U
hoort een lange piep.

)
Laat de knop D
los. De achter-
klep keert bij de volgende be-
diening terug naar de maximale
openingsstand.



Elektrische bescherming van
de motor
Nadat de achterklep diverse keren
achtereen is geopend en gesloten,
kan het voorkomen dat door over-
verhitting van de elektromotor de
achterklep niet meer geopend of ge-
sloten kan worden.
Laat de elektromotor afkoelen door
de achterklep tien minuten niet te
bedienen.
De noodvergrendeling blijft moge-
lijk.
Om letsel uit te sluiten, raden wij
u aan erop te letten dat zich geen
personen in de nabijheid van de
achterklep bevinden,
wanneer
deze via
de elektrische bediening
wordt geopend of gesloten.
Door gewicht op de achter-
klep (sneeuw, fi etsdrager, enz.)

kan deze ongewenst sluiten.

Ondersteun de achterklep, demon-
teer de fi etsdrager of verwijder de
sneeuw.
Vergeet niet de achterklep te ver-
grendelen voordat u de auto in een
wasstraat rijdt, om te voorkomen
dat de achterklep door de achter-
klepmotor
geopend wordt.

Page 84 of 333

IV
82
TOEGANG TOT DE AUTO
PANORAMISCH OPEN DAK (SEDAN)

Als het open dak gesloten is


- Druk de schakelaar B
tot de eer-
ste stand in: kantelen.

- Druk de schakelaar B
tot de
tweede stand in: volledig auto-
matisch openkantelen.

- Druk de schakelaar A
tot de
eerste stand in: naar achteren
schuiven.

- Druk de schakelaar A
tot de
tweede stand in: automatisch
volledig openschuiven.

Open dak geopend


- Druk de schakelaar B
tot de eer-
ste stand in: sluiten.

- Druk de schakelaar B
tot de
tweede stand in: automatisch
volledig sluiten.


Neem bij het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, ook
wanneer u de auto maar even ver-
laat.
Als er iets of iemand bij het bedie-
nen van het open dak klem komt te
zitten, moet u de beweging van het
dakpaneel meteen omkeren.
Doe dat door de schakelaar aan de
andere kant in te drukken.
Als u het schuifdak bedient, moet
u ervoor zorgen dat de passagiers
op geen enkele manier het sluiten
van het dak belemmeren.
De bestuurder moet ervoor zorgen
dat de passagiers het schuifdak op
de juiste manier bedienen.
Houd vooral kinderen goed in de
gaten bij het bedienen van het
dak.
Het achteraf inbouwen van een
schuifdak is niet toegestaan.


Werking


Open dak in de kantelstand


- Druk de schakelaar A
tot de eer-
ste stand in: sluiten.

- Druk de schakelaar A
tot de
tweede stand in: automatisch vol-
ledig sluiten.

Het open dak is voorzien van een
handbediend blinderingspaneel.


Antiklemvoorziening

Een antiklemvoorziening stopt het
sluiten van het dak, zowel bij het
dichtschuiven als het dichtkantelen.
Als een obstakel wordt gedetec-
teerd, wordt de beweging van het
dak omgekeerd.


Resetten

Nadat de accupolen zijn losgeno-
men of als het dak niet goed werkt,
moet de antiklemvoorziening gere-
set worden .



)
kantel het dak volledig open met
schakelaar B
,

)
houd de schakelaar B
minimaal
1 seconde ingedrukt.

Tijdens deze handeling is de anti-
klemvoorziening niet actief.

Page 85 of 333

IV
83
TOEGANG TOT DE AUTO
GLAZEN PANORAMADAK (TOURER)
Deze voorziening heeft een pano-
ramisch oppervlak van getint glas
1
voor een beter zicht en meer licht
in het interieur.
Het is voorzien van een elektrisch
bediend zonnescherm 2
ter verho-
ging van het thermische en akoesti-
sche comfort.

