CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 211 of 431

209Rijden

Stilzetten van de auto
Storing

Als de aanduiding AUTO
bij het aanzetten
van het contact gaat knipperen, in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het display, duidt dit op een storing in de
versnellingsbak.
Laat dit zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.

Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N
.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand N

staat en de handrem is aangetrokken.
Trek de handrem stevig aan om de
auto volledig te blokkeren, behalve
wanneer de handrem automatisch
wordt bediend.
Voordat u de motor afzet, kunt u:


- de selectiehendel in de stand N
zetten om
de neutraalstand te selecteren,
of

- een versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst. Selecteer de achteruitversnelling (stand R
)
uitsluitend als de auto volledig stilstaat en de
voet op het rempedaal wordt gehouden.


)
Selecteer de stand R
.

Als op lage snelheid de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, knippert het lampje
N
en wordt automatisch de neutraalstand
ingeschakeld. Zet de selectiehendel in de stand
N
en vervolgens weer in de stand R
om de
achteruitversnelling in te schakelen.

Trek in beide gevallen altijd de handrem
aan
om de auto volledig stil te zetten (als de
handrem niet in de automatische stand staat
ingesteld).

Achteruitversnelling


Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal.

Page 212 of 431















Automatische versnellingsbak


Schakelpatroon

Bij de 6 -traps automaat kunt u kiezen uit
automatische bediening, aangevuld met de
programma's Sport en Sneeuw. U kunt met de
selectiehendel ook handmatig schakelen.
Deze versnellingsbak heeft vier
gebruiksmogelijkheden:


- automatisch schakelen
: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd,

- programma Sport
: dit schakelprogramma
maakt een meer dynamische rijstijl mogelijk,

- programma Sneeuw
: dit
schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig grip,

- handmatig schakelen
: deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk.


1.
Selectiehendel.

2.
Toets "S"
(Spor t)
.

3.
To e t s " 7
" (Sneeuw)
.


Selectiehendel


P.
Parkeerstand.


- Stilzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.

- Starten van de motor.

R.
Achteruitversnelling.


- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.

N.
Neutraalstand.


- Stilzetten van de auto, met aangetrokken
parkeerrem.

- Starten van de motor.

D.
Automatische werking.

M+ / -
. Zelf schakelen tussen de zes
versnellingen.


)
Beweeg de selectiehendel kort naar voren
om op te schakelen.
of


)
Beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.



Weergave op het instrumentenpaneel

Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.

P.
Parking (parkeerstand).

R.
Reverse (achteruitversnelling).

N.
Neutral (neutraalstand).

D.
Drive (automatisch schakelen).

S.
Programma Sport
.

7
. Programma Sneeuw
.

1 t /m 6.
Ingeschakelde versnellingen bij
handmatig schakelen.

-.
Ongeldige waarde bij handmatig schakelen.

Page 213 of 431

211Rijden

Wegrijden



)
Trap het rempedaal in en selecteer de
stand P
of N
.

)
Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het multifunctionele
display.


)
Trap bij draaiende motor het rempedaal in.

)
Zet de parkeerrem vrij als deze niet in de
automatische stand staat.

)
Selecteer de stand R
, D
of M
.

)
Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.

Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N
wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand D
en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R
,
D
of M
is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P
indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.



Automatisch
schakelprogramma


)
Selecteer de stand D
om automatisch

te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.

Zet de selectiehendel nooit in de stand
N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand
P
of R
als de auto niet volledig stilstaat.

Page 214 of 431


Handmatig schakelen



)
Selecteer de stand M
om sequentieel
te
schakelen in de zes versnellingen.

)
Duw de selectiehendel naar het symbool +

om één versnelling op te schakelen.

)
Trek de selectiehendel naar het symbool -

om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt
de aanduiding D
en verschijnen
achtereenvolgens de ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D
(rijden in de
automatische stand) naar de stand M
(rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
automatische versnellingsbak automatisch de
stand M1
.
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet
worden ingeschakeld in de handbediende stand.

Programma's Sport en Sneeuw


Programma Sport "S"



)
Druk op de toets "S"
als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding S
.


Programma Sneeuw " 7
"



)
Druk op de toets " 7
" als de motor is
gestart.
De versnellingsbak past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt er voor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt
de aanduiding 7
.



Te r u g k e r e n n a a r h e t
automatische programma


)
Om terug te keren naar het automatische
programma kunt u het programma Sport
of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets te drukken.
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.

Page 215 of 431

213Rijden

Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).



Parkeren van de auto

Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P
of N
bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in
de automatische stand staat).

Als de selectiehendel niet in de
stand P
staat, klinkt bij het openen van
het bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.


)
Zet de selectiehendel in de
stand P
; het geluidssignaal stopt en
de melding verdwijnt.




