CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 201 of 431
199Rijden
  Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor, 
dient u de auto beslist tegen wegrollen te 
beveiligen door de handrem  handmatig 
 aan te 
trekken.  Tr e k 
 daarvoor aan de hendel  A 
. 
 
 
Handrem aantrekken,   
bij draaiende motor 
   
De noodremfunctie mag uitsluitend in 
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.  
     
Controleer voordat u de auto verlaat 
of het controlelampje van de handrem 
op het instrumentenpaneel constant 
brandt.  
    De aangetrokken toestand van de handrem 
wordt aangegeven door: 
   
 
-   het branden van het 
controlelampje handrem en het 
controlelampje  P 
 op de hendel  A 
, 
   
-   de melding "Handrem 
aangetrokken".  
  Wanneer u het bestuurdersportier opent 
om uit te stappen ter wijl de handrem niet is 
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal 
en verschijnt er een melding op het 
display (behalve als bij een automatische 
versnellingsbak de selectiehendel in de 
stand  P 
 staat). 
 
 
Bijzondere omstandigheden 
 
 
In bepaalde situaties (starten van de motor...) 
bepaalt de handrem zelf zijn aantrekkracht. Dit 
is normaal. 
  Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen 
zonder de motor te starten, trap dan met 
aangezet contact het rempedaal in en zet 
de handrem vrij door eerst aan de hendel  A 
 
te  trekken 
 en deze ver volgens  los te laten 
. 
De vrijgezette toestand van de handrem 
wordt aangegeven door het doven van het 
controlelampje op de hendel  A 
 in combinatie 
met de melding "Handrem vrijgezet". 
  Wanneer de  handrem is aangetrokken 
 en u 
deze vanwege een defect of accupech niet kunt 
vrijzetten, kunt u gebruik maken van de functie 
voor de noodontgrendeling van de handrem.  
 
 
 
Noodremfunctie 
 
 
Bij een defect aan de dynamische 
stabiliteitscontrole, aangegeven door 
het branden van dit controlelampje, 
kan de stabiliteit bij het remmen niet 
worden gegarandeerd. 
  In dat geval moet de bestuurder er zelf 
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door 
afwisselend aan de hendel  A 
 te trekken en 
deze weer los te laten.     Wanneer het rempedaal niet werkt of bij 
uitzonderlijke situaties (onwel worden van 
de bestuurder, rijles geven (indien wettelijk 
toegestaan) enz.), kan de auto worden gestopt 
door aan de hendel  A 
 te trekken en deze vast 
te houden. 
  De dynamische stabiliteitscontrole zorgt 
er voor dat de auto stabiel blijft wanneer de 
noodremfunctie actief is. 
  In geval van een storing aan het systeem 
van de noodremfunctie verschijnt het bericht 
"Handrem defect".