CITROEN JUMPER 2014 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 41 of 186

39
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
Na het aanzetten van het contact
brandt het lampje (een sleutel die
onderhoudswerkzaamheden symboliseert)
gedurende enkele seconden : het
display geeft de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de constructeur (zie
het onderhoudsboekje). Deze wordt bepaald
op basis van de afgelegde afstand sinds de
vorige onderhoudsbeurt.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting kan
worden ingesteld als de verlichting is ingeschakeld.
Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting in met deze
schakelaars.
Er zijn 8 standen mogelijk. Door de toets lang in te drukken keert u
terug naar het hoofdscherm.
Raadpleeg rubriek 4 in het gedeelte
"Mode".


Kwaliteitsindicator motorolie


Dit verklikkerlampje knippert bij het
starten van de motor en er verschijnt,
volgens uitvoering, een melding
op het instrumentenpaneel: het
systeem heeft een verslechtering
van de kwaliteit van de motorolie
gedetecteerd. De motorolie moet zo
snel mogelijk worden ververst.
Oproepen van de informatie over het onderhoud
De informatie over het onderhoud kan altijd
worden geraadpleegd door kort op de toets
MODE te drukken.
Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/
omlaag om de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt en de kwaliteit van de
motorolie weer te geven.
Door de toets MODE opnieuw in te drukken,
keert u terug naar de verschillende menu's
op het display.
Menu...
Selecteer...

Om
...

12
Service Service
(Km/Mijl
tot olie
verversen) Het nog af te
leggen aantal
kilometers/
mijlen, totdat
olie moet
worden
ververst, weer
te geven.
Olie Het olieniveau
weer te
geven.
Het permanent knipperen van het
lampje kan worden uitgeschakeld door
een reparateur door middel van het
diagnosegereedschap.

Raadpleeg het overzicht van
de onderhoudsbeurten in het
onderhoudsboekje dat u bij de
aflevering van de auto is overhandigd. Voor de 3.0 HDi motoren zal het toerental
beperkt worden tot 3000 t/min en vervolgens
tot 1500 t/min zolang de olie niet is
ververst. Laat de motorolie verversen om
te voorkomen dat er schade aan de motor
ontstaat.
Deze melding die is gekoppeld
aan het lampje, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven
zolang de olie niet is ververst.
De kwaliteit van de olie heeft
een grenswaarde overschreden.
Om verdere verslechtering te
voorkomen moet de olie zo snel
mogelijk worden ververst.

Page 42 of 186

40

Versnellingsbak en stuurwiel


HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK

Trap om soepel te kunnen schakelen het
koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van het
pedaal wordt gehinderd:


- controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,

- leg nooit meerdere matten boven op
elkaar.

Laat tijdens het rijden niet uw hand op
de versnellingspook rusten. Zelfs een
lichte belasting op de pook kan na verloop
van tijd slijtage aan de onderdelen in de
versnellingsbak veroorzaken.
VERSNELLINGSBAK EN STUURWIEL STUURWIEL IN DIEPTE VERSTELLEN
Stel eerst, bij stilstaande auto, de stoel in de
juiste stand af.
Ontgrendel het stuurwiel door de hendel
naar u toe te trekken.
Stel het stuurwiel in de gewenste stand en
vergrendel het weer door de hendel volledig
terug te duwen.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen deze
handelingen alleen bij stilstaande auto
worden uitgevoerd.
Achteruit

Trek de ring onder de pookknop omhoog om
de achteruit in te schakelen. Schakel de achteruit pas in als de auto
volledig stilstaat.
Zet de pook met beleid in de
achteruitversnelling om bijgeluiden te
beperken.
Als de achteruit is ingeschakeld, klinkt aan de
buitenzijde van de auto een geluidssignaal.
De parkeerhulp (volgens uitvoering)
wordt bij het inschakelen van
de achteruitversnelling automatisch
ingeschakeld; hierbij klinkt een geluidssignaal.
Raadpleeg in rubriek 4 het gedeelte
"Parkeerhulp achter".

Page 43 of 186

41
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
STARTEN EN STOPPEN
Stand MAR
: AAN.
Verschillende accessoires functioneren.
Stand AV V
(Avviemento): startmotor.
De startmotor wordt in werking gezet.
Stand STOP
: stuurslot.
Het contact is afgezet.


Gebruiksvoorschrift: starten


Verklikkerlampje startblokkering
Gebruik als dit lampje brandt een
andere sleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het
CITROËN-netwerk.

