FIAT 124 SPIDER 2018 Instructieboek (in Dutch)
Page 181 of 236
BELANGRIJK
204)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd de aanraking met de huid en de
ogen. Het opladen van de accu moet
worden uitgevoerd in een goed
geventileerde ruimte, ver van open vuur en
mogelijke bronnen van vonken om brand-
en ontploffingsgevaar te vermijden.
205)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
gespecialiseerd personeel gecontroleerd
worden of de cellen niet beschadigd zijn en
of de behuizing geen scheuren vertoont,
waardoor de giftige en corrosieve vloeistof
kan weglekken.
WIELEN EN BANDEN
VEILIGHEIDSINFORMATIE
206) 207) 208)
49) 50)
Controleer voor een lange reis en
ongeveer elke twee weken de spanning
van de banden en van het reservewiel,
indien aanwezig. Controleer de
bandenspanning wanneer de banden
koud zijn.
Het is normaal dat door het opwarmen
van de banden de spanning tijdens het
rijden toeneemt. Zie voor de correcte
bandenspanning de paragraaf “Wielen
en gegevens banden” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
Banden moeten worden vervangen
wanneer de profieldiepte van het
loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt.
EEN BAND VERVANGEN
209)
Als een band regelmatig verslijt zal een
slijtage-indicator fig. 151 in de vorm van
een doorgetrokken streep dwars op het
loopvlak verschijnen. Vervang de band
wanneer dit het geval is: 1: nieuw
loopvlak/2: versleten loopvlak (3 =
loopvlak slijtage-indicator).Vervang de band voordat de streep
over het hele loopvlak loopt.
Nadat de banden op spanning zijn
gebracht, moet het
bandenspanningbewakingssysteem
geïnitialiseerd worden, zodat het
normaal kan werken. Raadpleeg de
paragraaf "Initialisatie
bandenspanningbewakingssysteem" in
het hoofdstuk "Veiligheid".
SNEEUWKETTINGEN
51)
De sneeuwkettingen mogen alleen op
de achterwielen gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
BELANGRIJK Het gebruik van
sneeuwkettingen met banden met
15107031403-ALL-001
179
Page 182 of 236
niet-originele afmetingen kan het
voertuig beschadigen.
BELANGRIJK Het gebruik van
verschillende banden maten of -typen
(M+S, winter, enz.) op de voor- en
achterassen kan de bestuurbaarheid
van de auto benadelen, met het risico
van controleverlies over het voertuig en
bijgevolg ongevallen.
AANBEVELINGEN VOOR
DE VERWISSELING VAN
BANDEN
210)
BELANGRIJK De volgende
wisselmethodes mogen NIET worden
gebruikt met banden met
éénrichtingsloopvlak! Dit type banden
kan alleen aan dezelfde zijde van het
voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden
verwisseld.
BELANGRIJK Verwissel de banden
regelmatig. Een onregelmatige slijtage
van de banden is gevaarlijk. Verwissel
de banden elke 10.000 km of vaker als
onregelmatige slijtage ontstaat om de
slijtage van het loopvlak te vereffenen
en een goede hantering en goede
remprestaties te behouden.
BELANGRIJK Aangezien uw voertuig
niet is uitgerust met een reservewielvoor wielrotatie, neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
Nadat de banden op spanning zijn
gebracht, moet het bewakingssysteem
bandenspanning geïnitialiseerd worden,
zodat het systeem normaal kan werken.
Raadpleeg de paragraaf "Initialisatie
bandenspanningsbewakingssysteem"
in het hoofdstuk "Veiligheid".
BELANGRIJK Verwissel banden met
éénrichtingsloopvlak en radiaalbanden
met een asymmetrisch loopvlak of
spijkers uitsluitend van voor naar achter
en niet van de ene naar de andere kant.
De prestaties van de band zullen
afnemen als de banden van de ene
naar de andere kant worden verwisseld.
