CITROEN JUMPER SPACETOURER 2018 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 151 of 400

149
Bevestig elke veiligheidsgordel van de 2e
en 3e zitrij aan de juiste gesp.
Ver wissel geen gordels of gespen van
de buitenste zitplaatsen met die van de
middelste zitplaats.
Let erop dat bij het neerklappen van de
buitenste zitplaatsen of het plaatsen van
de rugleuning in de tafelstand de gordel
van de middelste zitplaats niet klem komt
te zitten.
Controleer na het opklappen van (een deel
van) de achterbank of de gordels goed zijn
opgerold en of deze goed kunnen worden
vastgemaakt.
Let erop dat bij het op- of neerklappen
van de buitenste zitplaatsen of bij toegang
tot de 3e zitrij de gordel van de middelste
zitplaats niet klem komt te zitten.
De oprolautomaten voor de buitenste
zitplaatsen van de 2e zitrij beschikken over
spankrachtbegrenzers.
De zitplaatsen van de 3e zitrij zijn voorzien
van driepuntsveiligheidsgordels met
oprolautomaten.
Met afzonderlijke voorstoelen
Ze zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel en een aan
de rugleuning bevestigde geleider en
oprolautomaat.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
Met afzonderlijke voorstoelen
Als bij het aanzetten van het contact één of
meer veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt of
weer zijn losgemaakt, gaat het pictogram van de
desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden.
Bij een rijsnelheid van 20
km/h of
hoger knipperen de betreffende
pictogrammen gedurende twee
minuten, in combinatie met een
geluidssignaal. Na deze 2
minuten
blijven de betreffende pictogrammen
branden zolang de bestuurder of
voorpassagier de gordel niet heeft
vastgemaakt.
1.
Pictogram veiligheidsgordel(s) vóór
losgemaakt/niet vastgemaakt
2. Pictogram veiligheidsgordel links
losgemaakt/niet vastgemaakt
3. Pictogram veiligheidsgordel rechts
losgemaakt/niet vastgemaakt
5
Veiligheid

Page 152 of 400

150
Met tweezitsbank voor (plus de
bestuurdersstoel)
Als bij het aanzetten van het contact één of
meer veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt
of weer zijn losgemaakt, gaat het pictogram
van de desbetreffende veiligheidsgordel(s)
branden.Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels werken dan niet
optimaal.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die de lengte van de riem
automatisch aanpast aan uw lichaamsbouw.
De gordel wordt automatisch opgerold als
deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
A.
Pictogram veiligheidsgordel(s) vóór
losgemaakt/niet vastgemaakt
B. Pictogram veiligheidsgordel links
losgemaakt/niet vastgemaakt
C. Pictogram middelste veiligheidsgordel
losgemaakt.
D. Pictogram veiligheidsgordel rechts
losgemaakt. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-

d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-

m
oet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt,
-

m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-

m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-

m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Veiligheid

Page 153 of 400

151
Instructies voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50
m gebruik van een geschikt
kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer
dan één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk
van de aard en de kracht van de
aanrijding, vóór en onafhankelijk van
de airbags afgaan. Het afgaan van de
gordelspanners gaat gepaard met wat
onschadelijke rook en een knal, als gevolg
van de activering van de pyrotechnische
lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het
waarschuwingslampje van de airbag
branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.AirbagsDe airbags werken alleen bij aangezet
contact.
De airbags werken slechts één keer.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
worden de airbags niet meer opgeblazen.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de passagiers op de middelste zitplaats
van zitrij 2

en, volgens uitvoering, zitrij 3) bij
ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzer.
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
-

b

ij een ernstige aanrijding gaan de
airbags onmiddellijk af om de inzittenden
(uitgezonderd de passagiers op de
middelste zitplaats van zitrij 2

en, volgens
uitvoering, zitrij 3) te helpen beschermen.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas
snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels helpen u in deze situaties
voldoende te beschermen.
5
Veiligheid

Page 154 of 400

152
Houd tijdens het rijden het
dashboardkastje gesloten. Dit zou in het
geval van een ongeluk of plotseling remmen
tot lichamelijk letsel kunnen leiden.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is ingebouwd in het
stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden geactiveerd, met uitzondering
van de airbag aan passagierszijde als deze is
uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór
(A) , in de lengterichting van de auto in het
horizontale vlak en vanaf de voorzijde richting de
achterzijde van de auto.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier(s)
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
Storing
Als dit lampje gaat branden,
raadpleeg dan altijd het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Zijairbags
Indien uw auto is uitgerust met zijairbags,
beschermen deze de bestuurder en de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel aan het
bovenlichaam, tussen de buik en het hoofd, te
verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Het afgaan van de gordelspanners gaat
gepaard met wat rook en een knal,
als gevolg van het activeren van de
pyrotechnische lading van het systeem.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een of
meer airbags wordt geproduceerd, kan
het gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Veiligheid

Page 155 of 400

153
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij, loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de buik
en het hoofd van de inzittende voorin en het
desbetreffende portierpaneel.
Window-airbags
(2e en 3e zitrij)
Indien uw auto is uitgerust met window-airbags,
helpen deze de inzittenden (uitgezonderd
de passagiers op de middelste zitplaatsen)
te beschermen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding.
Activering
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden er geen
zijairbags geactiveerd.
De airbags worden aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij,
loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de
buitenzijde richting de binnenzijde van de auto.
De window-airbags wordt opgeblazen tussen de
passagiers op de buitenste zitplaatsen achterin en
de ruiten.
5
Veiligheid

