CITROEN C5 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 211 of 384
209
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
Zekeringentabel
Zekeringnr.StroomsterkteFunctie
F6 25
 
A 12V-aansluiting achter (max. vermogen: 100
 
W)
F7 15
 
A Mistachterlichten
F8 20
 
A
s
tandkachel (diesel)
F9 30
 
A
el
ektrische parkeerrem
8 
Praktische informatie  
Page 212 of 384
210
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
12V- ac c u
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich in de motorruimte.toegang tot de accu:
F
 
o
 pen de motorkap met de hendel in het 
interieur en vervolgens de veiligheidshaak 
aan de buitenzijde,
F
 
b
 evestig de motorkapsteun,
F
 
v
 erwijder de kunststof afdekkap voor 
toegang tot de twee accupolen,
F
 
m
 aak indien nodig de zekeringkast los om 
de accu te verwijderen. F
  t
rek
  de hendel D zo ver mogelijk omhoog 
om de accupoolklem E te ontgrendelen.
De (+) klem loskoppelen
Deze sticker hoort bij het st op & st
art-systeem en geeft aan dat er een 
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die 
alleen losgekoppeld en/of vervangen 
mag worden door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Procedure voor het starten van de motor met behulp van startkabels en een hulpaccu of het opladen van de accu als deze is ontladen.
Weer aansluiten van de (+) klem
F Plaats de geopende accupoolklem E op de 
pluspool (+) van de accu.
F
 
D
 ruk verticaal op de accupoolklem om 
deze goed tegen de accu aan te drukken.
F
 
Z
 et de accupoolklem vast door de hendel D 
omlaag te bewegen.
Forceer de hendel niet door erop te 
duwen, aangezien de accupoolklem 
niet kan worden vergrendeld als deze 
niet correct is geplaatst; herhaal de 
procedure. 
Praktische informatie  
Page 213 of 384
211
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
Na het weer aansluiten van 
de accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut 
a lvorens de motor te starten, zodat de 
elektronische systemen geïnitialiseerd 
kunnen worden. 
r
a
 adpleeg 
het CI
t
ro
Ën-
 netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als er zich 
na deze handeling toch nog problemen 
voordoen.
ra
adpleeg de desbetreffende rubriek 
voor het zelf opnieuw initialiseren van:
-
 
d
 e sleutel met afstandsbediening,
-
 
h
 et zonnescherm van het 
panoramadak,
-
 
d
 e radiozenders en de datum en tijd 
van het audiosysteem.
Starten van de motor met 
een hulpaccu
Als de accu van uw auto is ontladen, kan de 
motor worden gestart met behulp van een 
hulpaccu (een externe accu of de accu van een 
andere auto) en startkabels.
Vóór het loskoppelen van 
de accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van 
h et contact.
sl
uit de ruiten en de voorportieren 
voordat u de accukabels loskoppelt. F
  s
l
 uit de rode kabel aan op de (+) -pool van 
de ontladen accu A en vervolgens op de 
(+) -pool van de hulpaccu B .
F   sl uit de groene of zwarte kabel aan op de 
(-) -pool van de hulpaccu B . De (-) -pool 
bevindt zich bij de V6
  HDi-motor onder het 
rode deksel.
F
  s
l
 uit het andere uiteinde van de groene of 
zwarte kabel aan op het massapunt C van 
de auto waarvan de accu ontladen is.
F	 ◦Start
	 de 	 motor 	 van 	 de 	 auto 	 met 	 de 	
h
ulpaccu en laat deze enkele minuten 
draaien.
F
  s
t
 el de startmotor van de auto met 
ontladen accu in werking en laat de motor 
draaien.
 A
ls de motor niet direct aanslaat, zet dan 
het contact af en wacht even voordat u een 
nieuwe poging doet.
F
 
W
 acht tot de motor stationair draait 
en neem dan de startkabels los in de 
omgekeerde volgorde van het aansluiten.
Controleer van tevoren of de hulpaccu 
een 12V-accu is en een capaciteit heeft 
die minimaal gelijkwaardig is aan die 
van de ontladen accu.
st
art de motor niet wanneer een 
acculader is aangesloten.
ne
em de positieve (+) accupoolklem 
niet los bij draaiende motor.
8 
Praktische informatie  
Page 214 of 384
212
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
Laden met behulp van een 
acculader
F Maak de accupoolklemmen los.
F V olg de aanwijzingen van de fabrikant van 
de acculader.
F
  s
l
 uit de accukabels weer aan, te beginnen 
met de (-) -kabel.
F
 
