FIAT 500L 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: 500L, Model: FIAT 500L 2018Pages: 280, PDF Size: 4.78 MB
Page 171 of 280

km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Motorolie en oliefilter vervangen(2) (3)
De aandrijfriem(en) van hulporganen
vervangen(4)
Distributieriem vervangen
(behalve 1.3 16V MultiJet-versies)(4)
(2) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van het voertuig en wordt aangegeven
met een brandend lampje of een bericht op het instrumentenpaneel. Het mag echter nooit meer dan 2 jaar bedragen.
(3) Wanneer het voertuig voornamelijk gebruikt wordt voor stadsritten, dan moet het motoroliefilter elk jaar vervangen worden.
(4) Niet-stoffige omgevingen: aanbevolen maximumafstand 120.000 km. Ongeacht de kilometerstand, moet de riem om de 6 jaar vervangen worden. In stoffige
omgevingen en/of bij gebruik van het voertuig onder zware omstandigheden (koude klimaten, gebruik in de stad, periodes van langdurige stilstand) wordt een
maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen worden.
169
Page 172 of 280

km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Brandstoffilterelement vervangen (5)●●●
Luchtfilterelement vervangen (6)●●●●●
Remvloeistof verversen (7)●●●●●
Interieurfilter vervangen (6) (O) (●)
●●●●●
(5) Als de auto op brandstof rijdt van een kwaliteit die niet voldoet aan de betreffende Europese specificatie, moet dit filter om de 20.000 km vervangen worden
(6) As het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 20.000 km vervangen worden.
(7) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand
(O) Aanbevolen werkzaamheden
(●) Verplichte werkzaamheden
170
ONDERHOUD EN ZORG
Page 173 of 280

MOTORRUIMTE.
NIVEAUS CONTROLEREN
149) 150) 151)69)
0.9 TwinAir Turbo 105 pk versies
A. Oliepeilstok / B. Motoroliedop/vulopening / C. Motorkoelvloeistof / D. Vloeistof ruitensproeiers/achterruitsproeier / E.
Remvloeistof / F. Accu
164F0Y0180C
171
Page 174 of 280

1.4 16V 95 pk versies
A. Oliepeilstok / B. Motoroliedop/vulopening / C. Motorkoelvloeistof / D. Vloeistof ruitensproeiers/achterruitsproeier / E.
Remvloeistof / F. Accu
165F0Y0181C
172
ONDERHOUD EN ZORG
Page 175 of 280

1.4 16V 120 pk versies
A. Oliepeilstok / B. Motoroliedop/vulopening / C. Motorkoelvloeistof / D. Vloeistof ruitensproeiers/achterruitsproeier / E.
Remvloeistof / F. Accu
166F0Y0399C
173
Page 176 of 280

1.3 16V MultiJet versies
A. Oliepeilstok / B. Motoroliedop/vulopening / C. Motorkoelvloeistof / D. Vloeistof ruitensproeiers/achterruitsproeier / E.
Remvloeistof / F. Accu
167F0Y0182C
174
ONDERHOUD EN ZORG
Page 177 of 280

1.6 16V 105 pk MultiJet-versies (versie voor bepaalde markten)
A. Oliepeilstok / B. Motoroliedop/vulopening / C. Motorkoelvloeistof / D. Vloeistof ruitensproeiers/achterruitsproeier / E.
Remvloeistof / F. Accu
168F0Y0314C
175
Page 178 of 280

1.6 16V 120 pk MultiJet-versies
A. Oliepeilstok / B. Motoroliedop/vulopening / C. Motorkoelvloeistof / D. Vloeistof ruitensproeiers/achterruitsproeier / E.
Remvloeistof / F. Accu
169F0Y0413C
176
ONDERHOUD EN ZORG
Page 179 of 280

