CITROEN JUMPER 2020 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 31 of 196
29
Ergonomie en comfort
3Bestuurdersportier
Om veiligheidsredenen mag de stoel
alleen worden versteld als het voertuig
stilstaat.
Verstellen in lengterichting
â–º Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in
de gewenste stand.
Zorg er bij het verstellen van de stoel
naar achteren voor dat het schuiven van
de stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voorwerpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Hoogte van de stoel
â–º Zet de hendel ( 1) omhoog om de voorkant
van de stoel omhoog of omlaag te zetten.
â–º Zet de hendel ( 2) omhoog om de achterkant
van de stoel omhoog of omlaag te zetten.
Rugleuninghoek
â–º Draai aan de draaiknop om de rugleuning te
verstellen.
Lendensteun
â–º Draai aan de knop om de lendensteun in de
gewenste stand te zetten.
Hoofdsteun
â–º Druk op de ring om de hoogte van de
hoofdsteun aan te passen.
â–º U kunt de hoofdsteun verwijderen door de
ringen in te drukken en de hoofdsteun van de
stoel te tillen.
Page 32 of 196
30
Ergonomie en comfort
Achterbank
Rugleuninghoek
â–º Draai de draaiknop om de hoek van de
rugleuning aan te passen.
Verstelbare armsteun
â–º Zet de armsteun omhoog of omlaag.
â–º Draai de knop onder het uiteinde van de
armsteun om deze in de gewenste positie te
vergrendelen.
Stoelverwarming
Druk op deze schakelaar om de stoelverwarming
in of uit te schakelen.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelverwarming zo snel mogelijk in
een lagere stand.
Schakel de functie uit zodra de temperatuur
van de stoelen en in het interieur op
een aangenaam niveau is gekomen. Dit
vermindert het stroomverbruik waardoor ook
het brandstofverbruik lager wordt.
Langdurig gebruik van de
stoelverwarming wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen die warmte niet goed kunnen
voelen door bijvoorbeeld ziekte of medicijnen,
kunnen brandwonden krijgen.
Voorkom als volgt schade aan het
verwarmingselement en kortsluiting:
– Plaats geen zware voorwerpen op de stoel.
– Ga niet op uw knieën op de stoel zitten of
op de stoel staan.
– Mors geen vloeistoffen op de stoel.
– Gebruik de stoelverwarming nooit als de
stoel vochtig is.
Stoel met instelbare
schokdemping
â–º Draai de knop om de schokdemping aan te
passen aan het gewicht van de bestuurder.
Draaibare stoel
â–º Draai de knop om de stoel 180° te draaien.
Voorbank met twee
zitplaatsen
Deze bank is uitgerust met twee hoofdsteunen
en twee veiligheidsgordels.
Schrijftafeltje
Als de rugleuning van de middelste zitplaats
wordt neergeklapt, ontstaat er een schrijftafeltje.
â–º Trek aan de band aan de bovenzijde van het
rugleuningkussen.
Page 33 of 196
31
Ergonomie en comfort
3Achterbank
Rugleuninghoek
â–º Draai de draaiknop om de hoek van de
rugleuning aan te passen.
Toegang tot de 3e zitrij
â–º Voor toegang tot de 3e zitrij bedient u de
knop van de buitenste zitplaats van de 2e zitrij
en kantelt u de rugleuning naar voren.
â–º Plaats de rugleuning terug door deze weer
rechtop te zetten zonder de knop aan te raken.
Neergeklapte rugleuning
van de middelste zitplaats
(zitrij 2 en 3)
De rugleuning van de middelste zitplaats kan
helemaal op de zitting worden neergeklapt en als
bekerhouder worden gebruikt.
â–º Zet de hoofdsteun omlaag, zet de knop
omhoog en klap de rugleuning naar voren.
â–º Zet de rugleuning weer in de oorspronkelijk
positie en zet de knop weer omhoog.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de voorzorgsmaatregelen
op de stickers .
Zitplaatsen van de
achterbank
Page 34 of 196
32
Ergonomie en comfort
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaand voertuig.
