CITROEN DS4 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 31 of 431

29Eerste kennismaking
Onder het rijden

Deze versnellingsbak met zes versnellingen
biedt u de keuze tussen het comfort van
automatisch schakelen en het plezier van
handmatig schakelen.

EGS-versnellingsbak



1.
Selectiehendel.

2.
Flipper "
-
"
.

3.
Flipper "+"
.




Weergave op het
instrumentenpaneel
De ingeschakelde versnelling of de
geselecteerde rijstand wordt op het display van
het instrumentenpaneel weergegeven.

N:
Neutral (Vrij).

R:
Reverse (Achteruit).

1 2 3 4 5 6:
ingeschakelde versnelling.

AUTO:
automatische stand.




Starten



)
Selecteer de stand N
et trap het rempedaal
tijdens het starten stevig in.

)
Schakel de eerste versnelling in door de
selectiehendel 1
in stand A
of M
te zetten,
of
schakel de achteruit in door de
selectiehendel 1
in stand R
te zetten.

)
Zet de handrem vrij.

)
Haal de voet van het rempedaal en geef
ver volgens gas.

207

Page 32 of 431

Onder het rijden


Automatische versnellingsbak

Deze automatische versnellingsbak met zes
versnellingen biedt u de keuze tussen het
comfort van automatisch schakelen en het
plezier van handmatig schakelen.


1.
Selectiehendel.

2.
Toets "S" (spor t)
.

3.
Toets " 7
" (sneeuw)
.



Weergave op het
instrumentenpaneel
De geselecteerde rijstand en/of de
ingeschakelde versnelling wordt op het
linker display van het instrumentenpaneel
weergegeven.

P.
Park (Parkeerstand).

R.
Reverse (Achteruit).

N.
Neutral (Vrij).

D.
Drive (Automatisch schakelen).

S.
Programma sport.


7
.
Programma sneeuw.

1 - 6.
Ingeschakelde versnelling.

-.
Ongeldige waarde bij handmatige
bediening.




Starten



)
Trap het rempedaal in en selecteer de
stand P
of N
.

)
Start de motor.

)
Selecteer ver volgens de stand R
, D
of M
.

)
Neem uw voet van het rempedaal en geef
gas.

210


Page 33 of 431

31Eerste kennismaking

Stop & Start-systeem


Activering van de STOP-stand


218

Het controlelampje "ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor wordt automatisch in een
standby-stand gezet:


- bij een handgeschakelde
versnellingsbak:
bij snelheden beneden
20 km/h, wanneer u de versnellingsbak in
zijn vrij zet en de koppeling loslaat,

- bij een EGS-versnellingsbak:
bij
snelheden beneden 8 km/h, wanneer u het
rempedaal intrapt en de selectiehendel in
stand N
zet.


Activering van de START-stand

Uit-/inschakelen

U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF"
in
te drukken; het controlelampje in de schakelaar
gaat branden.

219



219


Het systeem wordt automatisch weer
geactiveerd zodra u het contact
opnieuw aanzet.

Zet het contact altijd af als u gaat
tanken en als u handelingen onder de
motorkap uit wilt voeren. Het controlelampje "ECO"
gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart:


- bij een handgeschakelde
versnellingsbak;
wanneer u het
koppelingspedaal helemaal
intrapt,

- bij een EGS-versnellinsbak;




met de selectiehendel in stand A
of M
,
wanneer u het rempedaal loslaat,


of met de selectiehendel in stand N
en
het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u
de selectiehendel in stand A
of M
zet,


of wanneer u de achteruitversnelling
inschakelt.

Onder bepaalde omstandigheden is de Stop-
stand niet beschikbaar; het controlelampje
"ECO"
knippert even en gaat daarna uit. Onder bepaalde omstandigheden kan
de START-stand automatisch worden
ingeschakeld; het controlelampje "ECO"

knippert even en gaat daarna uit.
Onder het rijden

Page 34 of 431

Onder het rijden



)
Druk op de schakelaar A
om deze functie
in te schakelen; het controlelampje in de
schakelaar gaat branden.


Dodehoekbewaking


222

Het signaleringslampje in de buitenspiegel gaat
branden als er een auto in de dode hoek achter
uw auto wordt geconstateerd.

)
Druk op de schakelaar B
om deze functie
in te schakelen; het controlelampje in de
schakelaar gaat branden.