Verklikkerlampje voorgloeien
dieselmotor
Zet het contact in de stand
MAR
.
Wacht bij koud weer tot dit lampje uitgaat
en zet vervolgens de startmotor in werking
(stand AV V
) tot de motor aanslaat.
Als de motor voldoende op temperatuur is,
gaat het lampje na minder dan 1 seconde uit
en kunt u de motor direct starten.
Verklikkerlampje geopend portier

Controleer als dit lampje brandt
of de portieren, achterdeuren,
schuifdeuren en de motorkap
goed zijn gesloten!

Gebruiksvoorschrift: stoppen


Ontzien van de motor en de
versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact afzet
enkele seconden draaien om het toerental
van de turbocompressor te laten dalen.
Geef geen gas bij het afzetten van het
contact.
Het inschakelen van een versnelling na het
parkeren van de auto is niet nodig.



Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden
wordt aanbevolen zogenaamde “winter”
brandstof te tanken die speciaal geschikt is
voor (zeer) lage temperaturen.

Page 44 of 186

42


Starten en stoppen

HILL START ASSIST

Deze aan het ESP gekoppelde functie
vereenvoudigt het wegrijden op een helling.
Het systeem en wordt geactiveerd onder de
volgende omstandigheden:


- de auto moet stilstaan met draaiende
motor en het rempedaal ingetrapt,

- de helling moet steiler zijn dan 5%,

- bij het omhoog rijden op een helling
moet de versnellingsbak in de
neutraalstand staan of moet een
versnelling zijn ingeschakeld, maar niet
de achteruitversnelling,

- bij het afdalen van een helling moet de
achteruitversnelling zijn ingeschakeld.
De Hill Holder of hulp bij het wegrijden
op een helling is een voorziening om het
rijcomfort te vergroten en kan niet gebruikt
worden als elektrisch bediende handrem.
Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt, hebt u
zodra u het rempedaal loslaat ongeveer
2 seconden de tijd om, zonder dat de auto
de helling af begint te rollen, gas te geven
en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de remdruk
geleidelijk te laten afnemen. Gedurende
deze fase is het mogelijk dat de remmen
hoorbaar zijn, het teken dat de auto in
beweging komt.

Storing

In het geval van een storing in het
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
ter bevestiging op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats om het systeem
te laten nakijken. De Hill Holder wordt gedeactiveerd onder de
volgende omstandigheden:


- als u het koppelingspedaal laat
opkomen,

- als de handrem wordt aangetrokken,

- als de motor wordt afgezet,

- als de motor afslaat.

Page 45 of 186

43
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen, enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat perfect is
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder uitstoot
van schadelijke stoffen en het comfort
van totale stilte in het interieur tijdens het
wachten.
STOP & START-SYSTEEM
Werkin
g

Overgang naar de STOP-stand van de motor


- Het verklikkerlampje "S"
op
het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor wordt
afgezet als bij stilstaande
auto de versnellingshendel
in de vrijstand wordt gezet
en het koppelingspedaal
wordt losgelaten.

Om te voorkomen dat de motor te
vaak wordt uitgezet als u langzaam
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de auto een snelheid van
minimaal 10 km/h heeft bereikt.

Verlaat nooit de auto zonder eerst
het contact met de sleutel te hebben
afgezet.

Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet
in dat geval altijd het contact af en neem de
sleutel uit het contactslot.
Bijzonderheden: geen overgang naar de
STOP-stand
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:


- het systeem wordt geïnitialiseerd,

- het bestuurderportier geopend is,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,

- de airconditioning in werking is,

- de achterruitverwarming is ingeschakeld,

- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,

- de achteruitversnelling is ingeschakeld,
tijdens het inparkeren,

- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.


Het verklikkerlampje "S"
knippert
enkele seconden en gaat
vervolgens uit.

Page 46 of 186

44


Starten en stoppen

Overgang naar de START-stand van de
motor


- Het verklikkerlampje "S"
gaat uit en de motor wordt
gestart.
Als de motor automatisch is gestart (START-
stand) en de bestuurder gedurende de
daaropvolgende drie minuten de auto niet
bedient, zet het systeem de motor definitief
af. De motor kan dan uitsluitend weer met
de contactsleutel worden gestart.
Bijzonderheden: automatisch activeren
van de START-stand
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:


- de auto wegrolt op een helling,

- de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,

- de airconditioning in werking is,

- de motor ongeveer drie minuten geleden
is afgezet door het Stop & Start-
systeem,

- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dit niet toelaten.



In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S"
gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.