Storing

Als bij aangezet contact dit controlelampje gaat
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele display,
duidt dit op een storing in de transmissie
In dit geval werkt de versnellingsbak met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R
vanuit de
stand P
, of R
vanuit de stand N
. Dit heeft geen
gevaar voor de versnellingsbak.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Wend u tot het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit controlelampje kan ook gaan branden bij
het openen van een portier.
De automatische versnellingsbak kan
beschadigd raken:


- als u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt,

- als u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P
geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N
en trek de parkeerrem aan,
behalve als deze in de automatische
stand staat.

Page 216 of 431

Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:


- als de auto volledig stilstaat ter wijl u het
rempedaal intrapt,

- als de hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,

- als het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.





Hill Start Assist


Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat en:



- bij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand
hebt ingeschakeld,

- bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak de stand A
of M
hebt
geselecteerd.

- bij een automatische versnellingsbak de
stand D
of M
hebt geselecteerd.


Werking

Storing

Bij een storing in het systeem gaan deze
controlelampjes branden. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, bedien dan de handrem
met de hand. Controleer of de
controlelampjes van de handrem op het
instrumentenpaneel constant branden.

Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.


Page 217 of 431

215Rijden








Opschakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak of automatische versnellingsbak is dit systeem uitsluitend actief in de handgeschakelde stand.


Werking

Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.

- Het systeem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan behalve de pijl ook het
nummer van de aanbevolen versnelling worden
weergegeven.

Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:


- de eerste versnelling in te
schakelen,

- de achteruitversnelling in te
schakelen,

- terug te schakelen.


Voorbeeld:


- U rijdt in de derde versnelling.

- U trapt het gaspedaal in.

Page 218 of 431









Controlesysteem bandenspanning


Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Zodra de auto rijdt, controleert het systeem
permanent de spanning van de vier banden.
In het ventiel van elke band (met uitzondering
van het reser vewiel) is een druksensor
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra
het een daling van de spanning van een of
meer banden detecteert.
Het controlesysteem van de bandenspanning
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
waakzaam blijven en blijft verantwoordelijk.
Een te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.
De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker
(zie de rubriek "Identificatie").
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1 uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10 km
met gematigde snelheid). Is dit niet het
geval, verhoog dan de op de sticker
vermelde waarden met 0,3 bar.

Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning
(ook die van het reser vewiel)
handmatig te controleren.
Een te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit).

Page 219 of 431

217Rijden

Waarschuwing te lage bandenspanning


Een lagere bandenspanning is niet
altijd zichtbaar aan een ver vorming van
de band. Beperk u daarom niet alleen
tot een visuele controle.

Deze waarschuwing wordt ook
weergegeven als een of meerdere
wielen niet zijn voorzien van een
sensor.

De waarschuwing wordt weergegeven
zolang de desbetreffende band(en) niet
op spanning is (zijn) gebracht of is (zijn)
gerepareerd. Bij een te lage bandenspanning
brandt dit verklikkerlampje in
combinatie met een geluidssignaal
en, afhankelijk van de uitrusting, in
combinatie met de weergave van een
melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning van
één band wordt geconstateerd, kan deze band
worden herkend aan het pictogram of, afhankelijk
van de uitvoering, de weergegeven melding.

)
Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.

)
Zet uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat.

)
Gebruik in geval van een lekke band de
bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting),
of

)
controleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over een
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van
de bandenreparatieset,
of

)
rijd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.


Storing

Als het verklikkerlampje "te lage
bandenspanning" knippert en
ver volgens permanent brandt in
combinatie met het verklikkerlampje
"ser vice", duidt dit op een storing in
het systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 220 of 431












Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens
het wachten.

Werking


Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Is uw auto uitgerust met een
elektronisch gestuurde versnellingsbak
en u parkeert uw auto, dan is - ten
behoeve van uw eigen comfort - de
STOP-stand de eerste seconden na
het inschakelen van de achteruit niet
beschikbaar.
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
normaal functioneren.
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat; zet in dat geval altijd het
contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Het controlelampje "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en de motor
komt automatisch in een standby-stand:


- bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
bij snelheden beneden
20 km/h, wanneer u de versnellingsbak in
zijn vrij zet en u de koppeling loslaat,

- bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak,
bij snelheden beneden
8 km/h, wanneer u op het rempedaal trapt
of wanneer u de selectiehendel in stand N

zet.

Als uw auto is uitgerust met
een teller, wordt de duur van de
momenten dat de motor in de
STOP-stand geschakeld wordt,
opgeteld en weergegeven. Elke
keer als u het contact opnieuw
aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:


- het bestuurderportier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,

- de auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10 km/h heeft gereden,

- de elektrisch bediende handrem wordt /is
aangetrokken,

- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,

- de ruitontwaseming is ingeschakeld,

- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten.


Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
In dat geval knippert het lampje
"ECO"
enkele seconden en gaat
ver volgens uit.

Dit is volkomen normaal.

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 440 next >