ontgrendel CITROEN C5 AIRCROSS 2022 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 212 of 276

210
In geval van pech
Laat accu's uitsluitend vervangen door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
U mag geen andere auto starten met
behulp van de 12V-accu's van uw auto.
Toegang tot de accu's
Voor
De voorste accu bevindt zich onder de motorkap.

Voor toegang tot de pluspool (+):
► Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens
de veiligheidshaak van de motorkap te bedienen.
► Open de motorkap.
Pluspool (+) met snelsluiting.
Minpool (-).
De minpool van de accu is niet bereikbaar en
daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)

► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic
kapje van de pluspool (+)
op.


T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om
de accupoolklem B te ontgrendelen.


Beweeg de accupoolklem B

omhoog om hem
te verwijderen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)

► Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
► Plaats de geopende accupoolklem B
op de
pluspool (+).


Druk de accupoolklem B

volledig omlaag.


Beweeg de hendel A

omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.


Afhankelijk van de uitrusting duwt u het
plastic kapje terug op de pluspool (+)

.
De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
Na het aansluiten van de kabels
Als de accukabels weer zijn aangesloten,
moet u het contact aanzetten en vervolgens 1
minuut wachten voordat u de motor start, zodat
de elektronische systemen kunnen worden
geïnitialiseerd.
Wanneer er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, neem dan contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aan de hand van het desbetreffende hoofdstuk
moet u bepaalde uitrustingselementen resetten:


Afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering).



Schuif-/kanteldak en elektrisch zonnescherm.



Elektrische ruitbediening.



Datum en tijd.


Voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas weer als
de auto gedurende een bepaalde periode, die
afhankelijk is van de omgevingstemperatuur
en de laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
12V-accu (plug-in hybride)
Het plug-in hybridesysteem heeft twee
hulpaccu's: een voorin en een achterin de auto.
Deze accu's bevatten schadelijke
stoffen (zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen van de
afstandsbediening en accu's in bij een
speciaal inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu's uitvoert.
Voer handelingen aan de accu's uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver van
open vuur of vonken veroorzakende bronnen,
om elk risico van brand- of explosiegevaar uit
te sluiten.
Was na afloop uw handen.

Page 213 of 276

2 11
In geval van pech
8Laat accu's uitsluitend vervangen door een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
U mag geen andere auto starten met
behulp van de 12V-accu's van uw auto.
Toegang tot de accu's
Voor
De voorste accu bevindt zich onder de motorkap.

Voor toegang tot de pluspool (+):
► Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens
de veilighe
idshaak van de motorkap te bedienen.


Open de motorkap.
Pluspool (+)

met snelsluiting.
Minpool (-).
De minpool van de accu is niet bereikbaar en
daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Achter
De achterste accu bevindt zich in de
bagageruimte.
Voor toegang tot de accu:


► Til de vloerplaat in de bagageruimte op.
Pluspool (+), beschermd door een rood kunststof
kapje (niet toegankelijk).
Minpool (-) met een zwarte snelsluitende
aansluiting.
De voorste accu laden met
behulp van een acculader
Voor een optimale levensduur van de voorste
accu is het noodzakelijk om ervoor te zorgen dat
de accu voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de voorste accu op te laden:


Als de auto vooral voor korte ritten wordt
gebruikt.



Als de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de voorste accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en die
een nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.


Zet het contact af.



Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).

Page 214 of 276

212
In geval van pech
• Trek de hendel ( A) zo ver mogelijk omhoog.
• Plaats de geopende accupoolklem ( B) op de
pluspool (+).
• Druk de accupoolklem B volledig omlaag.
• Beweeg de hendel A omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.
► Sluit de minpool (-) van de achterste
accu aan met de zwarte aansluiting met
snelkoppeling.
Na het aansluiten van de kabels
Als de accukabels weer zijn aangesloten,
moet u het contact aanzetten en vervolgens 1
minuut wachten voordat u de motor start, zodat
de elektronische systemen kunnen worden
geïnitialiseerd.
Wanneer er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, neem dan contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aan de hand van het desbetreffende hoofdstuk
moet u bepaalde uitrustingselementen resetten:
– Afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering).
– Schuif-/kanteldak en elektrisch zonnescherm.
– Elektrische ruitbediening.
– Datum en tijd.
– Voorkeuzezenders.
► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen
de lader B
uit alvorens de kabels op de accu aan
te sluiten.


Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.



Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.



Sluit de kabels van lader B

als volgt aan:


de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
de accu

A,


de zwarte minkabel (-) op het massapunt C


van de auto.


