CITROEN JUMPER 2015 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 91 of 248
89
4
TECHNOLOGIE aan BOORD
Gegevens van de auto
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP04_TECHNOLOGIE A BORD_ED01-2014
Druk op de toets TRIP op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar om de volgende
informatie weer te geven:
- Actieradius
Geeft aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid
brandstof kunt rijden, afhankelijk van
het gemiddelde verbruik gedurende de
laatst afgelegde kilometers. - Gemiddelde snelheid A
Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer
(contact aan).
- Reisduur A
Dit is de totale reistijd sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer.
- Traject A
Geeft aan welke afstand is afgelegd sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer.
- Gemiddeld brandstofverbruik A
Dit is het gemiddelde brandstofverbruik sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer.
- Momenteel brandstofverbruik A
Dit is het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste seconden.
BOORDCOMPUTER
Als in het menu MODE de optie TRIP B is
geactiveerd:
- Traject B
- Gemiddeld brandstofverbruik B
- Gemiddelde snelheid B
- Reisduur B.
Page 92 of 248
90
Gegevens van de auto
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP04_TECHNOLOGIE A BORD_ED01-2014
TACHOGRAAF
De tachograaf (volgens uitvoering) is
een apparaat waarin een kaart met alle
gegevens met betrekking tot de auto wordt
bijgehouden.
Voorbeeld: aan het begin van een rit of bij
een chauffeurswissel. Als de kaart in de tachograaf is geplaatst,
kunnen alle gegevens:
- worden weergegeven op het scherm van
de tachograaf,
- worden afgedrukt,
- via een interface extern worden opgeslagen. Raadpleeg voor meer informatie de
documentatie geleverd door de fabrikant van
de tachograaf.
Als uw auto is uitgerust met een
tachograaf, adviseren wij u de minpool
van de accu los te koppelen als u de auto
langer dan 5 dagen niet gebruikt (de accu
bevindt zich links onder de vloer in het
interieur).
Page 93 of 248
Parkeerhulp
91
4
TECHNOLOGIE aan BOORD
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP04_TECHNOLOGIE A BORD_ED01-2014
PARKEERHULP ACHTER MET GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem (volgens uitvoering) bestaat uit
vier parkeersensoren die zijn aangebracht in
de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten
die zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
manoeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is.
De parkeerhulp achter kan worden
gecombineerd met de achteruitrijcamera. Inschakelen
Schakel de achteruitversnelling in.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel verwijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
Uitschakelen
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Storing
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
in combinatie met een melding op
het display.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
Page 94 of 248
Parkeerhulp
92
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP04_TECHNOLOGIE A BORD_ED01-2014
ACHTERUITRIJCAMERA
De achteruitrijcamera (volgens uitvoering)
bevindt zich aan de achterzijde, ter hoogte
van het derde remlicht.
De camerabeelden worden weergegeven
op een scherm in de cabine. Deze
beelden zijn een visueel hulpmiddel bij het
achteruitrijden.
De achteruitrijcamera kan worden
gecombineerd met de parkeerhulp achter. Scherm
De camerabeelden worden weergegeven
op een 5 inch LCD-kleurenscherm. Dit
scherm wordt ook gebruikt door het audio-/
telematicasysteem met touchscreen.
De camera kan worden in- en uitgeschakeld
via het menu "Instellingen" van het audio-/
telematicasysteem met touchscreen.
Inschakelen
De camera wordt automatisch ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld en blijft actief tot
een snelheid van ongeveer 15 km/h. Bij een snelheid
hoger dan 18 km/h wordt de camera uitgeschakeld.
De camera wordt ook ingeschakeld als de auto stilstaat
en de achterdeuren worden geopend.
Uitschakelen
Als een vooruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt het laatste beeld nog
ongeveer 5 seconden weergegeven en gaat
het scherm vervolgens uit.
Het laatste beeld wordt op dezelfde wijze
weergegeven als de auto stilstaat en de
achterdeuren worden gesloten.
Gebruiksvoorschrift
Onder optimale omstandigheden van de
auto (stand op het wegdek, belading) is het
bereik van de camera ongeveer 3 meter in
diepte en 5,5 meter in breedte.
Het beeldbereik is afhankelijk van de
(weers)omstandigheden buiten de auto
(lichtsterkte, regen, sneeuw, mist, ...), de
belading van de auto en de stand van de
auto ten opzichte van het wegdek.
Gebruik om de camera en het scherm te
reinigen geen schoonmaakmiddelen die
krassen op het glas kunnen veroorzaken.
Het is raadzaam hiervoor gebruik te maken
van een zachte doek of stoffer.