Met differentieelblokkering
(indien aanwezig)
Het volgende niet gebruiken:
banden met een andere maat dan is
gegeven;
banden met verschillende maten of
typen tegelijkertijd;
onvoldoende opgepompte banden.
Als deze aanwijzingen niet worden
nageleefd, zal de verwisseling van de
wielen rechts en links verschillen,
waardoor de differentieelblokkering
constant wordt belast. Hierdoor zal een
storing worden veroorzaakt.
BELANGRIJK
206)Verwissel banden met een
“éénrichtingsprofiel” niet kruiselings, door
ze van de rechterzijde naar de linkerzijde en
omgekeerd te verplaatsen. Dit type banden
kan alleen aan dezelfde zijde van het
voertuig, d.w.z. van de vooras naar de
achteras en vice versa, worden verwisseld.
207)Rijden met geheel of gedeeltelijk
leeggelopen banden kan gevaarlijk zijn en
de band onherstelbaar beschadigen.
208)Gebruik altijd banden die in goede
staat verkeren. Rijden met versleten
banden is gevaarlijk. Door beperkt rem- en
stuurvermogen en geringere tractie kan
een ongeval worden veroorzaakt.
209)Vervang alle vier de banden
tegelijkertijd. Het vervangen van slechts
één band is gevaarlijk. Daardoor kan de
hantering van de band en het
remvermogen afnemen, waardoor de
controle over het voertuig verloren gaat.
210)Gebruik altijd het formaat wielen dat
voor uw voertuig geschikt is. Het gebruik
van een wiel met een verkeerd formaat is
gevaarlijk. Daardoor kunnen het remmen
en de hantering worden benadeeld,
waardoor de controle over het voertuig en
een ongeval kunnen worden veroorzaakt.
BELANGRIJK
49)De wegligging hangt ook af van de
correcte bandenspanning.
180
ONDERHOUD EN ZORG
Page 183 of 236
50)Bij een te lage spanning wordt de band
te heet, hetgeen ernstige schade aan de
band kan veroorzaken.
51)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/u niet. Vermijd kuilen,
trottoirbanden en stoepen en rijd geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen om
het voertuig en het wegdek niet te
beschadigen.CARROSSERIE
DE LAK BESCHERMEN
52) 53)
7)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
verwijder de antenne wanneer het
voertuig gewassen wordt;
als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal
40 cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Stagnerend water kan op
lange termijn leiden tot schade aan het
voertuig;
maak de carrosserie, indien mogelijk,
eerst nat met een waterstraal onder
lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing en
spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
Droog de minder zichtbare delen (bijv.randen van portieren, motorkap,
koplampranden) zorgvuldig, aangezien
in deze zones water makkelijker kan
stagneren. Was het voertuig nooit als
het in de zon heeft gestaan of als de
motorkap nog warm is: de glans van de
lak kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen moeten
op dezelfde wijze als de rest van het
voertuig gewassen worden.
BELANGRIJK Parkeer de auto zo min
mogelijk onder bomen; de hars die uit
de bomen druppelt, maakt de lak mat
en vergroot de kans op roestvorming.
BELANGRIJK Vogelpoep moet zo snel
en zo goed mogelijk verwijderd worden,
omdat hierin bijzonder agressieve zuren
aanwezig zijn.
Lakschilfers
De lak gaat schilferen wanneer grof
zand dat door de banden van een
ander voertuig in de lucht geworpen
wordt op uw voertuig terechtkomt.
Een veilige afstand tussen u en het
voertuig voor u bewaren beperkt het
risico op lakschilfers die voor vliegend
grof zand worden veroorzaakt.
BELANGRIJK De zone van de
lakschilfers varieert afhankelijk van de
snelheid van het voertuig. Bij een
181
Page 184 of 236
snelheid van 90 km/h, bijvoorbeeld, is
de schilferzone 50 m.
BELANGRIJK Bij lage temperaturen
wordt de lak van een voertuig harder.
Daardoor neemt het risico op
schilfervorming toe.