Zet na afloop van het laden eerst acculader B


uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).
De accu's loskoppelen/
aansluiten
Procedure voor het loskoppelen/aansluiten
van de accu's als de auto langdurig niet wordt
gebruikt.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu's los te koppelen:
► Open het bestuurdersportier en de
achterklep.


Sluit alle andere portieren/deuren.



Schakel alle stroomverbruikers uit (zoals
audiosysteem, ruitenwissers en verlichting).



Zet het contact uit en wacht totdat het
controlelampje READY

uitgaat.


W
acht 4 minuten.
Voer het loskoppelen en aansluiten van
de accu's nooit in een andere dan de
aangegeven volgorde uit - kans op
onherstelbare schade!
Loskoppelen
► Koppel de minpool (-) van de achterste accu
los met de zwarte aansluiting met snelkoppeling.


► Koppel de pluspool (+) van de voorste accu
los door de rode klem met snelkoppeling los te
maken: •

T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.


Beweeg de accupoolklem B

omhoog om
hem te verwijderen.
Aansluiten

► Sluit de pluspool (+) van de voorste accu aan
door de rode klem aan te sluiten:

Page 215 of 276

213
In geval van pech
8• Trek de hendel (A) zo ver mogelijk omhoog.
• Plaats de geopende accupoolklem ( B
) op de
pluspool (+).


Druk de accupoolklem B

volledig omlaag.


Beweeg de hendel A

omlaag om de
accupoolklem B vast te zetten.


Sluit de minpool (-)

van de achterste
accu aan met de zwarte aansluiting met
snelkoppeling.
Na het aansluiten van de kabels
Als de accukabels weer zijn aangesloten,
moet u het contact aanzetten en vervolgens 1
minuut wachten voordat u de motor start, zodat
de elektronische systemen kunnen worden
geïnitialiseerd.
Wanneer er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, neem dan contact op
met een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aan de hand van het desbetreffende hoofdstuk
moet u bepaalde uitrustingselementen resetten:


Afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering).



Schuif-/kanteldak en elektrisch zonnescherm.



Elektrische ruitbediening.



Datum en tijd.


Voorkeuzezenders.
De auto slepen
U kunt uw auto door een andere auto laten
slepen of uw auto gebruiken om een andere
auto te slepen met behulp van een afneembare
mechanische voorziening.
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende
auto hoger is dan van de auto die wordt
gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon
moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
kabels, touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem- en
stuurbekrachtiging niet.
Neem contact op met een
professioneel bergingsbedrijf:


Als de auto is gestrand op de autosnelweg
of autoweg.



Als het niet mogelijk is de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te
ontgrendelen of de parkeerrem vrij te zetten.



Als het bij een auto met automatische
transmissie niet mogelijk is om deze te slepen
met draaiende motor

.


Bij het slepen met slechts twee wielen op
de grond.



Bij auto's met vierwielaandrijving.



Bij het ontbreken van een goedgekeurde
sleepstang.
Plug-in hybrides
Trap eerst het rempedaal in terwijl
het contact aan is en selecteer stand N.
Schakel vervolgens het hybridesysteem uit
(controlelampje READY uit).
Roep altijd de hulp in van een professioneel
bergingsbedrijf om uw auto met een
autoambulance of oplegger te bergen.
Gebruik het sleepoog alleen
om de auto,
wanneer deze vastzit, los te trekken of
tijdens de berging vast te zetten op een
autoambulance of oplegger.

Page 216 of 276

214
In geval van pech
Voor het slepen van uw auto:
► Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
► Bevestig de sleepstang.
► Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Wanneer deze instructie niet in acht
wordt genomen, kunnen bepaalde
onderdelen (zoals de remmen en de
transmissie) beschadigd raken en kan het zijn
dat de rembekrachtiging niet werkt wanneer
de motor een volgende keer wordt gestart.
Automatische transmissie
Sleep de auto nooit met de aangedreven
wielen op de grond terwijl de motor is afgezet.
► Ontgrendel het stuurwiel en zet de
parkeerrem vrij.
► Schakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.
► Rijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand beperkt.
Slepen van een andere auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
achterzijde:

Beperkingen bij slepen
Type auto
(motor/versnellingsbak) Voorwielen op de grond Achterwielen op de
grondDieplader
4 wielen op de grond
met sleepstang
Verbrandingsmotor /
Handgeschakeld


Verbrandingsmotor / Automaat

Hybride 2WD

2WD: tweewielaandrijving.
Bij een storing in de accu of elektrische parkeerrem is het essentieel d\
at u contact opneemt met een professioneel bedrijf met een dieplader voor
berging (behalve bij handgeschakelde versnellingsbak).
Toegang tot het
gereedschap


Het sleepoog is opgeborgen in een
gereedschapskist onder de vloer van de
bagageruimte.
Het hulpstuk voor het openen van het
afdekplaatje aan de achterzijde is aan het
sleepoog bevestigd.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over toegang tot het
gereedschap.
Slepen van de auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
voorzijde:


► Maak het afdekplaatje los met het
gereedschap dat aan het sleepoog is bevestigd.