Page 156 of 400

154
Veiligheidsvoorschriften
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag
en de inzittenden (kinderen, huisdieren,
objecten enz.) en bevestig niets in de buurt van
de airbags of in het gebied waar de airbags
afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van
de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt ver volgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daar voor bestemde
openingen naar buiten stromen.Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het
dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daar voor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen
worden. Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het CITROËN-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van
de stoelen (kleding enz.): dit zou bij het
afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags. De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen, kan
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer
goed werken – In dat geval werken de zij-
airbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren
uitsluitend uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid

Page 157 of 400

155
Algemene informatie met
betrekking tot kinderzitjes
* De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen is per land
verschillend.
Hoewel de veiligheid van uw kinderen één van
de belangrijkste over wegingen van CITROËN
bij het ontwerpen van uw auto is, hangt dit ook
van uw af.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
-

C
onform de Europese wetgeving dienen
alle kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m in gehomologeerde, aan het
lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes
op met veiligheidsgordels of ISOFIX-
bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden
vervoerd*.
-
D
e veiligste plaats voor het ver voeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van uw auto,
-
K
inderen tot 9 kg moeten zowel voor-
als achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd.
CITROËN beveelt u aan kinderen op de
achterzitplaatsen van uw auto te ver voeren:
-
m
et de rug in de rijrichting tot 3 jaar,
-
m
et het gezicht in de rijrichting
vanaf
3

j a a r.
Kinderzitje achterin
2e zitrij
"Rug in de rijrichting"
Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" achterin
plaatst de voorstoel naar
voren en zet de rugleuning van de voorstoel
rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet
raakt.
Zet de zitplaats waarop u het kinderzitje plaatst
in de achterste stand, met de rugleuning
rechtop.
"Gezicht in de rijrichting"
Controleer of de veiligheidsgordel goed
strak staat.
Controleer bij kinderzitjes met een steun
of deze steun stabiel op de vloer staat.
Verzet indien nodig de voorstoel van de
auto.
Schuif als u een kinderzitje "met het gezicht
in de rijrichting" achterin
plaatst de voorstoel
naar voren en zet de rugleuning van de
voorstoel rechtop, zodat de benen van het kind
de voorstoel niet raken.
Zet de zitplaats waarop u het kinderzitje plaatst
in de achterste stand, met de rugleuning
rechtop.
5
Veiligheid

Page 158 of 400

156
Zitrij 3
Wanneer u een kinderzitje op de 3e zitrij
plaatst, schuif dan de stoel op de 2e zitrij naar
voren en zet de rugleuning rechtop zodat het
kinderzitje en de benen van het kind de stoel
op de 2
ee zitrij niet raken.
Kinderzitje op de passagiersstoel voor
"Met de rug in de
rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet
zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan
kan het kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken .
Wanneer een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk naar
achteren worden geschoven, en in de hoogste
stand en met de rugleuning rechtop worden
gezet.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting op de voorpassagiersstoel
wordt geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk
naar achteren worden geschoven, en in de
hoogste stand en met de rugleuning rechtop
worden gezet en mag de airbag vóór aan
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.
Controleer of de veiligheidsgordel goed
strak staat.
Controleer bij kinderzitjes met een steun
of deze steun stabiel op de vloer staat.
Verstel indien nodig de passagiersstoel.
Raadpleeg de wettelijke bepalingen van uw
land alvorens een kinderzitje op deze plaats te
bevestigen.
Veiligheid

Page 159 of 400

157
Passagiersstoel in de hoogste en achterste
stand.
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
Plaats nooit een kind in een kinderzitje
"met de rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel als de airbag vóór
aan passagierszijde is ingeschakeld.
Het kind kan in dat geval bij een aanrijding
levensgevaarlijk gewond raken.Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de
waarschuwingssticker aan beide zijden van de
zonneklep aan passagierszijde.
Conform de wettelijke voorschriften wordt deze
waarschuwing in alle benodigde talen vermeld.
5
Veiligheid

Page 160 of 400

158
F Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
F
D

raai deze in de stand OFF.
F
H

oud de schakelaar in deze stand en ver wijder de
sleutel.
Bij het aanzetten van het contact
brandt dit waarschuwingslampje in
het pictogrammendisplay voor de
veiligheidsgordels. Het blijft branden
zolang de airbag is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de
airbag aan passagierszijde altijd uit als u
een kinderzitje met de rug in de rijrichting
op de voorstoel plaatst.
Anders kan het kind ernstig of fataal
gewond raken bij het afgaan van de
airbag.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
met afgezet contact de schakelaar weer op
ON om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van de voorpassagier te
garanderen.
Bij het aanzetten van het
contact gaat dit lampje in het
pictogrammendisplay voor de
veiligheidsgordels gedurende
ongeveer één minuut branden om
aan te geven dat de airbag vóór aan
passagierszijde is ingeschakeld.
Uitschakelen
Veiligheid

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 400 next >