FIAT 500L 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 181 of 280

159)Als de accu met onvoldoende
vloeistof werkt, kan dit de accu
onherstelbaar beschadigen en een explosie
veroorzaken.
160)Als de auto langdurig gestald moet
worden bij zeer lage temperaturen,
verwijder dan de accu en breng deze naar
een verwarmde plek, om bevriezing te
voorkomen.
161)Bij werkzaamheden aan de accu of in
de buurt van de accu, moeten de ogen
altijd met een speciale bril beschermd
worden.
BELANGRIJK
69)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan de auto.
70)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
71)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
72)PARAFLU
UPantivriesvloeistof wordt
gebruikt in het motorkoelsysteem; gebruik
voor het bijvullen hetzelfde vloeistoftype
als het type dat al in het koelsysteem
zit. PARAFLU
UPmag niet met andere typen
antivriesvloeistoffen worden gemengd. Als
er toch bijgevuld is met een ongeschikt
product, start dan in geen geval de motor
en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.73)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
74)Onjuiste installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig. Als men
na aanschaf van het voertuig accessoires
wil monteren (diefstalbeveiliging, mobiele
telefoon enz.), ga dan naar een werkplaats
van het Fiat Servicenetwerk, die de meest
geschikte apparaten zal aanraden en zal
controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.
BELANGRIJK
3)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Het verdient aanbeveling de olie
en de filters te laten vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.
4)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor het
milieu. Het wordt geadviseerd contact
op te nemen met het Fiat Servicenetwerk
om de olie te laten verversen.
5)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
het vervangen van de accu contact op met
het Fiat Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
162) 163)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding van de accu te
ontkoppelen. Wanneer de elektrische
voeding weer op de accu wordt
aangesloten, controleer dan of de
startinrichting in de stand STOP staat
en of het bestuurdersportier gesloten is.
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een lage
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
179

Page 182 of 280

BELANGRIJK Controleer of de kabels
van de elektrische installatie correct zijn
aangesloten op de accu: de pluskabel
(+) op de plusklem en de minkabel
(-) op de minklem. De accuklemmen
zijn gemarkeerd met de symbolen plus
(+) en min (–), en zijn weergegeven
op het deksel van de accu. De
kabelklemmen moeten ook corrosievrij
zijn en stevig aan de klemmen
bevestigd worden. Als een acculader
van het "snelle" type wordt gebruikt
terwijl de accu in het is voertuig
gemonteerd, moeten eerst beide kabels
van de accu losgemaakt worden
alvorens de acculader aan te sluiten.
Gebruik geen "snellader" voor de
levering van startspanning.
BELANGRIJK De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Geadviseerd
wordt contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om deze
werkzaamheden te laten uitvoeren.
VERSIES ZONDER
Start&Stop SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van
de accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool
van de accu aan.
VERSIES MET
Start&Stop SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak stekker A fig. 170 los (door op
knop B te drukken) van de sensor C
voor controle van de accutoestand
(gemonteerd op de minklem D van de
accu);
sluit de pluskabel (+) van de
acculader aan op de pluspool (+) van
de accu;
sluit de minkabel (-) van de
acculader aan op de D-klem van de
minpool (-) van de accu;
schakel de acculader in. Schakel na
het opladen eerst de acculader uit
voordat deze wordt losgekoppeld van
de accu;
sluit de stekker A weer aan op de
sensor C van de accu.
BELANGRIJK
162)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd contact met huid en ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileerde
ruimte, ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
163)Probeer geen bevroren accu op te
laden; laat de accu eerst ontdooien om het
risico van een ontploffing te vermijden.
Als de accu bevroren is geweest, moet
door vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.
170F0Y0153C
180
ONDERHOUD EN ZORG

Page 183 of 280

RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
164)75)
WISSERBLADEN
VOORRUIT VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
hef de wisserarm op, druk op het
lipje fig. 171 van de springveer en
verwijder het wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het lipje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren;
laat de wisserarm voorzichtig op de
ruit zakken.WISSERBLAD
ACHTERRUIT
VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
til de afdekking A fig. 172 op, draai
de moer B los en verwijder de
wisserarm C;
plaats de nieuwe wisserarm op
correcte wijze, draai de moer B volledig
vast en breng de afdekking A omlaag.
SPROEIERS
Ruitensproeier
De sproeiers van de voorruit A fig. 173
kunnen niet versteld worden.Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie paragraaf “Controle van
vloeistofniveaus” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
Achterruitsproeier
De sproeiers van de achterruit zijn niet
verstelbaar. De sproeier bevindt zich
boven de achterruit fig. 174.
BELANGRIJK
164)Rijden met versleten wisserbladen is
bijzonder gevaarlijk, omdat het zicht onder
slechte weersomstandigheden daardoor
wordt beperkt.
171F0Y0114C
172F0Y0208C
173F0Y0209C
181