Spiegels
Buitenspiegels
Ze zijn verdeeld in twee zones:
A - Bovenste spiegel
B - Onderste spiegel
De spiegel zijn bolvormig om het beeld opzij te
vergroten. De objecten die u in de spiegel ziet
zijn dichterbij dan ze lijken. Houd daar rekening
mee om de afstand goed in te schatten.
De behuizing bevat de zijknipperlichten en
de antennes, afhankelijk van de beschikbare
uitrusting van het voertuig (GPS, GSM, radio
enz.).
Toegang tot de achterbank
â–º Zet de hoofdsteunen omlaag, zet de
handgreep omhoog en klap de rugleuning naar
voren.
Neergeklapte rugleuning
â–º Verwijder de hoofdsteunen en kantel de
rugleuning zoals hierboven wordt beschreven.
â–º Zet met uw rechterhand de tweede hendel
omhoog en kantel de rugleuning 5° naar
achteren.
â–º Zet met uw linkerhand de rugleuning
helemaal naar voren op de stoel.
De achterbank verwijderen
Voor het verwijderen van de achterbank
zijn twee mensen nodig.
â–º Klap de rugleuning omlaag op de zitting zoals
eerder beschreven.
â–º Draai beide hendels naar voren om de
achterste verankeringspunten los te halen.
â–º Kantel de basis van de bank naar voren om
de bank rechtop te zetten.
â–º Draai beide hendels naar boven om de
voorste verankeringspunten los te halen.
â–º Til de bank naar voren en verwijder deze.
Controleer of de veiligheidsgordels
bereikbaar blijven en gemakkelijk door
de passagier kunnen worden vastgemaakt.
Ga niet rijden voordat alle passagiers hun
hoofdsteun correct hebben afgesteld en hun
veiligheidsgordel hebben vastgemaakt en
afgesteld.
Verwijder een hoofdsteun niet zonder deze op
te bergen en aan een steun te bevestigen,
Rijd niet met passagiers op zitrij 3 als de bank
van zitrij 2 in verticale positie staat.
Plaats geen voorwerpen op de neergeklapte
rugleuning van zitrij 2.
Het stuurwiel verstellen
â–º Zorg dat het voertuig stilstaat en stel dan uw
stoel af in de beste positie.
â–º Ontgrendel het stuurwiel door de knop naar u
toe te trekken.
â–º Pas de diepte van het stuurwiel aan en
vergrendel het daarna door de knop omlaag te
zetten.
Page 35 of 196
33
Ergonomie en comfort
3Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaand voertuig.
Spiegels
Buitenspiegels
Ze zijn verdeeld in twee zones:
A - Bovenste spiegel
B - Onderste spiegel
De spiegel zijn bolvormig om het beeld opzij te
vergroten. De objecten die u in de spiegel ziet
zijn dichterbij dan ze lijken. Houd daar rekening
mee om de afstand goed in te schatten.
De behuizing bevat de zijknipperlichten en
de antennes, afhankelijk van de beschikbare
uitrusting van het voertuig (GPS, GSM, radio
enz.).
Elektrisch verstellen
Het contactslot staat in de stand MAR.
â–º Draai de knop om de spiegelzone te
selecteren.
Buitenspiegel links:
A1 - Bovenste spiegel
B1 - Onderste spiegel
Buitenspiegel rechts:
A2 - Bovenste spiegel
B2 - Onderste spiegel
â–º Zet de knop dan in de richting van de
gewenste afstelling.
Elektrisch inklappen
â–º Druk op deze toets.
De spiegels verwarmen
â–º Druk op de toets van de
achterruitverwarming.
Binnenspiegel
Met de hendel aan de onderzijde kan de spiegel
in 2 standen worden gezet.
In de dagstand staat de hendel naar voren.
Trek de hendel naar u toe om de spiegel in de
nachtstand (antiverblinding) te zetten.
Verwarming en ventilatie
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
â–º Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
Page 36 of 196
34
Ergonomie en comfort
Temperatuur
â–º Draai de knop (2) om de temperatuur naar
wens tussen blauw (koel) en rood (warm) naar
wens in te stellen.