Openen



)
Druk op toets A
.
Wanneer u de toets in de eerste
stand
zet schuift het zonnescherm
stap voor stap open.
Wanneer u de toets in de tweede
stand
zet, schuift het zonnescherm
volledig open.
Het zonnescherm stopt in de eerst-
volgende openingsstand (11 stan-
den) zodra u de toets loslaat.


Sluiten



)
Druk op toets B
.
Wanneer u de toets in de eerste
stand
zet, schuift het zonnescherm
stap voor stap dicht.
Wanneer u de toets in de tweede
stand
zet, schuift het zonnescherm
volledig dicht.
Het zonnescherm stopt in de eerst-
volgende openingsstand (11 stan-
den) zodra u de toets loslaat. Na het opnieuw aansluiten van de
accu of als er een storing optreedt in
het zonnescherm tijdens de bewe-
ging of meteen na het stoppen er-
van, moet u de antiklemvoorziening
als volgt resetten:


)
zet toets B
in de tweede stand
(volledig sluiten),

)
wacht tot het zonnescherm vol-
ledig gesloten is,

)
druk ten minste drie seconden
op toets B
.
Wanneer het zonnescherm spon-
taan open schuift tijdens het sluiten,
dient u, meteen na het stoppen van
het zonnescherm, als volgt te werk
te gaan:


)
Druk op de toets B
tot het zon-
nescherm volledig sluit.

Let op, de antiklemfunctie werkt
niet tijdens deze handelingen.



Laat, wanneer er tijdens het bedie-
nen van het zonnescherm iets klem
komt te zitten, het scherm de ande-
re kant op schuiven. Druk hiervoor
op de desbetreffende toets.
Als u het zonnescherm bedient,
dient u erop te letten dat niemand
het sluiten belemmert.
De bestuurder dient erop toe te
zien dat de inzittenden het zonne-
scherm correct bedienen.
Let op kinderen tijdens het bedie-
nen van het zonnescherm.


Antiklemvoorziening

Als het zonnescherm bij het slui-
ten een obstakel tegenkomt, stopt
het en schuift het weer gedeeltelijk
open.
U moet de antiklemvoorziening ui-
terlijk binnen vijf seconden nadat het
zonnescherm is gestopt resetten:


)
druk op de toets B
tot het zonne-
scherm volledig gesloten is (het
scherm sluit in stappen van en-
kele centimeters).

STAPSGEWIJS TE OPENEN EN TE
SLUITEN ELEKTRISCH ZONNESCHERM

Page 86 of 333

IV
!
84
TOEGANG TOT DE AUTO
BRANDSTOFTANK

Inhoud van de brandstoftank: on-
geveer 71 liter

* .


Minimumbrandstofniveau

Als het minimumbrand-
stofniveau is bereikt,
gaat dit controlelampje
op het instrumentenpa-
neel branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display. Als dit
lampje gaat branden, zit er nog on-
geveer 5 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te
voorkomen dat u zonder brandstof
komt te staan.


)
Druk linksboven op de klep om
deze te openen en trek vervol-
gens aan de rand.


)
draai de sleutel een kwartslag
om de tankdop te openen of te
sluiten,

)
plaats de tankdop tijdens het
tanken op de daarvoor bestem-
de steun A
,

)
vul de brandstoftank, maar stop
met tanken als het vulpistool
al drie keer is afgeslagen
, aan-
gezien er anders storingen in de
werking van uw auto kunnen op-
treden.

De brandstoftank mag alleen ge-
vuld worden
als het
contact
uit
staat

.


Voor benzinemotoren met een ka-
talysator moet u loodvrije benzine

tanken

.



Openen van de
brandstoftankklep
Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter is het raadzaam mi-
nimaal 5 liter brandstof te tanken.
De opening in de vulhals heeft een
aangepaste diameter, waardoor u
uitsluitend loodvrije brandstof kunt
tanken.
Bij het openen van de brandstof-
tankdop kan een aanzuiggeluid
van lucht hoorbaar zijn. Dit is nor-
maal en komt doordat de afdichting
van het brandstofcircuit een onder-
druk veroorzaakt.


