CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 261 of 431

259Praktische informatie

)
Plaats de krik 2
onder een van de twee
steunpunten aan de voorzijde A
of
achterzijde B
(bij het te ver wisselen wiel).

)
Draai de krik 2
uit tot het voetstuk op de
grond staat. Zorg ervoor dat het voetstuk
zich loodrecht onder het gebruikte
steunpunt A
of B
bevindt.

)
Krik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
)
Ver wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.

)
Ver wijder het wiel.

Page 262 of 431


Monteren van het wiel


Bevestiging van het
plaatstalen reservewiel of
het noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reservewiel
de ringen van de bouten de plaatstalen
velg of het noodreser vewiel niet
raken. Als de bouten volledig zijn
aangedraaid, zorgt het conische
draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.


Procedure



)
Plaats het wiel op de naaf.

)
Draai de wielbouten met de hand vast.

)
Draai de slotbout met de wielsleutel 1
en
de dop 4 handvast.

)
Draai de overige wielbouten handvast met
alleen de wielsleutel 1
.


Na het verwisselen van het
wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de
bagageruimte op te bergen.
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80 km/h.
Laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en ver wissel hem met het
reservewiel.

Page 263 of 431

261Praktische informatie

)
Laat de krik zakken.

)
Vouw de krik 2
op en ver wijder hem.
)
Draai de slotbout vast met de wielsleutel
1
en de dop 4
.

)
Draai de overige wielbouten geheel vast
met alleen de wielsleutel 1
.

)
Bevestig de verchroomde doppen op de
overige wielbouten (volgens uitvoering).

)
Berg het gereedschap op in de houder.

Page 264 of 431






Sneeuwkettingen


Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.

Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.



Montagetips



)
Als u onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.

)
Trek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.

)
Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.

)
Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50 km/h.

)
Zet de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.


Rijd niet met sneeuwkettingen op
een sneeuwvrij gemaakte weg om
schade aan de banden en het wegdek
te voorkomen. Het is raadzaam
voor vertrek het monteren van de
sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op
een vlakke en droge ondergrond. Als
uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en
de bevestigingen de velg niet raken.

Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.

Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde
banden Maximale afmeting
van de schakels
215/60 R16
9 mm
215/55 R17
225/45 R18
225/40 R19

gebruik van sneeuwkettingen
niet mogelijk

Page 265 of 431

263Praktische informatie










Een lamp vervangen


De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:


)
reinig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,


)
gebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,

)
wanneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te ver wijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen. Bij het ver vangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).


)
Raak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Ver vang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelfde
specificaties.



Elektrocutiegevaar

Het ver vangen van een xenonlamp
(D1S-35W) moet worden uitgevoerd
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.

Let erbij het monteren van lampen met
nokjes (H1, H7 enz.) op dat deze nokjes
goed in de uitsparingen komen, zodat
het licht in de juiste richting schijnt.

Page 266 of 431





























Uitvoering met meedraaiende
xenon koplampen


1.
Dimlicht/grootlicht
(meedraaiende koplampen) (D1S-35W).


2.
Richtingaanwijzers (PY21W amber).


3.
Dagrijverlichting (P21/5W XL).


4.
Parkeerlichten (

LED

).


5.
Mistlamp (H11-55W).











Uitvoering met halogeenlampen



1.
Richtingaanwijzers (H21 wit).


2.
Dimlicht (H7-55W).


3.
Grootlicht (H1-55W).


4.
Dagrijverlichting (P21/5W XL).


5.
Parkeerlichten (

LED

).


6.
Mistlampen (H11-55W).





Toegang tot de lampen

Afhankelijk van de motoruitvoering bestaat
de kans dat u aan de linkerkant een paar
voorbereidende handelingen moet doen om bij
de lampen te komen.


)
Maak de drie bevestigingspunten van de
luchtgeleider los en ver wijder de geleider.

)
Maak de beide bevestigingen van de
motorkapkabel los.

)
Duw de kabel naar beneden.
Vergeet niet om na het ver vangen van de
lamp alle onderdelen weer te monteren
(motorkapkabel en luchtgeleider).


Verlichting vóór

Page 267 of 431

265Praktische informatie










Lampen dimlicht vervangen
(alleen auto's met halogeenlampen)


)
Trek aan de borglip om de beschermkap te
ver wijderen.

)
Neem de stekker van de lamp los.

)
Druk de veren uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen.

)
Trek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.