Luchtstroom
â–º Zet de knop (3) in de gewenste stand zodat
er voldoende lucht stroomt om het interieur
comfortabel te houden.
Als de knop voor de luchtstroom in de stand 0 staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermisch comfort niet meer
geregeld. Door de rijwind stroomt er nog wel
wat lucht in de auto.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar:
de zijventilatieroosters en de middelste
ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters, de middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
de voetenruimte,
de voorruit, de beenruimte en de zijruiten,
de voorruit en de zijruiten.
y ' H N G H ] R Q Q H V \
H Q V R U R S K H W
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
â–º Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
â–º Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
â–º Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
â–º Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Bevat gefluoreerde broeikasgas
R134A.
Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland kan het aircocircuit het
broeikasgas R134a bevatten.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming/
handbediende
airconditioning
1. Airconditioning aan/uit
2. Temperatuurregeling
3. Regeling luchtstroom
4. Regeling luchtverdeling
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
Airconditioning
De airconditioningsstand werkt alleen als de
motor draait.
De ventilator moet op minimaal 1 worden
ingesteld.
â–º Druk op de toets (1) om het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen
(ter bevestiging gaat het lampje aan of uit).
Page 37 of 196
35
Ergonomie en comfort
3Temperatuur
â–º Draai de knop (2) om de temperatuur naar
wens tussen blauw (koel) en rood (warm) naar
wens in te stellen.
Luchtstroom
â–º Zet de knop (3) in de gewenste stand zodat
er voldoende lucht stroomt om het interieur
comfortabel te houden.
Als de knop voor de luchtstroom in de stand 0 staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermisch comfort niet meer
geregeld. Door de rijwind stroomt er nog wel
wat lucht in de auto.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar:
de zijventilatieroosters en de middelste
ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters, de middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
de voetenruimte,
de voorruit, de beenruimte en de zijruiten,
de voorruit en de zijruiten.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan
van de voorruit en zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl de
airconditioning en de aanjager (stand 1 t/m
4) zijn ingeschakeld, wordt de capaciteit van
de verwarming (knop temperatuurregeling
naar rood) of de airconditioning (knop
temperatuurregeling naar blauw) vergroot.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de
ruiten beslaan.
â–º Stel deze stand in om de lucht in het
interieur te laten recirculeren.
â–º Stel deze stand in voor de toevoer van
buitenlucht naar het interieur.
Automatische airconditioning met
centrale regeling
1. Stand AUTO
2. Airconditioning uit
3. Volledig systeem uit
4. Regeling luchtverdeling
5. Regeling luchtstroom
6. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
7. Snel ontdooien / ontwasemen
Stand AUTO
FULL AUTO inschakelen:
â–º Druk op de knop ( 1). Hiermee worden
de functies van het systeem ingeschakeld,
wat wordt bevestigd met FULL AUTO Dit
is de normale stand van het automatische
airconditioningssysteem.
– Met de ring om de knop AUTO kunt u de
comforttemperatuur aanpassen op een schaal
van: • HI (hoog tot ≈32) tot
Page 38 of 196
36
Ergonomie en comfort
Luchtuitvoer
â–º Druk op de knop ( 1) om de toevoer van
lucht naar het interieur in of uit te schakelen (ter
bevestiging gaat het lampje aan of uit).
Luchttoevoer
â–º Druk op de knop ( 2) om de buitenluchtinlaat
in het interieur in of uit te schakelen (ter
bevestiging gaat het lampje aan of uit).
Extra
verwarmingssystemen
Extra verwarming
Dit is een extra verwarming van het interieur als
aanvulling op de standaarduitrusting.
De werking is onafhankelijk van de motor.
• LO (laag tot ≈16).
Het systeem regelt de luchtverdeling,
luchtstroom en luchtinlaat zodat het comfort
wordt ingesteld op basis van de weergegeven
schaal en er voldoende lucht door het interieur
wordt gerecirculeerd.
Aanpasbare stand AUTO
In de stand AUTO kunnen verschillende
instellingen worden gewijzigd: luchtverdeling,
luchtstroom, airconditioning en luchttoevoer/
luchtrecirculatie.
Het display verandert van FULL AUTO naar
AUTO.