V
erwijder het afdekplaatje door het naar
rechts en vervolgens omlaag te bewegen.

Page 217 of 276

215
In geval van pech
8Voor het slepen van uw auto:
► Draai het sleepoog vast tot de aanslag.


Bevestig de sleepstang.



Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Wanneer deze instructie niet in acht
wordt genomen, kunnen bepaalde
onderdelen (zoals de remmen en de
transmissie) beschadigd raken en kan het zijn
dat de rembekrachtiging niet werkt wanneer
de motor een volgende keer wordt gestart.
Automatische transmissie
Sleep de auto nooit met de aangedreven
wielen op de grond terwijl de motor is afgezet.


Ontgrendel het stuurwiel en zet de
parkeerrem vrij.



Schakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.



Rijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand beperkt.
Slepen van een andere auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
achterzijde:


► Maak het afdekplaatje los met het
gereedschap dat aan het sleepoog is bevestigd.


Beweeg het afdekplaatje omlaag.
V

oor het slepen van een andere auto:


Draai het sleepoog vast tot de aanslag.



Bevestig de sleepstang.



Schakel de alarmknipperlichten van beide
auto's in.



Rijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand beperkt.

Page 230 of 276

228
CITROËN Connect Radio
naar het eerste niveau in de structuur en
kiest u een andere indeling (bijvoorbeeld
afspeellijsten). Bevestig uw keuze voordat u
in de structuur weer afzakt naar het gewenste
nummer.
De softwareversie van het audiosysteem kan
incompatibel zijn met de softwareversie van de
Apple
®-speler.
Informatie en tips
Het systeem ondersteunt USB-apparaten voor
massaopslag, BlackBerry®-apparaten of Apple®-
spelers via de USB-poorten. De adapterkabel
wordt niet meegeleverd.
U beheert de apparaten met de
bedieningstoetsen van het audiosysteem.
Andere apparaten, die bij het aansluiten niet
door het systeem worden herkend, moeten met
een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug
worden aangesloten of via Bluetooth-streaming
worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik geen USB-verdeelstekker, om
beschadiging van het systeem te
voorkomen.
Het audiosysteem speelt alleen audiobestanden
af met de bestandsextensie ".wav", ".wma",
".aac", ".ogg" en ".mp3" met een bitrate tussen
32 Kbps en 320 Kbps.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate)
kunnen worden afgespeeld.
Andere typen audiobestanden (".mp4", enz.)
kunnen niet worden afgespeeld.
Alle ".wma"-bestanden moeten standaard WMA
9-bestanden zijn.
De ondersteunde bemonsteringsfrequenties
(sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 KHz.
Om problemen met lezen en weergeven te
voorkomen, raden wij aan om bestandsnamen
te kiezen van maximaal 20 tekens die geen
speciale tekens bevatten (zoals, " ? .
; ù).
Gebruik uitsluitend USB-geheugensticks met de
bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Wij raden aan om de originele USB-kabel
voor het draagbare apparaat te
gebruiken.
Telefoon
USB-aansluitingen
Deze hangen af van de uitrusting. Zie het
gedeelte "Ergonomie en comfort" voor meer
informatie over de USB-aansluitingen die
compatibel zijn met de apps CarPlay
® of
Android Auto.
Ga naar de website voor uw land van de
fabrikant om te zien welke smartphones
compatibel zijn.
Gebruikers kunnen een smartphone
synchroniseren zodat ze apps op het
scherm van de auto zien die de CarPlay®- of
Android Auto-technologie van de smartphone
ondersteunen. Om CarPlay
®-technologie te
kunnen gebruiken, moet de functie CarPlay®
eerst op de smartphone worden geactiveerd.
Ontgrendel de smartphone om het
communicatieproces tussen de smartphone
en het systeem te starten.
De technologie staat niet stil en daarom
raden wij aan om het besturingssysteem
van de smartphone, en de datum en de
tijd op de smartphone en van het systeem
up-to-date te houden .
CarPlay®-verbinding voor
smartphones
Verschilt per land.
Wanneer de USB-kabel wordt
aangesloten, schakelt de functie
CarPlay
® de Bluetooth®-modus van het
systeem uit.
De functie "CarPlay " werkt alleen in
combinatie met een compatibele smartphone
en compatibele apps.
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone
wordt opgeladen als deze via een
USB-kabel is aangesloten.
Druk in het systeem op Telefoon om de
CarPlay®-interface weer te geven.
Of