BELANGRIJK Door geschilferde lak kan
uw voertuig gaan roesten. Repareer de
lak als dit probleem zich voordoet met
de reparatielak van FCA en volgens de
aanwijzingen van dit deel. Als u de
getroffen zone niet repareert kan het
voertuig erg gaan roesten en zijn dure
reparaties nodig.
DE LAK ONDERHOUDEN
Wassen
Om de lak tegen roest en veroudering
te beschermen, dient u uw voertuig
minstens eenmaal per maand grondig
en regelmatig met lauwwarm of koud
water te wassen.
BELANGRIJK FCA is niet aansprakelijk
voor krassen die worden veroorzaakt
door automatische wasstraten of door
verkeerd wassen. Krassen zijn
duidelijker zichtbaar op voertuigen met
een donkere lak.
BELANGRIJK Houd handen en
krabbers buiten bereik van de voorruit
als de ruitenwisserhendel op AUTO is
geplaatst en het contact op ON isgedraaid, aangezien de vingers
beklemd kunnen raken of de
ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen raken als de
ruitenwissers automatisch geactiveerd
worden. Verzeker u ervan dat de
ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld
(als de motor zal blijven lopen) wanneer
u de voorruit gaat wassen. Dit is met
name belangrijk wanneer ijs en sneeuw
moeten worden verwijderd.
BELANGRIJK Sproei geen water in de
motorruimte. Anders kunnen
problemen tijdens het starten van de
motor of schade aan de elektrische
delen worden veroorzaakt.
BELANGRIJK Wees voorzichtig en
oefen niet te veel druk uit op een
willekeurig deel van de motorkap
wanneer u het voertuig wast en waxt.
Anders kunnen deuken in het voertuig
ontstaan.
BELANGRIJK Maak geen gebruik van
automatische wasstraten en
wasinrichtingen die gebruik maken van
een hoge waterdruk.
BELANGRIJK Verzeker u ervan dat het
brandstofklepje gesloten is en
vergrendel de portieren. Ander kan het
brandstofklepje door de waterdruk
geforceerd geopend worden waardoorschade aan het voertuig of het
brandstofklepje ontstaat.
BELANGRIJK Maak geen gebruik van
staalwol, schurende reinigingsmiddelen
of agressieve reinigingsmiddelen met
een hoog alkalinegehalte of bijtende
middelen op verchroomde of
geanodiseerde aluminium onderdelen.
Daardoor kan de beschermende laag
beschadigd worden. Bovendien kunnen
reinigingsmiddelen de lak verkleuren of
verouderen.
Spoel alle zeep zorgvuldig met
lauwwarm of koud water af. Laat de
zeep niet op de lak opdrogen.
211)
BELANGRIJK
211)Maak natte remmen droog door
langzaam te rijden, het gaspedaal los te
laten en de remmen diverse keren
voorzichtig in te drukken tot het
remvermogen weer normaal is. Rijden met
natte remmen is gevaarlijk. Door een
grotere remweg of de zijwaartse
verplaatsing van het voertuig tijdens het
remmen kan een ernstig ongeval worden
veroorzaakt. Door voorzichtig te remmen
kunt u vaststellen of de remmen zijn
aangetast.
182
ONDERHOUD EN ZORG
Page 185 of 236
BELANGRIJK
52)Om het aanzicht van de lak te
behouden, mogen er geen schuur- en/of
polijstmiddelen voor het reinigen van het
voertuig worden gebruikt.
53)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Was het voertuig
uitsluitend met de hand en gebruik
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig
onder bomen te parkeren; verwijder
plantaardige harsen onmiddellijk omdat
deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke
matheid van de lak kunnen aantasten.
Gebruik geen onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de voorruit en
achterruit te reinigen; verdun dit met
minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
BELANGRIJK
7)Schoonmaakmiddelen veroorzaken
waterverontreiniging. Was het voertuig
daarom op een plaats waar het afvalwater
direct wordt opgevangen en gezuiverd.