â–º Druk nog een keer op de toets ( 1) om de
volledig automatische werking weer in te stellen.
Het display op het bedieningspaneel verandert
van AUTO naar FULL AUTO.
Als het systeem na handmatige aanpassingen
de geselecteerde gradatie niet kan vasthouden,
knippert dit en gaat AUTO uit. Druk op de knop
(1) om terug te gaan naar de automatische
instellingen.
Airconditioning uit
â–º Druk op de toets (2) om de functies van
de airconditioning uit te schakelen. Het
sneeuwvlokje op het display gaat uit.
Volledig uitschakelen
â–º Druk op de toets (3) om het systeem uit te
schakelen. Het lampje en het display gaan uit.
Temperatuur
De waarde kan worden ingesteld tussen:
– een maximale waarde van 32 in de stand
HI (High), waarbij de toegevoerde lucht wordt
opgewarmd.
– een minimale waarde van 16 in de stand
LO (Low), waarbij de toegevoerde lucht wordt
afgekoeld.
Luchtverdeling
â–º Druk op een van de toetsen 4 om de
luchtstroom te verdelen naar:
de ventilatieopeningen voor de voorruit en
zijruiten voorin (ramen ontwasemen
- ontdooien),
de middelste en zijventilatieopeningen
(borst en gezicht),
de roosters in de zones voor en achter
(voetruimte).
Door de toetsen te combineren kunt u de
luchtverdeling verder aanpassen.
Luchtstroom
â–º Druk op een van de toetsen ( 5) om de
luchttoevoer te verhogen of te verlagen.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
In deze stand kunt u de lucht in het
interieur snel opwarmen of afkoelen.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de
ruiten beslaan.
â–º Druk op de toets (6) om de luchtrecirculatie in
het interieur in te schakelen. Het controlelampje
gaat branden.
Wanneer u nog een keer op deze toets drukt,
wordt de invoer van buitenlucht weer ingesteld.
Het controlelampje gaat uit.
Wanneer u op de toets (1) drukt, wordt
de invoer van buitenlucht weer ingesteld.
Wanneer u teruggaat naar deze stand, wordt
de lucht in het voertuig ververst en worden de
ruiten ontwasemd. Druk nog een keer op de
toets (1) om de functie FULL AUTO weer in
te schakelen.
Extra ventilatie achter
Dit systeem is een aanvulling
op de standaarduitrusting voor
het ventilatiesysteem van het
interieur.
Page 39 of 196
37
Ergonomie en comfort
3
Luchtuitvoer
â–º Druk op de knop ( 1) om de toevoer van
lucht naar het interieur in of uit te schakelen (ter
bevestiging gaat het lampje aan of uit).
Luchttoevoer
â–º Druk op de knop ( 2) om de buitenluchtinlaat
in het interieur in of uit te schakelen (ter
bevestiging gaat het lampje aan of uit).
Extra
verwarmingssystemen
Extra verwarming
Dit is een extra verwarming van het interieur als
aanvulling op de standaarduitrusting.
De werking is onafhankelijk van de motor.
Standkachel of aanvullende
programmeerbare
verwarming
Dit is een aanvullend, programmeerbaar
en afzonderlijk systeem dat het korte
koelvloeistofcircuit van de dieselmotor opwarmt
om het starten te vergemakkelijken.
Het systeem verbetert de prestaties van het
ontdooien, ontwasemen en (volgens uitvoering)
de stoelverwarming.
Het opwarmen van het interieur kan sneller
plaatsvinden.
Het systeem kan geprogrammeerd worden om te
worden ingeschakeld voordat u in de auto stapt.
Automatische aanvullende verwarming
Dit aanvullende systeem wordt automatisch
ingeschakeld bij het aanzetten van het contact.
De verwarming wordt afhankelijk van de
buitentemperatuur en de temperatuur in de auto
geactiveerd.
Hij wordt automatisch uitgeschakeld zodra de
verwarming handmatig wordt ingeschakeld.
Hulpverwarming
Bij uitvoeringen met 2-3 zitplaatsen bevindt
deze zich onder de bestuurdersstoel met een
luchtrooster naar de voorkant.