C
 ontroleer of de accupolen en de klemmen 
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een 
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan 
de accukabels los en reinig de polen en 
klemmen.
bi
 j auto's met het  s
t
 op &  s
t
 art-systeem 
hoeven de accukabels tijdens het 
opladen niet losgenomen te worden.
ee
 n aantal functies is niet beschikbaar 
als de laadtoestand van de accu 
onvoldoende is.
be
 scherm uw ogen en gezicht voordat u 
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend 
uit in een goed geventileerde ruimte, ver 
van open vuur of vonken veroorzakende 
bronnen, om elk risico van brand- of 
explosiegevaar uit te sluiten.
Probeer niet een bevroren accu op 
te laden: de accu moet eerst worden 
ontdooid om explosiegevaar uit te sluiten. 
Als de accu bevroren is geweest, laat 
deze dan eerst controleren, voordat u hem 
laat opladen door het CI
t
ro
Ën-
 netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats. Zij 
controleren of de inwendige componenten 
zijn beschadigd en of de behuizing 
scheuren vertoont, waardoor giftige 
en corrosie-veroorzakende accuzuren 
zouden kunnen weglekken.
ke
er de polariteiten niet om en gebruik 
uitluitend een 12-volt accu.
Maak de accupoolklemmen niet los bij 
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de 
accupoolklemmen los te nemen.
Was uw handen als de werkzaamheden 
beëindigd zijn.
Het is raadzaam de accu los te 
koppelen als uw auto langer dan een 
maand buiten gebruik is.
Accu's bevatten schadelijke stoffen, 
zoals zwavelzuur en lood. Accu's 
moeten volgens de wettelijke 
voorschriften worden afgevoerd en 
mogen in geen geval bij het huisvuil 
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een 
speciaal afvalstoffendepot.
Het aanduwen om de motor te starten 
is bij een auto met een automatische 
transmissie niet toegestaan.
na h
et monteren van de accu duurt 
het even voordat het 
s
t
 op &  s
t
 art-
systeem weer zal werken, hoe lang dit 
duurt is afhankelijk van klimatologische 
omstandigheden en de laadtoestand 
van de accu (kan tot ongeveer 8
  uur 
du r e n). 
Praktische informatie  
Page 215 of 384
213
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale 
gebruiksduur van een aantal functies om te 
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
na
dat de motor is afgezet, kunt u een 
aantal elektrische functies zoals het audio- 
en telematicasysteem, de ruitenwissers, 
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal 
maximaal 40
 
minuten gebruiken.Inschakelen van de  
eco-mode
Vervolgens geeft een melding op het display 
van het instrumentenpaneel aan dat de eco-
mode is ingeschakeld en worden de actieve 
functies in de ruststand gezet.Als u op het moment dat de eco-mode 
wordt ingeschakeld aan het telefoneren 
bent, kan het gesprek nog gedurende 
ongeveer 10
  minuten worden 
voortgezet via de handsfree set van uw 
autoradio.
Uitschakelen van de  
eco-mode
De functies worden automatisch weer 
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
st
art om de functies direct weer te kunnen 
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
 
m
 inder dan tien minuten om de functies 
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
 
m
 eer dan tien minuten om de functies 
ongeveer dertig minuten te kunnen 
gebruiken.
ne
em de tijd die nodig is voor het starten van 
de motor in acht om een juiste lading van de 
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van 
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor 
niet gestart worden (zie de rubriek 
"Ac cu").
8 
Praktische informatie  
Page 216 of 384
214
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
slepen van uw auto
u kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.
H et sleepoog bevindt zich in de 
gereedschapsdoos van de krik in het 
reservewiel.
om b
ij het sleepoog te komen:
F
 
o
 pen de achterklep,
F
 
t
 il de vloerplaat op,
F
 
n
 eem het sleepoog uit de 
gereedschapsdoos.
Toegang tot het 
gereedschap Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.
er m
oet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet 
beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4
  wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; 
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.
bi
j het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld.
Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf :
-
 
a
 ls de auto is gestrand op de autosnelweg,
-
 
b
 ij auto's met vier wielaandrijving,
-
 
a
 ls het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te 
ontgrendelen of de handrem los te zetten,
-
 
b
 ij takelen met slechts twee wielen op de grond,
-
 bij
 het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang... 
Praktische informatie  
Page 217 of 384
215
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
F Maak het afdekplaatje in de voorbumper los door de onderzijde ervan los te wippen 
met het platte uiteinde van het sleepoog.
F
 
D
 raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
  b evestig de sleepstang.
F
  s
c
 hakel de alarmknipperlichten van beide 
auto's in.
Slepen van uw auto
Als u dit voorschrift niet opvolgt, 
kunnen bepaalde onderdelen van het 
remsysteem beschadigd raken en kan 
de rembekrachtiger na het starten 
mogelijk niet meer werken.
ee
n storing in de automatische 
transmissie kan tot gevolg hebben 
dat de auto stilvalt met ingeschakelde 
versnelling. In een dergelijk geval 
moet de auto aan de voorkant worden 
opgetakeld om gesleept te worden. F
 