INTERIEUR
STOELEN EN STOFFEN
BEKLEDING
Onderhoud van de veiligheidsgordel
213) 214)
Maak de bevuilde stof schoon door het
af te deppen met een zachte doek
bevochtigd met een oplossing van
water en een neutraal reinigingsmiddel
(ongeveer 5%).
Verwijder het reinigingsmiddel met een
goed uitgewrongen doek bevochtigd
met schoon water.
Maak de veiligheidsgordels goed droog
en verzeker u ervan dat er geen vocht
op is achtergebleven alvorens de
veiligheidsgordels, die u voor de
reiniging uitgerold heeft, weer te laten
oprollen.
OPMERKING Maak vuile
veiligheidsgordels nauwgezet schoon.
Vies geworden veiligheidsgordels
kunnen later moeilijker worden
schoongemaakt. Bovendien is het
mogelijk dat ze daardoor minder goed
oprollen.
ONDERHOUD PLASTIC
ONDERDELEN
54)
Onderhoud bovenkant
instrumentenpaneel
212)
Maak het bevuilde deel schoon met een
zachte doek bevochtigd met een
oplossing van water en een neutraal
reinigingsmiddel (ongeveer 5%).
Verwijder het reinigingsmiddel met een
goed uitgewrongen doek bevochtigd
met schoon water.
BELANGRIJK
212)Sproei geen water in de cabine van
het voertuig. Het is gevaarlijk om water in
de cabine van het voertuig te sproeien
aangezien elektrische apparaten, zoals de
autoradio en de schakelaars nat kunnen
worden, waardoor een storing of brand kan
worden veroorzaakt.
213)Laat een veiligheidsgordel door het
Fiat Servicenetwerk vervangen als deze
gerafeld of beschadigd is. Beschadigde
veiligheidsgordels kunnen niet op het
volledige vermogen werken, waardoor
ernstig letsel of overlijden kan worden
veroorzaakt.
183
Page 186 of 236
214)Verwijder vuil met een neutraal
reinigingsmiddel van een veiligheidsgordel.
Wanneer organische oplosmiddelen voor
de reiniging van de veiligheidsgordels
worden gebruikt, kunnen de
veiligheidsgordel bevlekt raken of gebleekt
worden. In dit geval is het mogelijk dat ze
zwakker worden, waardoor ze niet op het
volledige vermogen kunnen werken.
Daardoor kan ernstig letsel of overlijden
worden veroorzaakt.
215)Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van het interieur van de auto. De
elektrostatische lading die door het wrijven
tijdens het reinigen ontstaat, kan brand
veroorzaken.
216)Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen
niet blootgesteld worden aan temperaturen
boven 50°C. Wanneer het voertuig in de
zon staat, kan de binnentemperatuur deze
waarde ruim overschrijden.
217)Er mogen geen voorwerpen op de
vloer onder de pedalen liggen; verzeker u
ervan dat de matten altijd vlak liggen en
geen contact met de pedalen maken.BELANGRIJK
54)Gebruik nooit alcohol, benzine en
hiervan afgeleide producten om het
dashboard en het glas van het
instrumentenpaneel te reinigen.
184
ONDERHOUD EN ZORG
Page 187 of 236
TECHNISCHE GEGEVENS
Alles dat u nuttig kunt vinden om te
begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt
en hoe het werkt is in dit hoofdstuk
vermeld en wordt toegelicht met
gegevens, tabellen en grafieken.
Voor de liefhebbers en de monteurs,
maar ook gewoon voor degenen die elk
detail van hun voertuig willen kennen.IDENTIFICATIEGEGEVENS......186
MOTOR..................187
BAND- EN WIELSPECIFICATIES . .188
GEWICHTEN...............190
AFMETINGEN..............191
VLOEISTOFINHOUD..........192
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN...........193
PRESTATIES...............196
BRANDSTOFVERBRUIK.......197
CO -EMISSIE...............198
RICHTLIJNEN VOOR DE
BEHANDELING VAN HET VOERTUIG
AAN HET EINDE VAN DE
LEVENSDUUR..............199
185
Page 188 of 236
IDENTIFICATIE
GEGEVENS
TYPEPLAATJE MET
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het typeplaatje met
identificatiegegevens is aan de
linkerzijde van de portierstijl
aangebracht fig. 152.
