FIAT DUCATO 2012 Instructieboek (in Dutch)
Page 201 of 288
197
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0N0098mfig. 207
F0N0097mfig. 208
F0N0172mfig. 209
F0N0171mfig. 210
Page 202 of 288
198
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast op dashboard fig. 205-206
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlicht F12 7,5
Linker dimlicht F13 7,5
Relais regeleenheid motorruimte, instrumentenpaneel relais regeleenheid (+sleutel) F31 5
Plafondverlichting inzittendenruimte (+accu) F32 7,5
Accusensor voor Start&Stop uitvoeringen (+accu) F33 20
Interieurverlichting minibus (noodgevallen) F34 20
Radio, aircobediening, alarm, tachograaf, "accu-cut-of"-regeleenheid,
Webasto timer (+accu) F36 10
Bediening remlichten (primair), derde remlicht, instrumentenpaneel (+sleutel) F37 7,5
Portiervergrendeling (+accu) F38 20
ABS, ASR, ESP, remlichtbediening (secundair) (+sleutel) F42 5
Ruitensproeier (+sleutel) F43 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F47 20
Elektrische ruitbediening passagierszijde F48 20
Regeleenheid parkeersensor, radio, bedieningsorganen op het stuurwiel,
middelste dashboard, linker dashboard, aanvullend dashboard,
"accu-cut-of"-regeleenheid (+sleutel) F49 5
Airbag (+sleutel) F50 7,5
Airconditioningsysteem, regeleenheid stuurbekrachtiging, achteruitrijlichten,
sensor water in dieselfilter, debietmeter, tachograaf (+sleutel) F51 5
Page 203 of 288
199
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Instrumentenpaneel (+accu) F53 7,5
AfwezigF89 –
Linker grootlicht F90 7,5
Rechts grootlicht F91 7,5
Linker mistlampen voor F92 7,5
Rechts mistlampen voor F93 7,5
Page 204 of 288
200
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Zekeringenkast in motorruimte fig. 207-208
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
ABS pomp (+accu) F01 40
Voorgloeibougies (+accu) F02 50
Startschakelaar (+accu) F03 30
Koplampsproeier (+accu) F04 30
Verstuiver voor Puma motoruitvoering/ventilatie interieur met webasto,
automatische versnellingsbakpomp (+accu) F05 20/20
Hoge snelheid koelventilator (+accu) F06 40/60
Lage snelheid koelventilator (+accu) F07 40/50
Ventilator inzittendenruimte (+sleutel) F08 40
Stopcontact achter (+accu) F09 15
ClaxonF10 15
Elektrisch systeem (secundaire verbruikers) F11 15
Stopcontact (+accu) F14 15
Aansteker (+accu) F15 10
Elektrisch systeem (+sleutel) F16 7,5
Elektrisch systeem (primaire verbruikers) F17 10
Motorregeleenheid, automatische versnellingsbakregeleenheid (+accu) F18 7,5
Aircocompressor F19 7,5
Ruitenwissers F20 30
Brandstofpomp F21 15
Elektrisch systeem (primaire verbruikers) F22 20
ABS-kleppenF23 30
Extra bedieningspaneel voor verstellen en neerklappen spiegels (+sleutel) F24 15
Spiegelverwarming F30 15
Page 205 of 288
201
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Zekeringenkast (optionals) op de middenstijl rechts fig. 209-210
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
AfwezigF54 –
Stoelverwarming F55 15
Stopcontact inzittenden achter F56 15
Extra verwarming onder de stoel F57 10
Verwarmde achteruitkijkspiegel links F58 15
Verwarmde achteruitkijkspiegel rechts F59 15
AfwezigF60 –
AfwezigF61 –
AfwezigF62 –
Extra verwarmingsbediening inzittende F63 10
AfwezigF64 –
Extra verwarmingsaanjager inzittende F65 30
Page 206 of 288
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu
dient slechts ter informatie. Wendt u bij voorkeur tot het
Fiat Servicenetwerk om deze werkzaamheden uit te laten
voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met een lage
stroomsterkte (ampèrage) gedurende ca. 24 uur op te laden.
Als u de accu snel oplaadt met een hoge stroomsterkte, kan
de accu worden beschadigd. Ga voor het opladen als volgt te
werk:
❒maak de klem los van de minpool op de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan op de accupolen; let
hierbij op de polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒aan het einde van het opladen: schakel eerst de acculader
uit en koppel dan de accu los;
❒sluit de klem weer aan op de minpool van de accu.
202
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De vloeistof in de accu is giftig en corrosief.
Vermijd het contact met de huid en de ogen.
Het opladen van de accu moet worden uitgevoerd in
een goed geventileerde ruimte, ver verwijderd van
open vuur en vonkvormende apparaten: brand- en
ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Probeer een bevroren accu niet op te laden:
eerst moet de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu
bevroren is geweest, moet door deskundig personeel
worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor
de giftige en corrosieve vloeistof kan weglekken.