)
Schakel de richtingaanwijzer aan de kant
van de parkeerplaats die u wilt meten in; er
verschijnt een bericht ter bevestiging van
de meting.

)
Rijd niet harder dan 20 km/h tijdens het
meten.


Parkeerplaatsassistent

Het systeem geeft aan hoe moeilijk het
inparkeren zal zijn:


- Parkeren mogelijk.


230


- Parkeren moeilijk.



- Parkeren afgeraden.

Page 35 of 431

33Eerste kennismaking
Onder het rijden



1.
Selecteren/deactiveren van de
snelheidsbegrenzer.

2.
Verlagen van de ingestelde snelheid.

3.
Verhogen van de ingestelde snelheid.

4.
Snelheidsbegrenzer aan/uit.

5.
Weergave van eerder opgeslagen
snelheden.


Snelheidsbegrenzer "LIMIT"

225



1.
Selecteren/deactiveren van de
snelheidsregelaar.

2.
Instellen van een snelheid / Verlagen van
de ingestelde snelheid.

3.
Instellen van een snelheid / Verhogen van
de ingestelde snelheid.

4.
Snelheidsregelaar uit / Her vatten
snelheidsregelaar.

5.
Weergave van eerder opgeslagen
snelheden.


Snelheidsregelaar
"CRUISE"
225

Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is
ingeschakeld, verschijnen de instellingen van
het systeem op het instrumentenpaneel.

Weergave op het instrumentenpaneel

Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk
bij draaiende motor.

226



228

Het instellen van een snelheid en het
activeren van de snelheidsregelaar is alleen
mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan
40 km/h, vanaf de vierde versnelling bij een
handgeschakelde versnellingsbak (tweede bij
een EGS-versnellingsbak of een automatische
versnellingsbak).

Snelheidsregelaar

Snelheidsbegrenzer

Page 36 of 431
















































Eco-rijden

Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.


Maak optimaal gebruik van
de versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij het
accelereren bij voorkeur relatief snel over
naar een hogere versnelling.

Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie of een elektronische gestuurde
versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal
niet bruusk of diep in.

De opschakelindicator geeft aan dat u kunt
overschakelen: schakel over zodra op het
instrumentenpaneel wordt aangegeven dat u
een hogere versnelling kunt inschakelen.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische
transmissie wordt de opschakelindicator
uitsluitend in de handmatige stand
weergegeven.



Kies voor een soepele
rijstijl

Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer
beperkt.

Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).



Gebruik op slimme
wijze de elektrische
voor zieningen

Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen beperken
(blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij
auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk
uit.

Page 37 of 431

35

Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.



Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik

Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.

Vervang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.



Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften

Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de portiersponning aan
bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:


- voor een lange rit,

- bij de wisseling van de seizoenen,

- als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van de
aanhanger of de caravan te controleren.

Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
ver versen, oliefilter en luchtfilter ver vangen,
enz.) en houd u daarbij aan het door de
fabrikant voorgeschreven inter val.



Laat bij het tanken het vulpistool niet meer
dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat
brandstof uit de tank stroomt.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.

Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als
u rijdt.

U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert.

Page 38 of 431

001
Controle van de werking

Page 39 of 431

Page 40 of 431


















Instrumentenpaneel met kleurinstelling - Type 1



1.
Toerenteller (x 1000 t /min of rpm).

2.
Opschakelindicator of stand van de
selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij een elektronisch gestuurde
of automatische versnellingsbak.

3.
Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).

4.
Instellingen van snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer

5.
Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).

6.
Motorolieniveaumeter.


Meters en displays
To e t s e n


7.
Onderhoudsintervalindicator
(km of mijl) ver volgens,
kilometerteller.
Beide functies worden bij het aanzetten
van het contact na elkaar weergegeven.
Niveau lichtsterkte (tijdens het instellen).

8.
Dagteller (km of mijl)

9.
Brandstofmeter en bijbehorend
waarschuwingslampje
minimumbrandstofniveau.

10.
Actieradius (km of mijl).


A.
"COLOR Meters" (kleur van meters):
achtergrondkleur van meters naar eigen
wens instellen.

B.
"COLOR Displays" (kleur van displays):
achtergrondkleur van displays naar eigen
wens instellen.

C.
Lichtsterkteregeling (beschikbaar in de
nachtstand).

D.
Herhaling onderhoudsinformatie.
Resetten van onderhoudsintervalindicator
of dagteller.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 440 next >