Page 249 of 276

247
CITROËN Connect Nav
11Selecteer het gewenste stekkertype.
Druk op "OK" om op te slaan.
Het weerbericht weergeven
Druk op Navigatie om het beginscherm
weer te geven.
Druk op deze toets om de lijst van
beschikbare diensten weer te geven.
Selecteer "Kaart raadplegen".
Selecteer "Weer".
Druk op deze toets om
standaardinformatie weer te geven.
Druk op deze toets om een uitgebreid
weerbericht weer te geven.
De temperatuur die om 6 uur 's ochtends
wordt weergegeven, is de
maximumtemperatuur van de dag.
De temperatuur die om 6 uur 's avonds wordt
weergegeven, is de minimumtemperatuur van
de nacht.
Applicaties
USB-aansluitingen
Deze hangen af van de uitrusting. Zie het
gedeelte "Ergonomie en comfort" voor meer
informatie over de USB-aansluitingen die
compatibel zijn met de apps CarPlay® of
Android Auto.
Ga naar de website voor uw land van de
fabrikant om te zien welke smartphones
compatibel zijn.
Gebruikers kunnen een smartphone
synchroniseren zodat ze apps op het
scherm van de auto zien die de CarPlay
®- of
Android Auto-technologie van de smartphone
ondersteunen. Om CarPlay
®-technologie te
kunnen gebruiken, moet de functie CarPlay®
eerst op de smartphone worden geactiveerd.
Ontgrendel de smartphone om het
communicatieproces tussen de smartphone
en het systeem te starten.
De technologie staat niet stil en daarom
raden wij aan om het besturingssysteem
van de smartphone, en de datum en de
tijd op de smartphone en van het systeem
up-to-date te houden .
Connectiviteit
Druk op Connect-App om het
beginscherm weer te geven.
Druk op "Connectiviteit" om de functies
CarPlay
® of Android Auto te openen.
CarPlay®-verbinding voor
smartphones
Verschilt per land.
Wanneer de USB-kabel wordt
aangesloten, schakelt de functie
CarPlay
® de Bluetooth®-modus van het
systeem uit.
De functie "CarPlay " werkt alleen in
combinatie met een compatibele smartphone
en compatibele apps.
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone
wordt opgeladen als deze via een
USB-kabel is aangesloten.
Druk op "Telefoon" om de CarPlay®-
interface weer te geven.
Of
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone
wordt opgeladen als deze via een
USB-kabel is aangesloten.
Druk op het scherm van het systeem op
"Connect-App" om het beginscherm
weer te geven.
Druk op "Connectiviteit" om de "CarPlay
®"-
functie te openen.
Druk op "CarPlay" om de CarPlay®-
interface weer te geven.
Wanneer de USB-kabel wordt ontkoppeld
en het contact uit en weer in wordt
geschakeld, schakelt het systeem niet
automatisch naar de RAD MEDIA-modus. De
bron moet handmatig worden gewijzigd.

Page 267 of 276

265
Trefwoordenregister
L
Laadkabel 169
Laadkabel (plug-in hybride)
167, 173
Laadniveaumeter (plug-in hybride)

21
Laadstekker (plug-in hybride)

167, 172–174
Laadtoestand van de tractiebatterij

25
Laden accu ~ Accu laden

209, 211–212
Laden tractiebatterij

169
Laden via een normaal stopcontact

169
Lader voor versneld laden (wallbox)

167
Lak

189, 220
Lampen

199
Lampen (vervangen)

198–199, 201
Lampen vervangen

198–199, 201, 201–202
Lane Departure Warning System

147, 153
Lane Keeping System

136, 140–142, 144
Leder (onderhoud)

190
LED-verlichting

73, 199, 201
Leeslampjes

67
Lekke band

193–195
Lendensteun

48
Lendensteun, verstelling

48
Lichtschakelaar

71, 73
Lokaliseren van de auto

30
Luchtfilter

185
Luchtfilter (vervangen)

185
Luchtrecirculatie

57–59
M
Make-upspiegel 64
Massagefunctie 50
Massages op meerdere punten
50
Matten