Brandstof tanken







Tank nooit als de motor door
het Stop & Start-systeem is
afgezet; zet in dat geval al-
tijd het contact af met de sleutel.

*
55 Liter voor Slowakije.

Page 87 of 333

IV
85
TOEGANG TOT DE AUTO










Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren

Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrand-
stoffen van het type E10 (deze be-
vatten 10% ethanol) die voldoen aan
de Europese richtlijnen EN 228 en
EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitslui-
tend geschikt voor auto's die speci-
aal bestemd zijn voor dit type brand-
stof (BioFlex-auto's). De kwaliteit
van de ethanol moet voldoen aan de
Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brand-
stoffen met een ethanolgehalte tot
100% (type E100), worden alleen
verkocht in Brazilië.













Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren

Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstof-
fen die aan de huidige en toekom-
stige Europese richtlijnen voldoen
(diesel die voldoet aan de richtlijn
EN 590 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN 14214)
en die aan de pomp getankt kunnen
worden (met een gehalte aan methyl-
estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof
B30 is mogelijk bij bepaalde diesel-
motoren op voorwaarde dat de bij-
zondere onderhoudsvoorschriften
strikt worden nageleefd. Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stook-
olie...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en
het brandstofcircuit).

VULPISTOOLRESTRICTIE(DIESEL)
*

Dit mechanisme is aangebracht in
auto's met een dieselmotor, waar-
door het onmogelijk is om benzine te
tanken. Hiermee wordt schade aan
motoren, ontstaan door het tanken
van de verkeerde brandstof, voorko-
men.
Deze voorziening, die in de tankope-
ning is ingebouwd, is zichtbaar zodra
u de brandstoftankdop verwijdert.

Werking

Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening
plaatst, wordt dit tegengehouden door
een klep, waardoor het vergrendeld blijft
en er dus niet getankt kan worden.

Probeer in dat geval niet toch te tan-
ken maar kies een dieseltankpistool.



Het vullen van de brandstoftank met be-
hulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht, druk
deze niet tegen de klep van de vulpi-
stoolrestrictie en giet voorzichtig om er-
voor te zorgen dat de brandstof netjes in
de vulopening stroomt.

*
Volgens land van bestemming.

Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het
tanken van Diesel per land kunnen
verschillen, kan de aanwezigheid
van een tankbeveiliging op de auto
er toe leiden dat tanken niet moge-
lijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u
naar het buitenland afreist bij het
CITROËN-netwerk te informeren
of uw auto geschikt is om in het
desbetreffende land te kunnen tan-
ken.

Page 88 of 333

V
86
ZICHT
SCHAKELAAR VERLICHTINGEXTERIEUR
Met de lichtschakelaar kunt u de
verlichting van de auto selecteren
en inschakelen.

Hoofdverlichting

De verlichting van de auto voor en
achter is ontwikkeld om de zicht-
baarheid van de auto en het zicht
van de bestuurder aan te passen
aan de omgeving en de weersom-
standigheden:


- parkeerlicht: om gezien te wor-
den,

- dimlicht: voor een optimaal zicht
zonder medeweggebruikers te
verblinden,

- grootlicht: voor een optimaal
zicht op wegen zonder tegenlig-
gers.



Aanvullende verlichting

Uw auto is voorzien van aanvullen-
de verlichting voor specifi eke rijom-
standigheden:


- mistachterlicht: voor een optima-
le zichtbaarheid van achteren,

- mistlampen vóór: voor extra zicht
bij slecht weer,

- bochtverlichting: voor een opti-
maal zicht in bochten.

- appèllichten: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto over-
dag.



Instellingen

Bepaalde functies kunnen worden
ingesteld:


- verlichting overdag,

- automatische verlichting,

- bochtverlichting,

- follow me home verlichting.



Handbediende functies

Lichten uit.





Automatische verlichting.
Parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.