Gebruiksvoorschrift


Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt,
wordt de motor in sommige gevallen niet
weer gestart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden
of er wordt een melding weergegeven die
aangeeft dat u het koppelingspedaal volledig
moet intrappen om de motor weer te laten
starten.
Als de motor automatisch is afgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
veiligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de motor
uitsluitend weer met de contactsleutel
worden gestart. Er klinkt een geluidssignaal
in combinatie met het knipperen van het
verklikkerlampje "S"
en, afhankelijk van de
uitvoering, het weergeven van een melding
op het display.


Dit is volkomen normaal.

Als een versnelling is ingeschakeld, wordt
de motor alleen automatisch weer gestart
als het koppelingspedaal volledig wordt
ingetrapt.

Page 47 of 186

45
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
Uitschakelen
U kunt dit systeem op elk willekeurig
moment uitschakelen door de toets "S OFF"

in te drukken.
Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display van het instrumentenpaneel om aan
te geven dat het systeem is uitgeschakeld.

Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.

Als u wilt dat de airconditioning continu
blijft werken, moet u het Stop & Start-
systeem uitschakelen.
Het verklikkerlampje in de toets blijft
branden.



Opnieuw inschakelen

Druk nogmaals op de toets "S - OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief. Het
verklikkerlampje in de toets gaat uit en
er wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel
om aan te geven dat het systeem weer is
ingeschakeld.


Storing

Bij een storing in het
Stop & Start-systeem wordt het
systeem uitgeschakeld, gaat het
verklikkerlampje Service branden
en wordt er een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden
door het koppelingspedaal volledig in te
trappen of door de selectiehendel in de
neutraalstand te zetten.
Onderhoud


Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.

Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Raadpleeg het gedeelte "Accu" van rubriek 8.

Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend
door een officiële CITROËN-dealer
uitvoeren.

Page 48 of 186

46


Comfort


GELUIDSISOLATIE

De technische uitvoering van de vering van
uw auto zorgt voor meer comfort. Deze
ontwikkeling zorgt eveneens voor een
vermindering van het geluidsniveau.



COMFORT
GELUIDSCOMFORT DOOR
SPECIALE BEHANDELING VAN DE
CARROSSERIE
De steenslagbescherming aan de onderzijde
van de carrosserie en in de wielkuipen zorgt
voor een aanzienlijk lager geluidsniveau
en beschermt de carrosserie tegen
beschadigingen van buitenaf.

Page 49 of 186

47
3
ERGONOMIE EN COMFOR
T
LICHTSCHAKELAAR
Draai de ring met het witte merkteken in de
stand van de gewenste verlichting.



Richtingaanwijzers (groeneverklikkerlampjes)

Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
STUURKOLOMSCHAKELAARS

Parkeerlichten aan

Dimlicht/
grootlicht aan
Schakelen tussen dim- en
grootlicht

Trek de hendel volledig naar u toe.


Lichtsignaal

Trek de hendel naar u toe, ongeacht de
stand van de ring.


Mistlampen vóór

Mistachterlicht

De mistlampen (volgens uitvoering) werken
als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
Druk op één van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen.


De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of zware
sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.


Functie "snelweg"

Trek de hendel naar het stuur tot aan het
zware punt van de lichtschakelaar; de
desbetreffende richtingaanwijzers zullen vijf
keer knipperen. Stuurkolomschakelaars

Page 50 of 186

48 AUTOMATISCHE VERLICHTING

Inschakelen

Draai de ring in de afgebeelde
stand. Als het contact wordt
afgezet, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Dek de lichtsensor in het midden van
de voorruit niet af.
FOLLOW ME HOME


Contact afgezet of contact in de stand
STOP.
Zet binnen 2 minuten na het afzetten van
de motor het contact in de stand STOP of
verwijder de sleutel uit het contact.
Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat
branden.
Telkens als u de lichtschakelaar
naar het stuurwiel toe trekt, wordt
de duur van de follow-me-home verlichting
met 30 seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3 minuten. Zodra
de ingestelde duur is verstreken, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel toe getrokken om de
functie uit te schakelen.
De functie "follow me home" (volgens
uitvoering) zorgt ervoor dat, als u de auto
verlaat, de dimlichten nog gedurende de
ingestelde tijd blijven branden (bijvoorbeeld
op een parkeerterrein).


Raadpleeg voor het instellen van
de gevoeligheid van de sensor het
gedeelte "Mode" van rubriek 4.

De automatische verlichting (volgens
uitvoering) zorgt er bij een geringe
lichtsterkte van de omgeving voor dat
automatisch het dimlicht wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 190 next >