Page 184 of 280

BELANGRIJK
75)Schakel de ruitenwissers niet met van
de ruit opgeheven wisserbladen in.
DE AUTO
OPKRIKKEN
165)
76)
Als de auto opgeheven moet worden,
ga dan naar een Fiat dealer die is
uitgerust met een garagekrik of een
hefbrug.
BELANGRIJK
165)De auto mag alleen zijdelings worden
opgekrikt door de hefarmen van de
garagekrik of de brug te plaatsen in de
getoonde zones fig. 175en fig. 176 (om de
achterzijde op te tillen).
BELANGRIJK
76)Let bijzonder op bij het plaatsen van de
hefarmen van de brug of de garagekrik,
zodat eventueel aanwezige spoilers en
zijskirts niet beschadigd raken.
174F0Y0210C
175F0Y0266C
176F0Y0333C
182
ONDERHOUD EN ZORG

Page 185 of 280

WIELEN EN BANDEN
TIPS VOOR HET
OMWISSELEN VAN DE
BANDEN
166)77) 78) 79) 80)
De voor- en achterbanden zijn
onderhevig aan verschillende
belastingen en spanningen die te wijten
zijn aan stuurbewegingen, manoeuvres
en remmen. Daarom kunnen ze
ongelijkmatig verslijten.
Om dit probleem op te lossen, moeten
de banden op het juiste moment
worden verwisseld. Deze handeling
wordt aanbevolen voor banden met een
diep loopvlakprofiel, die geschikt zijn
voor zowel het rijden over verharde als
onverharde wegen.
Het omwisselen van banden draagt bij
tot het handhaven van de grip en
tractieprestaties op natte, modderige of
besneeuwde wegen, waarbij optimale
bestuurbaarheid van de auto wordt
gegarandeerd.
In geval van abnormale bandenslijtage,
moet de reden gevonden en
gecorrigeerd worden alvorens de
banden om te wisselen.
BELANGRIJK
166)Verwissel de banden niet kruislings als
ze van het "éénrichtingstype" zijn. Zorg er
in dat geval altijd voor dat er geen banden
gemonteerd worden met een draairichting
die tegengesteld is aan de richting die is
aangegeven, er bestaat een risico voor
verlies van grip en controle over het
voertuig.
BELANGRIJK
77)De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandendruk.
78)Als de bandendruk te laag is, kan de
band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
79)Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
80)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
CARROSSERIE
TIPS VOOR HET BEHOUD
VAN DE CARROSSERIE
Lakwerk
81)6)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Matgelakte versies
(voor bepaalde versies/markten)
Bepaalde versies hebben een
exclusieve matlak op het dak, die
speciale verzorging vereist om die in
goede conditie te houden.
82)
Auto wassen
Volg onderstaande aanwijzingen om de
auto correct te wassen:
verwijder de antenne van het dak
wanneer het voertuig gewassen wordt;
als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt,
houd dan een afstand van minimaal 40
cm t.o.v. de carrosserie aan om
beschadiging of aantasting te
voorkomen. Stagnerend water kan op
lange termijn leiden tot schade aan
de auto;
183

Page 186 of 280

maak de carrosserie eerst nat met
een waterstraal onder lage druk;
was de carrosserie met een zachte
spons met een lichte zeepoplossing
en spoel de spons regelmatig uit;
spoel goed af met schoon water en
droog met een luchtstraal of een
zeemleren lap.
BELANGRIJK
81)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen
schuur- en/of polijstmiddelen voor het
reinigen van het voertuig worden gebruikt.
82)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Gebruik voor het wassen
van de auto, uitsluitend met de hand,
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt
worden om het voertuig schoon te maken.
Vogelpoep moet zo snel en zo goed
mogelijk verwijderd worden, omdat hierin
bijzonder agressieve zuren aanwezig zijn.
Vermijd (indien mogelijk) om het voertuig
onder bomen te parkeren; verwijder
plantaardige harsen onmiddellijk omdat
deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke
matheid van de lak kunnen aantasten.
Gebruik geen onverdunde
ruitensproeiervloeistof om de voorruit en
achterruit te reinigen; verdun dit met
minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof
wanneer de buitentemperaturen dit
vereisen.
BELANGRIJK
6)Schoonmaakmiddelen veroorzaken
waterverontreiniging. Was daarom de auto
op een plaats waar het afvalwater direct
wordt opgevangen en gezuiverd.
184
ONDERHOUD EN ZORG

Page 187 of 280

TECHNISCHE GEGEVENS
Alles dat u nuttig kunt vinden om te
begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt
en hoe het werkt is in dit hoofdstuk
vermeld en wordt toegelicht met
gegevens, tabellen en grafieken. Voor
de liefhebbers en de monteurs, maar
ook gewoon voor degenen die elk detail
van hun auto willen kennen.IDENTIFICATIEGEGEVENS..............186
MOTOR ..........................................187
WIELEN ..........................................191
AFMETINGEN .................................199
PRESTATIES ...................................202
GEWICHTEN...................................205
VULINHOUDEN...............................216
VLOEISTOFFEN EN
SMEERMIDDELEN ..........................218
BRANDSTOFVERBRUIK .................222
CO2-EMISSIE ................................226
RICHTLIJNEN VOOR DE
BEHANDELING VAN DE AUTO
AAN HET EINDE VAN DE
LEVENSDUUR ................................230
185