Lamp van richtingaanwijzer
ver vangen
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig
de beschermkap om ervoor te zorgen
dat de lampunit goed wordt afgedicht.
De amberkleurige lampen, zoals die
van de richtingaanwijzers, moeten
worden ver vangen door lampen met
dezelfde kleur en specificaties. Wanneer het controlelampje van de
richtingaanwijzer (rechts of links) met
een hogere frequentie dan normaal
knippert, duidt dit op een defecte lamp
aan de desbetreffende zijde.
Uitvoering met xenon lampen



)
Trek aan de borglip om de beschermkap te
ver wijderen.

)
Neem de stekker van de lamp los.

)
Houd de veren opzij om de lamp uit te nemen.

)
Ver wijder de lamp en ver vang deze.
Verricht voor het monteren van de lampen de
genoemde handelingen in omgekeerde volgorde.

Uitvoering met halogeen lampen



)
Draai de fitting een kwart slag en ver wijder
deze.

)
Trek de lamp uit de fitting en ver vang de
lamp.
Verricht voor het monteren van de lampen de
genoemde handelingen in de omgekeerde
volgorde.

Page 268 of 431








Lampen dagrijverlichting
ver vangen


)
Trek aan de borglip om de beschermkap te
ver wijderen.

)
Neem de stekker van de lamp los.

)
Draai de fitting een kwart omwenteling en
ver wijder het geheel.

)
Trek de lamp uit de fitting en ver vang de
lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.



Lampen grootlicht vervangen
(alleen op uitvoering met
halogeen lampen)


)
Trek via de lip de beschermkap los.

)
Trek de stekker van de lamp los.

)
Knijp de houder veren in zodat de lamp
naar buiten komt.

)
Ver wijder de lamp en ver vang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.











Geïntegreerde zijknipperlichten



)
Steek ter hoogte van het midden van
het zijknipperlicht een schroevendraaier
tussen het zijknipperlicht en de voet van de
buitenspiegel.

)
Wip het zijknipperlicht met de
schroevendraaier los.

)
Neem de stekker van het zijknipperlicht los.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar bij
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats

.

Page 269 of 431

267Praktische informatie







Lamp van de zijverlichting
ver vangen

Raadpleeg voor het ver vangen van dit type
lamp met LED’s het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.



LED's / parkeerlicht
ver vangen

Neem voor het ver vangen van dit type lamp
met LED’s contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.








Lampen van mistlampen
ver vangen


)
Steek een platte schroevendraaier in het
gaatje van de bumperstrip.

)
Wip de strip voorzichtig los; de
parkeersensor blijft in de strip zitten.

)
Ver wijder de beide schroeven van de
mistlamp en neem deze uit de behuizing.

)
Neem de stekker van de fitting los.

)
Draai de fitting een kwart omwenteling en
ver wijder het geheel.

)
Trek de lamp uit de fitting en ver vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Voor het ver vangen van deze lampen
kunt u ook het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.

Page 270 of 431



1.
Remlichten (P21/5W).


2.
Parkeerlichten (diodes).


3.
Richtingaanwijzers
(PY21W, amberkleurig)
.

4.
Achteruitrijlichten (P21W).

5. Mistachterlichten (P21W).




























Achterlichten

Amberkleurige lampen zoals de
richtingaanwijzers, moeten vervangen
worden door lampen met dezelfde
specificaties en kleur.
De lichten op de achterklep hebben,
met uitzondering van de lichtstroken,
geen functie en zijn uitsluitend om
esthetische redenen aangebracht.

Lampen van remlichten, achteruitrijlichten en richtingaanwijzers vervangen

Deze drie lampen kunnen van buitenaf worden ver vangen:


)
open de achterklep,

)
ver wijder het rooster in de bekleding aan
de desbetreffende zijkant,

)
draai de twee moeren met een dop of
pijpsleutel 10 los en ver wijder de moer met
de hand ,

)
neem de stekker van de lamp los,

)
ver wijder de lampunit voorzichtig door
deze in een rechte beweging naar u toe te
trekken,
)
ver wijder de schuimrubber afdichting,

)
klik de twee kleine secundaire stekkers los,

)
houd de twee borglippen van elkaar en trek
de fitting los,

)
draai de lamp een kwart slag en ver vang
de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Druk de lichtunit goed in de steungoot in de
lengteas van de auto.
Draai de moer goed genoeg vast om te zorgen
voor een goede afdichting. Draai de moer
echter niet al te vast, omdat de achterlichtunit
dan zou kunnen barsten.

Page:   < prev 1-10 ... 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 ... 440 next >