66, 128
Mat verwijderen

66
Meldingen

255
Menu

228
Menu's (audio)

223–224, 237–238
Menustructuren display

228
Milieu

7, 35, 62
Mistachterlicht

71, 202
Mistlampen vóór

71, 76, 200
Mobiele app

25, 27, 62, 172, 174
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren

180–181
Motor

186
Motoren

216–218
Motorkap

181
Motorkapsteun

181
Motorolie

182
Motorolieniveaumeter

18, 22
N
Navigatiesysteem 242–244
Neerklappen stoelen achter
53–54
Netaansluiting (standaardstekker)

167
Niveau AdBlue®

184
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau

184–185
Niveau koelvloeistof ~
Koelvloeistofniveau

19, 183
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau

183
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
77, 184
Niveaus controleren

182–184
Niveaus en controles

182–184
Noodbediening achterklep

37
Noodbediening portieren

34
Noodoproep ~ Urgence-oproep

81–82
Noodprocedure afzetten van de motor

109
Noodprocedure starten

109, 208
Noodremassistentie ~ Brake Assist System
(BAS)

83–84, 145
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist
System (BAS)

83–84
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten

21
O
Oliefilter 185
Oliefilter (vervangen)
185
Olieniveau

18, 182
Oliepeilstok

18, 182
Olieverbruik

182
Onder de motorkap ~ Motorruimte

181–182
Onderhoud

186
Onderhoud (adviezen)

166, 189
Onderhoudsadviezen

166, 189
Onderhoudscontroles

17, 184
Onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator

17, 22
Ontdooien

60
Ontgrendelen

28–29, 31
Ontgrendelen achterklep

29, 31

Page 268 of 276

266
Trefwoordenregister
Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte
ontgrendelen
29, 31
Ontgrendelen portieren ~ Portieren
ontgrendelen

33–34
Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur
ontgrendelen

33
Ontluchten brandstofsysteem ~
Brandstofsysteem ontluchten

191
Ontwasemen

60
Ontwasemen achter

60
Ontwasemen achter ~
Achterruitverwarming

60
Ontwasemen voor

60
Op afstand bedienbare functies

174
Opbergvak

64, 70
Opbergvakken

64–68, 68, 70
Opbergvakken portieren

64
Openen bagageruimte ~ Bagageruimte
openen

31, 37
Openen motorkap ~ Motorkap, openen

181
Openen portieren ~ Portieren openen

31, 36
Openen ruiten ~ Ruiten openen

29
Oplaadbaar
hybridesysteem

5, 8, 25, 108, 120, 166
Opladen via normaal stopcontact (plug-in
hybride)

173–174
Opschakelindicator

121
Overzicht motoren ~
Motorenoverzicht

218–219
Overzicht van het verbruik

25, 27
Overzicht zekeringen ~
Zekeringentabel

203, 206P
Panoramisch schuifdak 44–46
Park Assist
159–160
Parkeerhulp achter

153
Parkeerhulp achter met grafische weergave
en geluidssignalen

153
Parkeerhulpsystemen (algemene
adviezen)

126
Parkeerhulp vóór

154
Parkeerlichten

73, 201
Persoonlijke instellingen

10–11
Plafonnier

67, 202
Plafonniers

67
Portieren

36
Portieren sluiten

31–32, 36
Profielen

231, 256
Programmeerbare snelheidsbegrenzer

131
Programmeerbare snelheidsregelaar

133
Programmeerbare verwarming

27, 61–62
Pyrotechnische gordelspanners

91
R
Radar (waarschuwingen) 127
Radio
225, 250
Radiozender

225, 250–251
RDS

225, 250
READY (verklikkerlampje)

181
Recuperatief remmen (vertragen door
remmen op de motor)

11 9
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager,
regeling
56–59
Regeling luchtverdeling ~
Luchtverdeling

56–59
Regelmatige controles ~ Controles

184–185
Regelmatig onderhoud

127, 184
Regeneratie roetfilter

185
Reinigen (adviezen)

166, 189–190
Rembekrachtigingsysteem

83–84
Remblokken

185
Remlichten

201
Remmen

185
Remmen

11 9
Remschijven

185
Remvloeistof

183
Reservewiel

185, 192–193, 195–196
Reservoir ruitensproeiers ~
Ruitensproeierreservoir

184
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem

125
Resetten van het traject

23
Richtingaanwijzers

72, 72–73,
72–73, 200, 200–201
Rijadviezen

7, 104
Rijden

104
Rijhulpcamera (waarschuwingen)

127
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)

126
Rijstanden

119–120
Rijstrookcontrolesystemen

83–84
Rijverlichting

71
Roetfilter

184–185
Ruitensproeier achter

77

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50