Page 95 of 248
Laadhulp
93
4
TECHNOLOGIE aan BOORD
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP04_TECHNOLOGIE A BORD_ED01-2014
LUCHTVERING
Als uw auto is voorzien van luchtvering,
kunt u de hoogte van de wagenhoogte
achter wijzigen om het in- en uitladen te
vergemakkelijken.
Het bedieningspaneel bevindt zich op het
dashboard.
Naast de standaard wagenhoogte beschikt u
over 6 standen, omhoog (van +1 tot +3) en
omlaag (van -1 tot -3). De ingestelde stand
wordt aangegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Handmatig wijzigen van de wagenhoogte achter
Wagenhoogte achter omhoog Druk snel op de schakelaar om
een hogere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verhoogd: +1 tot +3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de hoogste stand geselecteerd (+3). Wagenhoogte achter omlaag
Druk snel op de schakelaar om
een lagere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar
wordt gedrukt (lampje brandt),
wordt de wagenhoogte achter
één stand verlaagd: -1 tot -3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de laagste stand geselecteerd (-3).
Page 96 of 248
Laadhulp
94
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP04_TECHNOLOGIE A BORD_ED01-2014
Uitschakelen
Druk de twee schakelaars gelijktijdig lang in
om het systeem uit te schakelen. De lampjes
blijven branden. Terugkeren naar de nominale
wagenhoogte achter
Druk op de schakelaar "omhoog" (bij een lage stand van de vering)
of "omlaag" (bij een hoge stand) tot de optimale stand is bereikt.
Opnieuw inschakelen
Door de twee schakelaars opnieuw gelijktijdig
lang in te drukken, wordt het systeem weer
ingeschakeld. De lampjes gaan uit.
Automatisch wijzigen van de wagenhoogte achter
Bij een wagensnelheid hoger dan 20 km/h,
wordt de wagenhoogte achter automatisch
op de nominale stand teruggebracht.
Storing
In het geval van een storing in dit
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden.
Gebruiksvoorschrift
Het rijden met een te lage of te hoge
wagenhoogte kan schade aan de onderzijde
van de auto veroorzaken.
De wagenhoogte kan automatisch worden
bijgesteld afhankelijk van eventuele
wijzigingen in temperatuur of lading.
Gebruik dit systeem niet onder de volgende
omstandigheden:
- werkzaamheden onder de auto,
- het verwisselen van een wiel,
- vervoeren van de auto met een vrachtauto, trein, ferryboat, veerpont, ...
Bij een wagensnelheid hoger dan
5 km/h, wordt het systeem weer
automatisch ingeschakeld. Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 97 of 248
95
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
HANDREM ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden. Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken. Trek de handrem
uitsluitend bij
stilstaande auto aan.
Loszetten
Trek aan de hendel van de handrem en druk
op de knop om de handrem los te zetten. Trek, in het uitzonderlijke geval dat
de handrem wordt gebruikt als de
auto rijdt, deze voorzichtig aan om de
achterwielen niet te blokkeren (slipgevaar).
Als de handrem nog (iets) is aangetrokken,
wordt dit aangegeven door dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Als de auto stilstaat op een helling, draai dan
de wielen richting trottoir en trek de handrem aan.
Het is dan niet voldoende om alleen een versnelling in te
schakelen bij het parkeren van de auto, zeker niet bij een
beladen auto.
Page 98 of 248
96
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
CLAXON
Druk op het midden van het stuurwiel.
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal
en een specifiek geluid; dit is de normale
werking. Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet los.
Uitschakelen
De bestuurder kan deze systemen niet
uitschakelen.
HULPSYSTEMEN BIJ HET REMMEN
Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig
tot stilstand te brengen:
- het antiblokkeersysteem (ABS),
- de elektronische remdrukregelaar (EBD),
- Brake Assist System (BAS).
Page 99 of 248
97
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Gebruiksvoorschrift
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn. Trap
het rempedaal bij een noodstop krachtig en
volledig in en laat het niet los, ook niet op
een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor
dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen. Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal
sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van
het remmen wordt vergroot.
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
in combinatie met een melding op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het
remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500 km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen. Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS en
een melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.
Page 100 of 248
98
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Dynamische stabiliteitscontrole (CDS)
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de natuurkundige
grenzen) weer in de juiste koers te brengen.
Als uw auto is voorzien van het CDS-systeem,
stuur dan niet tegen om de auto in de juiste koers
te houden.
Inschakelen
Het CDS-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Storing
Als dit verklikkerlampje
brandt, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op een storing
in het CDS-systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Inschakelen
Als de motor wordt gestart, wordt dit
systemen automatisch ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking als de auto
grip verliest of uit de koers dreigt te raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
- Druk op deze knop in het midden van
het dashboard om dit systeem uit te
schakelen.
Antislipregeling (ASR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen van de
wielen door in te grijpen op de remmen van de
aangedreven wielen en op het motormanagement.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld. Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.