M
 aak het afdekplaatje van de 
achterbumper los:
●	 door
	
h
 et 	
a
 an 	
d
 e 	
o
 nderzijde 	
i
 n 	
t
 e 	
d
 rukken,
●	 door
	 het 	 vervolgens 	 aan 	 de 	 bovenzijde 	
l
os te wippen met het platte uiteinde van 
het sleepoog.
F
 
D
 raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
  b evestig de sleepstang.
F
  s
c
 hakel de alarmknipperlichten van beide 
auto's in.
Slepen van een andere auto
F Zet de versnellingshendel in de  neutraalstand (stand N bij de automatische 
transmissie).
8 
Praktische informatie  
Page 218 of 384
216
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
trekken van een aanhanger
uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.
Adviezen
Koeling
Het trekken van een aanhanger op 
een helling veroorzaakt een hogere 
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is 
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
 
P
 as uw snelheid aan om het toerental te 
beperken.
Het maximale aanhangergewicht is 
afhankelijk van het hellingspercentage en de 
buitentemperatuur.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van de 
koelvloeistoftemperatuurmeter.
Wij raden u aan gebruik te maken van 
een speciaal door CI
t
ro
Ën
 geteste 
en goedgekeurde trekhaak inclusief 
bedrading en deze door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats te laten monteren.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door 
een bedrijf dat niet tot het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk behoort, moet de montage 
altijd volgens de voorschriften van de 
fabrikant worden uitgevoerd.
Het rijden met een aanhanger heeft veel 
invloed op het rijgedrag van de auto en vergt 
daarom extra aandacht van de bestuurder.
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware 
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en 
houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen 
de prestaties van de motor af als men op 
grotere hoogte boven de zeespiegel komt. 
tr
ek boven de 1000   m 10% van het maximale 
aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke 
volgende 1000
  m. F
 
A
 ls het waarschuwingslampje 
van de koelvloeistoftemperatuur 
gaat branden in combinatie met 
het waarschuwingslampje STOP , 
stop dan zo snel mogelijk en zet 
de motor af.
ra
adpleeg de rubriek "
te
 chnische 
gegevens" voor de gewichten en 
aanhangergewichten die voor uw auto 
van toepassing zijn. 
Praktische informatie  
Page 219 of 384
217
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
Kap voor 
luchtinlaatbeperking
bij het trekken van een aanhanger dient de kap 
voor de luchtinlaatbeperking van de voorbumper 
te zijn verwijderd, evenals het motorkaprubber 
indien uw auto hiermee is uitgerust.
ra
adpleeg daarvoor het CI
t
 ro
Ën-
 netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto  en de aanhanger en breng deze indien 
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger.
De parkeerhulp wordt automatisch 
uitgeschakeld als bij het aankoppelen 
van een aanhanger een originele 
CI
tro
Ën-
 trekhaak wordt gebruikt.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de 
remweg.
bi
j een lange afdaling is het, om te voorkomen 
dat de remmen oververhit raken, raadzaam om 
op de motor af te remmen.
8 
Praktische informatie  
Page 220 of 384
218
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
Dakdragers
In verband met de constructie van de 
auto wordt, vanwege uw veiligheid en om 
beschadiging van het dak en de achterklep 
te voorkomen, aanbevolen alleen dakdragers 
te gebruiken die door CI
t
ro
Ën
  getest en 
goedgekeurd zijn.
on
geacht het type lading dat op het dak 
wordt vervoerd (fietsdrager, skidragers...) is 
het noodzakelijk dat u ook dwarsgeplaatste 
dakdragers gebruikt. Het is strict verboden iets 
te bevestigen op andere elementen dan de 
dakdragers.
Aanbevelingen
F Zorg voor een gelijkmatige verdeling en  voorkom overbelasting aan één kant.
F
 
P
 laats de zwaarste lading zo dicht mogelijk 
bij het dak.
F
  s
j
 or de lading goed vast en markeer buiten 
de auto stekende lading.
F
  r
i
 jd behoedzaam: wees bedacht op een 
grotere zijwindgevoeligheid (de stabiliteit 
van de auto kan door de belading worden 
beïnvloed).
F
 
V
 er wijder de dakdragers zodra deze niet 
meer nodig zijn. Maximaal toegestane last op de 
dakdragers (voor een hoogte van minder 
dan 40
  cm, behalve bij fietsdrager): 80   kg.
Als de hoogte boven de 40   cm uitkomt, 
dient u uw snelheid aan te passen aan 
de weggesteldheid, om te voorkomen 
dat de dakdragers en de bevestigingen 
op het dak beschadigd raken.
Wij verzoeken u te informeren naar 
de wetgeving in uw land omtrent het 
vervoeren van voorwerpen die langer 
zijn dan de auto zelf. 
Praktische informatie