B.
Trek de hendel naar u toe om
over te schakelen van dim- naar
grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld
of wanneer alleen de parkeerlichten
zijn ingeschakeld, kunt u een licht-
signaal geven door de hendel naar
u toe te trekken.

Verklikkerlampjes

Een verklikkerlampje op het instru-
mentenpaneel geeft aan dat de ge-
selecteerde verlichting is ingescha-
keld. De lichtschakelaar bestaat uit de
ring A
en de hendel B
.
A.
Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting:
draai aan de ring om het symbool
van de gewenste stand tegen-
over het merkteken te zetten.
Onder bepaalde weersomstandig-
heden (lage temperatuur, vochtig-
heid) kan zich een laagje condens
aan de binnenzijde van de kop-
lampen en de achterlichten vor-
men; dit verdwijnt enkele minuten
na het ontsteken van de koplam-
pen.

Page 89 of 333

V
87
ZICHT









C.
Ring voor de selectie van de mist-
verlichting.
De mistlampen werken in combi-
natie met parkeerlicht, dimlicht en
grootlicht.


- schakelaar één stand naar voren
draaien: inschakelen mistachter-
lichten.

- schakelaar één stand naar ach-
teren draaien: uitschakelen mist-
achterlichten.


- schakelaar één stand naar voren
draaien: inschakelen mistlampen
voor.

- schakelaar twee standen naar
voren draaien: inschakelen mist-
achterlicht.

- schakelaar één stand naar ach-
teren draaien: uitschakelen mist-
achterlicht.

- schakelaar twee standen naar
achteren draaien: uitschakelen
mistlampen voor.



Uitvoering met alleen
mistachterlichten
Uitvoering met mistlampen
voor en achter





Bij helder of regenachtig weer, zo-
wel overdag als 's nachts, zijn de
mistlampen vóór en de mistachter-
lichten verblindend voor medeweg-
gebruikers en daarom niet toege-
staan. Gebruik de mistlampen vóór
en de mistachterlichten uitsluitend
bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende
licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.

Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de ver-
lichting handmatig is ingeschakeld
en een van de voorportieren wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal
om aan te geven dat de verlichting
nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als de dimlichten bij afgezet con-
tact blijven branden, worden deze
na 30 minuten automatisch uitge-
schakeld om het ontladen van de
accu te voorkomen.

Page 90 of 333

V
88
ZICHT

*
Afhankelijk van het land van be-
stemming.







Appèlverlichting

Dit systeem bestaat uit een specifi e-
ke lamp in de koplampunit die con-
tinu brandt, zodat u overdag goed
zichtbaar bent.
De appèlverlichting wordt met draai-
ende motor automatisch en continu
ingeschakeld als:


- De functie is geactiveerd * in het
"Hoofdmenu" van het display
van het instrumentenpaneel.

- De verlichtingsschakelaar in de
stand 0
of AUTO
staat.

- Alle koplampen zijn uitgescha-
keld.
U kunt deze functie uitzetten * via het
"Hoofdmenu" van het display van
het instrumentenpaneel.






Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het
afzetten van het contact de dimlich-
ten nog even blijven branden om het
uitstappen in het donker te verge-
makkelijken.

Inschakelen


)
Geef bij afgezet contact een
"lichtsignaal" met de lichtscha-
kelaar.

)
Geef nogmaals een "lichtsignaal"
om de functie uit te schakelen.


Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto
wordt de handbediende follow me
home-verlichting na een bepaalde
tijd automatisch uitgeschakeld.














Automatische verlichting

Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is of in bepaalde geval-
len dat de ruitenwissers worden in-
geschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving
weer voldoende is of nadat het wis-
sen is gestopt.

Inschakelen


)
Draai de ring A
in de stand
"AUTO"
. Het inschakelen wordt
bevestigd door een melding op
het display van het instrumen-
tenpaneel.


Uitschakelen


)
Draai de ring A
in een andere
stand dan de stand "AUTO"
. Het
uitschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 340 next >