Bij uitvoeringen met 5-9
zitplaatsen bevindt deze zich
aan de achterkant. Afhankelijk
van de uitvoering van het model
komt het luchtrooster direct van
achteren of uit de rail onder de
twee rijen stoelen.
â–º Druk op deze knop om de verwarming
in of uit te schakelen. De lampjes gaan
branden als de verwarming is ingeschakeld.
Schakel de bediening uit bij snel ontdooien en
ontwasemen.
Verwarming en/of
airconditioning achter
Page 40 of 196
38
Ergonomie en comfort
De tijd van de ingebouwde
klok instellen
Stel de klok op het bedieningspaneel in voordat
u het uitgesteld starten van de verwarming
programmeert.
â–º Houd toets 3 ingedrukt.
Het controlelampje voor het instellen van het
scherm en de tijd brandt.
â–º Druk binnen tien seconden op een van
de insteltoetsen ( 1) totdat de juiste tijd wordt
weergegeven: • > om de uren te verhogen of
• < om de uren te verlagen.
Wanneer u de toets ingedrukt houden, gaan de
cijfers sneller.
â–º Laat de toets (3) los.
Als het scherm wordt uitgeschakeld, wordt de tijd
opgeslagen.
De tijd aflezen
â–º Druk op een van de toetsen ( 1).
Het controlelampje voor weergave van de tijd
gaat branden en de tijd wordt ongeveer tien
seconden weergegeven.
Het verwarmingssysteem
meteen starten
Controleer het volgende voordat u de
verwarming inschakelt:
– Staat de temperatuurknop in de stand voor
hete lucht (rood)?
Als het voertuig is uitgerust met een extra
airconditioningseenheid, achterin het voertuig:
de distributierail in het dak en de afzonderlijke
ventilatieopeningen zorgen dat de koude lucht
perfect wordt verdeeld.
De warme lucht uit de airconditioningseenheid
voorin naar de vloer wordt verdeeld op de
hoogte van de voeten van de passagiers
achterin op rijen 2 en 3.
Een ventilatieopening voor warme lucht in de
wielkuip linksachter kan het systeem voor de
voeten van de passagiers achterin op rij 3
aanvullen.
Inschakelen/uitschakelen
â–º Druk vanaf de bestuurdersstoel op
deze toets op het bedieningspaneel
MODE om de bediening achterin in te schakelen.
Het controlelampje gaat branden.
Wanneer u nog een keer op de toets drukt,
wordt de bediening achterin uitgeschakeld. Het
controlelampje gaat uit.
De comforttemperatuur
instellen
â–º Draai de knop ( 1) om de temperatuur naar
wens tussen blauw (koel) en rood (warm) naar
wens in te stellen.
De functie kan worden uitgeschakeld met
de UIT-knop van het middelste
"Monozone" bedieningspaneel.
Maar een back-upsysteem zorgt ervoor
dat het achterste circuit automatisch wordt
geventileerd, ook als de knop in de stand 0
staat, zodat de ramen niet beslaan.
Luchtstroom
â–º Zet de knop (2) in de gewenste stand om de
luchtstroom te verhogen of te verlagen.
Extra programmeerbare
verwarming
De extra programmeerbare verwarming brengt
de motor geleidelijk op de juiste temperatuur
zodat de motor gemakkelijker start.
De tijd voor activering kan met een ingebouwde
klok worden geprogrammeerd. Het interieur
warmt dan sneller op.
De functies voor het verwarmen van het
interieur, ontdooien en ontwasemen
werken gemakkelijker. Het bedieningspaneel voor de programmeerbare
extra verwarming bevindt zich naast het
stuurwiel, onder het bedieningspaneel voor
MODE.
1. Toetsen voor het instellen van de tijd
2. Toets voor het onmiddellijk inschakelen van
de verwarming
3. Selectietoets programma
4. Controlelampje voor verwarmingscyclus
5. Tijdweergave
6. Controlelampje voor het instellen en
weergeven van de tijd
7. Weergave van het geselecteerde
programmanummer
8. Controlelampje voor ventilatie