MOTOROLIE
152)70) 71)3)
Controleer of het oliepeil zich tussen het
MIN- en MAX-teken op de peilstok A
bevindt. Wanneer het olieniveau nabij of
onder het MIN-teken komt, moet olie
bijgevuld worden via de vulopening
B tot aan het MAX-teken.
Trek de oliepeilstok A naar buiten, maak
hem schoon met een niet-pluizende
doek en zet hem terug. Neem de
motoroliepeilstok weer uit en controleer
of het peil tussen het MIN- en
MAX-teken op de peilstok staat.
Uitsluitend 0.9 TwinAirTurbo-
versies
Draai de dop los, maak de peilstok
schoon met een niet pluizende doek,
breng de peilstok weer in en draai
de dop weer vast. Draai de dop weer
los en controleer of het peil zich tussen
het MIN- en MAX-teken op de peilstok
bevindt.OPMERKING Als het display op het
instrumentenpaneel op 0.9
TwinAirTurbo-versies de melding geeft
dat de motorolie moet worden bijgevuld
tot MAX, nadat de motorolie tot MAX
is bijgevuld, moet het Instellingenmenu
op het instrumentenpaneel worden
gebruikt om te bevestigen dat dit is
gebeurd (zie de paragraaf “Display” in
het hoofdstuk “Kennismaking met
het instrumentenpaneel”).
Motorolieverbruik: het maximale
motorolieverbruik is gewoonlijk 400
gram elke 1000 km. Tijdens de eerste
gebruiksperiode van het voertuig moet
het motorolieverbruik na de eerste 5000
- 6000 km als gestabiliseerd worden
beschouwd.
MOTORKOELVLOEISTOF
153)72)
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop C los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".VLOEISTOF VOOR
RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
154) 155)
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop D los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
BELANGRIJK De koplampsproeiers
zullen niet werken bij een laag
ruitensproeiervloeistofniveau, ook al
blijven de ruitensproeiers/
achterruitsproeier werken. Op bepaalde
versies zit er een referentiemarkering
op de peilstok. ALLEEN de voorruit/
achterruitwisser werkt met het niveau
onder deze referentie.
REMVLOEISTOF
156) 157)73)
Controleer of de vloeistof op het
maximumniveau staat. Maak, als het
vloeistofniveau te laag is, de
reservoirdop E los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
177
Page 180 of 280

VLOEISTOF VOOR
DUALOGIC-
VERSNELLINGSBAK
4)
Het transmissievloeistofniveau mag
uitsluitend gecontroleerd worden bij een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk.
ACCU
158) 159) 160) 161)5)74)
Het elektrolyt van de accu hoeft niet te
worden bijgevuld met gedestilleerd
water. Een periodieke controle bij het
Fiat Servicenetwerk is echter
noodzakelijk om de efficiëntie te
verifiëren.
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
dit aan te geven. Draai voor deze
procedure het stuurwiel van het ene
uiteinde naar het andere terwijl op een
rechtlijnig traject van ongeveer honderd
meter wordt gereden.
BELANGRIJK Als het laadniveau
gedurende langere tijd onder 50% blijft,
raakt de accu door sulfatering
beschadigd. Hierdoor verminderen de
capaciteit en het startvermogen.ONDERHOUD
AIRCONDITIONING
SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning
minstens eens per maand ongeveer
10 minuten in. Laat vóór het begin van
het zomerseizoen het systeem
controleren door het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
149)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
150)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden. Vergeet niet dat bij een
warme motor de ventilator onverwacht
kan inschakelen: gevaar voor letsel. Sjaals,
dassen of andere loszittende kleding
kunnen door de bewegende onderdelen
worden meegetrokken.
151)Wees voorzichtig bij het bijvullen en
meng nooit verschillende soorten
vloeistoffen: alle vloeistoffen zijn specifiek
en het mengen ervan kan de auto ernstig
beschadigen.
152)Wacht voor het bijvullen van de
motorolie tot de motor is afgekoeld
alvorens de vuldop los te maken. Dit geldt
in het bijzonder voor voertuigen met een
aluminium vuldop (waar aanwezig).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!153)Het koelsysteem staat onder druk.
Vervang, indien nodig, de dop alleen door
een origineel exemplaar om de werking van
het systeem niet negatief te beïnvloeden.
Draai bij warme motor de dop van het
reservoir niet los: gevaar voor
brandwonden.
154)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeiervloeistofreservoir:
ruitensproeiers zijn van fundamenteel
belang voor een goed zicht. Herhaaldelijke
werking van het systeem zonder vloeistof
kan leiden tot schade aan of snelle
verslechtering van sommige
systeemcomponenten.
155)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn licht
ontvlambaar. De motorruimte omvat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.
156)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
157)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Het
gebruik van minerale vloeistoffen kan de
speciale rubberen pakkingen in het
remsysteem onherstelbaar beschadigen.
158)Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen. Houd
open vuur en vonkvormende apparaten uit
de buurt van de accu: brand- en
explosiegevaar.
178
ONDERHOUD EN ZORG