CHASSISNUMMER /
VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER
(Ierland / U.K.)
Chassisnummer: open het deksel
getoond op fig. 153 om het
chassisnummer te controleren.Voertuigidentificatienummerfig. 154.BANDENSPANNINGLABEL
Het bandenspanninglabel is voor
voertuigen met stuur links op de
linkerzijde van de portierstijl fig. 155 en
voor voertuigen met stuur rechts op de
rechterzijde van de portierstijl
aangebracht.
MOTORNUMMER
Het motornummerlabel is op de motor
aangebracht.
15210010103-121-001
15310010109-333-333
15410010104-122-001
15510010109-321-321
186
TECHNISCHE GEGEVENS
Page 189 of 236
MOTOR
218)
Versie 1.4 Turbo Multi Air 140HP
CyclusOtto
Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn
Boring en slag zuigers (mm) 72,0 x 84,0
Cilinderinhoud (cm³)1368
Compressieverhouding 9,8:1
Maximum vermogen (EEG) (kW) 103
Maximum vermogen (EEG) (pk) 140
overeenkomstig motortoerental (tpm) 5000
Maximumkoppel (EEG) (Nm) 240
Maximum koppel (EEG) (kgm) 24,5
overeenkomstig motortoerental (tpm) 2250
BougiesNGK SIKR9A7
Brandstof Loodvrije benzine 95 R.O.N. (EN 228-specificaties)
BELANGRIJK Gebruik geen staalborstel voor de reiniging van iridium doppen. Daardoor kan de fijnstof coating op de
iridiumlegering en platina dopjes beschadigd raken.
BELANGRIJK
218)Wijzigingen of reparaties aan het brandstoftoevoersysteem die niet correct zijn uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met
de technische systeemgegevens, kunnen storingen in de werking en zelfs brand tot gevolg hebben.
187
Page 190 of 236
BAND- EN
WIELSPECIFICATIES
VELGEN EN BANDEN
219)
55)
OPMERKING De banden passen
uitstekend bij het chassis van uw
voertuig. FCA beveelt u aan om de
banden te vervangen door banden van
het originele type dat op uw voertuig
gemonteerd was wanneer u de banden
vervangt. Neem voor meer informatie
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Controleer de bandenmaat en de
bandenspanning op het
bandenspanninglabel (zie de paragraaf
"Bandenspanning" in het hoofdstuk
"Onderhoud en zorg"). Nadat de
banden op spanning zijn gebracht,
moet het TPMS geïnitialiseerd worden,
zodat het systeem normaal kan werken
(zie "Initialisatie
bandenspanningsbewakingssysteem"
in het hoofdstuk "Veiligheid").
BELANGRIJK Als de gegevens in het
instructieboek afwijken van die van het
kentekenbewijs, dient men zich altijd
aan de gegevens van het
kentekenbewijs te houden. Voor derijveiligheid moeten alle wielen zijn
voorzien van banden van hetzelfde
merk en type.
BELANGRIJK Monteer geen
binnenbanden in tubeless banden.
BELANGRIJK
219)Als winterbanden met een lagere
snelheidscategorie dan die op het
kentekenbewijs is aangegeven worden
gebruikt, overschrijd dan niet de
maximumsnelheid die overeenkomt met de
snelheidscategorie van de gebruikte
banden.
BELANGRIJK
55)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/u niet. Vermijd kuilen,
trottoirbanden en stoepen en rijd geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen om
het voertuig en het wegdek niet te
beschadigen.
188
TECHNISCHE GEGEVENS