ATTENTIE!
Page 207 of 288
F0N0340mfig. 211
OPKRIKKEN VAN DE AUTO
Als de auto opgekrikt moet worden, wendt u dan tot een
werkplaats van het Fiat Servicenetwerk. Deze beschikt over
een garagekrik of hefbrug.
De auto mag uitsluitend aan de zijkanten worden opgekrikt
door de hefarm van de garagekrik of de hefbrug te plaatsen,
zoals in de figuur 211 is afgebeeld.
203
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Start de motor niet tijdens het slepen van de
auto.
ATTENTIE!
Schakel voordat de auto gesleept wordt, het
stuurslot uit ( zie paragraaf “Start-
/contactslot” in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”).
Houd er tijdens het slepen rekening mee dat de rem-
en stuurbekrachtiging niet werken als de motor niet
draait, waardoor meer kracht nodig is voor de
bediening van het rempedaal en het stuur. Gebruik
voor het slepen geen elastische kabels en rijd zo
gelijkmatig mogelijk. Controleer tijdens het slepen of de
sleepkabel geen carrosseriedelen kan beschadigen.
Houdt u bij het slepen van een auto aan de wettelijke
voorschriften. Dit geldt zowel voor het slepen zelf als
voor het gedrag naar andere weggebruikers.
ATTENTIE!
SLEPEN VAN DE AUTO
De auto is uitgerust met twee sleepogen.
Het sleepoog voor bevindt zich in de gereedschapset onder
de passagiersstoel. Bij de uitvoeringen met
bandenreparatieset Fix&Go en zonder reservewiel, is de
gereedschapset uitsluitend als optional leverbaar voor
bepaalde uitvoeringen/markten. Als er geen gereedschapset
aanwezig is, dan is het sleepoog van de auto samen met het
Instructieboek opgeborgen in de map met de
boorddocumentatie.
Page 208 of 288
F0N0117mfig. 215F0N0135mfig. 213
F0N0136mfig. 214
❒pak de schroevendraaier uit de gereedschapset en
verwijder hiermee de dop C-fig. 214 op het aangegeven
punt;
❒pak het sleepoog D uit de gereedschapset en draai het op
de schroefdraadpen fig. 214.
Het sleepoog achter B-fig. 215 bevindt zich op het in de
afbeelding aangegeven punt.
204
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Ga voor het gebruik als volgt te werk:
❒Open de klep A en verwijder deze zoals is aangegeven in
fig. 212;
❒draai de vergrendelknop B linksom en verwijder de knop
fig. 212 zodat het vak uitgeschoven kan worden fig. 213;
F0N0134mfig. 212
Page 209 of 288
205
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een
lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig
mogelijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks controle- en
onderhoudsbeurten samengesteld die om de 48.000 km
(afhankelijk van de motoruitvoering) moet worden
uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd onderhoud niet
volledig toereikend is om de auto in optimale staat te
houden: zowel in de beginperiode voor de servicebeurt bij
48.000 kilometer als daarna, tussen twee servicebeurten in,
moet regelmatig wat aandacht aan de auto worden
geschonken. Controleer bijvoorbeeld regelmatig de
bandenspanning en de vloeistofniveaus en vul deze laatste zo
nodig bij.BELANGRIJK De servicebeurten van het Geprogrammeerd
Onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben.
De werkzaamheden van het Geprogrammeerd Onderhoud
kunnen door alle vestigingen van het Fiat Servicenetwerk
tegen vaste tarieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het uitvoeren
van de diverse inspecties en controles van het
geprogrammeerd
onderhoud worden uitsluitend na toestemming van de klant
uitgevoerd.
BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele kleine defecten
onmiddellijk door het Fiat Servicenetwerk te laten verhelpen
en daarmee niet te wachten tot de volgende servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van
aanhangers, moeten er kortere intervallen worden
aangehouden voor de werkzaamheden van het
geprogrammeerd onderhoud.
Page 210 of 288
206
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●●
●●
●●●
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
x 1000 km 48 96 144 192 240
Maanden 24 48 72 96 120
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, inzittendenruimte, opbergvak,
lampje instrumentenpaneel, enz.) controleren
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig
de sproeiers afstellen
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
(voor versies/markten, daar waar aanwezig)
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(koelsysteem, hydraulisch rem- koppelingssysteem, ruitensproeiers, accu enz.)
Visueel de conditie controleren van aandrijfriem(en) van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner) (uitvoeringen 130-150-180 Multijet)
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner) (▲)
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
zonder automatische riemspanner) (uitvoeringen 130-150-180 Multijet) (▲)
(
▲) Bij de eerste verversing van de motorolie, moet de spanning van de aandrijfriem van de hulporganen gecontroleerd worden.