Page 188 of 280

IDENTIFICATIEGEGEVENS
PLAATJE
VOERTUIGINDENTIFICATIE
NUMMER (VIN)
Deze is aangebracht aan de linkerkant
van de bagageruimte fig. 177 (til de mat
op voor toegang) en bevat de
volgende gegevens:
ANaam van de fabrikant.
BNummer typegoedkeuring.
CIdentificatiecode voertuigtype.
DChassisnummer.
EMax. toelaatbaar totaalgewicht van
de auto.
FMax. toelaatbaar totaalgewicht van
de auto met aanhanger.
GMax. toelaatbaar gewicht op eerste
(voor)as.
HMax. toelaatbaar gewicht op tweede
(achter)as.
IMotortype.
LCode van carrosserieversie.
MNummer voor onderdelen.
NCorrecte waarde van de
absorptiecoëfficiënt van de
rookgassen (voor dieselmotoren).
IDENTIFICATIEPLAATJE
CARROSSERIELAK
Deze is aangebracht aan de binnenkant
van de achterklep en bevat de
volgende gegevens fig. 178:
ALakfabrikant.
BKleurnaam.
CFiat kleurcode.
DKleurcode voor overspuiten en
bijwerken.CHASSISNUMMER
Dit is gestempeld op de dwarsbalk
onder de passagiersstoel en bevat de
volgende gegevens:
type voertuig;
chassisnummer.
MOTORCODE
Deze is op het cilinderblok ingeslagen
en vermeldt het type en het
motorserienummer.
177F0Y0501C
178F0Y0003C
186
TECHNISCHE GEGEVENS

Page 189 of 280

MOTOR
Versies 0.9 TwinAir Turbo Natural Power 0.9 TwinAir Turbo 105 pk
Typecode 312A2000 199B6000
Cyclus Otto Otto
Aantal en opstelling cilinders 2 in lijn 2 in lijn
Boring en slag zuigers (mm) 80,5 x 86,0 80,5 x 86,0
Cilinderinhoud (cm³) 875 875
Compressieverhouding 10 ± 0,2 10 ± 0,2
AARDGAS BENZINE
Maximum vermogen (EEG) (kW) 59 62,5 77
72
(*)
Maximum vermogen (EEG) (pk) 80 85 105
98(*)
overeenkomstig motortoerental (tpm) 5500 5500 5500
5750(*)
Maximumkoppel (EEG) (Nm) 145 145 145
120(*)
Maximum koppel (EEG) (kgm) 14,8 14,8 14,8
12,2(*)
overeenkomstig motortoerental (tpm) 2500 2000 2000
1750(*)
Bougies NGK ILKR9G8 of NGK ILKR9H8 NGK ILKR9G8
BrandstofAardgas voor
motorvoertuigenLoodvrije benzine 95
R.O.N. (EN228-
specificaties)Loodvrije benzine 95 R.O.N. (EN228-
specificaties)
Emissieniveau Euro 6 Euro 6
(*) Motorgegevens met ingedrukte ECO-knop
187

Page 190 of 280

Versies 1.4 16V 95 pk 1.4 16V 120 pk 1.4 16V 120 pk LPG
Typecode 843A1000 940B7000 940B7000
Cyclus Otto Otto Otto
Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn
Boring en slag zuigers (mm) 72,0 x 84,0 72,0 x 84,0 72,0 x 84,0
Cilinderinhoud (cm³) 1368 1368 1368
Compressieverhouding 11 ± 0,2 9,8 ± 0,2 9,8 ± 0,2
LPG BENZINE
Maximum vermogen (EEG) (kW) 70 88 88 88
Maximum vermogen (EEG) (pk) 95 120 120 120
overeenkomstig motortoerental (tpm) 6000 5000 5000 5000
Maximumkoppel (EEG) (Nm) 127 215 215 215
Maximum koppel (EEG) (kgm) 12,9 22 22 22
overeenkomstig motortoerental (tpm) 4500 2500 2500 2500
Bougies NGK DCPR7E-N-10 NGK IKR9J8 NGK IKR9J8
BrandstofLoodvrije benzine 95
R.O.N. (EN228-
specificaties)Loodvrije benzine 95
R.O.N. (EN228-
specificaties)LPG voor
motorvoertuigen
(EN589-specificatie)Loodvrije benzine 95
R.O.N. (EN228-
specificaties)
Emissieniveau Euro 6 Euro 6 Euro 6
188
TECHNISCHE GEGEVENS

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 280 next >